18 JANUARI 1993. - Koninklijk besluit betreffende de wegzending uit het leger van de dienstplichtigen en de militairen met onbepaald verlof. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-02-1993 en tekstbijwerking tot 18-07-1997)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wegzending uit het leger bij toepassing van artikel 71bis, 1°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De uitwerking van de wegzending uit het leger bij toepassing van artikel 71bis, 1° en 2°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 5-6
Bijlage.
Art. N1
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Dit besluit is toepasselijk op de dienstplichtige die de hoedanigheid van militair heeft verworven en op de militair met onbepaald verlof, met uitzondering van de reserveofficier en de reserveonderofficier.
Voor de toepassing van dit besluit wordt elk van de in het eerste lid bedoelde personen " militair " genoemd.
HOOFDSTUK II. - Wegzending uit het leger bij toepassing van artikel 71bis, 1°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten.
Art.2. De maatregel van wegzending uit het leger voorzien in artikel 71bis, 1°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten wordt genomen door de chef van de generale staf, of, in geval beroep wordt ingesteld, door de Minister van Landsverdediging, op de met redenen omklede voordracht van de meerdere die ten opzichte van de betrokken militair de bevoegdheid van korpscommandant uitoefent.
De militair wordt volstrekt onverbeterlijk en onwaardig bevonden om deel uit te maken van het leger in volgende gevallen :
1° indien hij één of meer veroordelingen of tuchtstraffen heeft opgelopen voor feiten die duidelijk de onmogelijkheid doen blijken om hem te verbeteren;
2° indien hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die onverenigbaar zijn met de hoedanigheid van militair en waaruit duidelijk blijkt dat zijn aanwezigheid in de krijgsmacht nadelig is voor de tucht of de goede naam van het leger.
Art.3. § 1. In de gevallen bedoeld in artikel 2, 1° en 2°, maakt de korpskommandant van betrokkene een voorstel van wegzending uit het leger op, waarin een omstandig verslag is opgenomen met :
1° een uiteenzetting van de feiten;
2° een met redenen omkleed advies over de ernst van de feiten waaruit blijkt dat de militair volstrekt onverbeterlijk en onwaardig bevonden wordt om deel uit te maken van het leger.
De korpscommandant stelt betrokkene in kennis van het voorstel van wegzending vooraleer het wordt ingediend bij de chef van de generale staf.
§ 2. De kennisgeving van het voorstel van wegzending geschiedt aan de militair in persoon.
Indien de militair opgesloten is, kan de kennisgeving van het voorstel van wegzending geldig gedaan worden door de directeur van de strafinrichting.
§ 3. Indien de kennisgeving van het voorstel van wegzending niet aan de militair in persoon kan geschieden, wordt de kennisgeving geldig gedaan bij een door de militaire overheid tegen ontvangbewijs aan de postdienst afgegeven aangetekende brief met in bijlage het voorstel van wegzending, gericht aan :
1° de woonplaats van de betrokkene;
2° de burgemeester van de woonplaats van betrokkene, of zo zijn woonplaats onbekend is, aan de burgemeester van zijn militiewoonplaats.
In dit geval wordt de kennisgeving geacht verricht te zijn op de derde werkdag na de dag vermeld op het ontvangstbewijs van de door de militaire overheid aan de postdienst afgegeven aangetekende brief.
§ 4. De betrokkene kan een verweerschrift indienen bij de korpscommandant binnen de vijf werkdagen na kennisgeving van het voorstel van wegzending.
Ten einde het verweerschrift toe te lichten wordt hij op zijn verzoek gehoord door de korpscommandant of indien deze laatste dit nodig acht. In voorkomend geval mag hij zich laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze.
In zijn verweerschrift doet de betrokkene de aanvraag om alleen of met zijn raadsman te worden gehoord. De betrokkene en, in voorkomend geval, diens raadsman worden gehoord door de korpscommandant uiterlijk de tiende werkdag na kennisgeving van het voorstel.
