24 DECEMBER 1992. - [Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst] (KB 1994-12-29/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-01-1995)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-12-1992 en tekstbijwerking tot 27-01-1995)
Art. 1-6, 6bis, 6ter, 7-8
Artikel 1. <KB 1994-12-29/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 27-01-1995> De risico's bedoeld in de artikelen 30, § 2, 31, § 3, en 36, § 2, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, hierna te noemen " de wet ", zijn :
1° schade aan goederen voor de risico's andere dan deze bedoeld in artikel 67, § 2, van de wet voor zover ze verzekerd zijn tegen één van de volgende gevaren : brand, explosie, storm, hagel, vorst, natuurrampen, aardverzakkingen of kernenergie;
2° de verzekeringen van de risico's inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid met uitsluiting van de risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen, van de risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven en de risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de brandverzekering - eenvoudige risico's alsmede de risico's van dezelfde aard die op aanvullende of bijkomende wijze gedekt worden in een andere verzekeringsovereenkomst;
3° diverse geldelijke verliezen voor zover ze betrekking hebben op goederen bedoeld in 1°;
4° alle risico's bouwplaatsen voor zover de verzekering een goed betreft bedoeld in 1°;
5° de risico's die op aanvullende of bijkomende wijze gedekt worden in de overeenkomsten gesloten overeenkomstig de wet van 3 juli 1967 betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en van beroepsziekten in de overheidssector en de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Art.2. Voor de uitvoering van artikel 44, § 2 van de wet wanneer, met uitzondering van de verzekering machinebreuk, de verzekeringsovereenkomst, afzonderlijk verzekerde bedragen vermeldt, moet zij een overdraagbaarheidsformule bevatten naar luid waarvan, bij schadegeval, als blijkt dat sommige bedragen groter zijn dan die welke voortvloeien uit de in de overeenkomst overeengekomen schattingsregels, het overschot verdeeld zal worden over de bedragen met betrekking tot de onvoldoende verzekerde en al dan niet beschadigde goederen en dit prorata van de tekorten van de bedragen en evenredig met de toegepaste premievoeten.
De overdraagbaarheid wordt slechts toegestaan voor goederen die tot hetzelfde geheel behoren en op dezelfde plaats gelegen zijn. Wat de verzekering tegen diefstal betreft is de overdraagbaarheid slechts verplicht met betrekking tot de inhoud.
Art.3. § 1. Voor de uitvoering van artikel 44, § 2 van de wet zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op de verzekeringsovereenkomsten waarbij eenvoudige risico's bedoeld bij artikel 5 van dit besluit in hoofdzaak verzekerd worden tegen schade veroorzaakt door één van de hierna opgesomde gevaren, of waarbij de burgerrechtelijke aansprakelijkheid dienomtrent wordt gedekt :
- brand en aanverwante gevaren zoals blikseminslag, ontploffing, implosie, neerstorten van of getroffen worden door luchtvaartuigen of door voorwerpen die ervan afvallen of eruit vallen en door het getroffen worden door enig ander voertuig of door dieren;
- elektriciteit;
- aanslagen en flicten;
- storm, hagel, sneeuwdruk;
- natuurrampen;
- water;
- glasbreuk;
- diefstal;
- onrechtstreekse verliezen;
- bedrijfsschade waarbij een dagelijkse vergoeding wordt gewaarborgd.
§ 2. Bij verzekering van een woning door de eigenaar of de huurder is de verzekeraar ertoe geouden aan de verzekeringnemer een stelsel voor te stellen dat, wanneer het juist toegepast wordt en de verzekerde bedragen geïndexeerd zijn of er geen verzekerde bedragen zijn, de afschaffing van de evenredigheidsregel van bedragen voor het aangeduide gebouw tot gevolg heeft.
Het door de verzekeraar voorgestelde stelsel mag voor de verzekeringnemer geen bijkomende kosten meebrengen bij het sluiten van de overeenkomst, voor de verzekering van een normale woning.
De verzekeraar moet het bewijs leveren van de naleving van de bepalingen van het eerste lid; bij ontstentenis daarvan mag de evenredigheidsregel van bedragen niet worden toegepast.
§ 3. De evenredigheidsregel van bedragen wordt niet toegepast :
1° als de ontoereikendheid van het verzekerde bedrag niet meer bedraagt dan 10 % van het bedrag dat verzekerd had moeten zijn;
2° op de verzekering van de aansprakelijkheid van een huurder of van een gebruiker van een gedeelte van het gebouw indien het verzekerde bedrag ten minste overeenstemt met :
- hetzij de werkelijke waarde van het gedeelte dat de verzekerde huurt of gebruikt in het aangeduide gebouw;
- hetzij 20 maal :
= de jaarlijkse huurprijs verhoogd met de lasten in het geval van de gedeeltelijke huurder; de bedoelde lasten dienen niet de verbruikskosten te omvatten voor verwarming, water, gas of elektriciteit. Indien deze forfaitair in de huurprijs begrepen zijn, worden ze er van afgetrokken;
= de jaarlijkse huurwaarde van de gebruikte gedeelten, vermeerderd met de lasten in het geval van de gedeeltelijke gebruiker.
Indien de voornoemde aansprakelijkheid voor een lager bedrag verzekerd is, wordt de evenredigheidsregel toegepast in de verhouding die bestaat tussen :
- het werkelijk verzekerde bedrag, en
- een bedrag dat overeenstemt met twintig maal de jaarlijkse huurprijs verhoogd met de lasten of, bij gebrek aan verhuring, twintig maal de jaarlijkse huurwaarde van de gebruikte gedeelten vermeerderd met de lasten, zonder dat het op die wijze verkregen bedrag de werkelijke waarde van het gedeelte dat de verzekerde huurt of gebruikt, mag overschrijden;
3° op de waarborgen betreffende de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst;
4° op de diverse kosten die als bijkomende waarborg verzekerd worden bij de verzekerde gevaren;
5° in een verzekering op absoluut eerste risico, te weten een ten belope van een bepaald bedrag toegestane verzekering, ongeacht de waarde van de aangeduide goederen;