§ 5. Het voorstel van wegzending en, in voorkomend geval, het verweerschrift met de aanvullende opmerkingen van de korpscommandant worden vervolgens overgemaakt aan de chef van de generale staf die beslist over de wegzending.
De kennisgeving van de beslissing van wegzending genomen door de chef van de generale staf geschiedt, naargelang van het geval, op de wijze bepaald in § 2 of § 3 door middel van een aangetekende brief met in bijlage de beslissing van wegzending. Tegen deze beslissing kan schriftelijk beroep worden ingesteld binnen een termijn van vijftien dagen na kennisgeving van voormelde beslissing.
In dit geval neemt de Minister van Landsverdediging kennis van het dossier en beslist op stukken.
De korpscommandant van betrokkene wordt van de definitieve beslissing op de hoogte gesteld.
HOOFDSTUK III. - De uitwerking van de wegzending uit het leger bij toepassing van artikel 71bis, 1° en 2°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten.
Art.4. § 1. De korpscommandant neemt akte van de maatregel van wegzending uit het leger door het opstellen van het bulletin van wegzending, overeenkomstig het model in bijlage van dit besluit, wanneer hij op de hoogte wordt gesteld van hetzij :
1° de definitieve beslissing van wegzending genomen door de chef van de generale staf of, in geval beroep werd ingesteld, door de Minister van Landsverdediging overeenkomstig artikel 71bis, 1°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten;
2° één of meerdere veroordelingen bepaald bij artikel 15, § 1, 2°, 3° en 4°, van de gecoördineerde dienstplichtwetten overeenkomstig artikel 71bis, 2°, van dezelfde wetten.
§ 2. De kennisgeving van de maatregel van wegzending geschiedt aan de militair in persoon door voorlegging van het bulletin van wegzending. De militair dateert en tekent het bulletin van wegzending voor kennisneming en ontvangt er een afschrift van.
Indien de militair opgesloten is, kan de kennisgeving van de wegzending geldig gedaan worden door de directeur van de strafinrichting.
§ 3. Indien de kennisgeving van de maatregel van wegzending niet aan de militair in persoon kan geschieden, wordt de kennisgeving geldig gedaan bij een door de militaire overheid tegen ontvangstbewijs aan de postdienst afgegeven aangetekende brief met in bijlage het bulletin van wegzending, gericht aan :
1° de woonplaats van de betrokkene;
2° de burgemeester van de woonplaats van betrokkene, of zo zijn woonplaats onbekend is, aan de burgemeester van zijn militiewoonplaats.
§ 4. De wegzending heeft uitwerking :
1° de dag volgend op deze van de kennisgeving van het bulletin van wegzending aan de militair in persoon, behalve wanneer een latere datum expliciet vermeld wordt;
2° in geval de kennisgeving niet aan de militair in persoon kan plaatshebben, de derde werkdag na de dag vermeld op het ontvangstbewijs van de door de militaire overheid aan de postdienst afgegeven aangetekende brief met in bijlage het bulletin van wegzending, behalve wanneer een latere datum expliciet vermeld wordt.
§ 5. De militair voor wie de wegzending uitwerking krijgt terwijl hij in behandeling is in een militair hospitaal kan verder verzorgd worden als burger, tot hij dit hospitaal verlaat omdat hij het vraagt of omdat een militair geneesheer van het actief kader vaststelt dat zijn gezondheidstoestand het mogelijk maakt.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.5. De chef van de generale staf is de overheid die de maatregel van wegzending uit het leger opheft bij toepassing van artikel 15, § 5, van de gecoördineerde dienstplichtwetten.
Art.6. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N1. Bijlage 1. - Bulletin van wegzending uit het leger. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 13/02/1993, p. 3331>
<Gewijzigd bij KB 1997-06-09/38, art. 1; Inwerkingtreding : 28-07-1997, zie B.St. 18-07-1997, p. 18899>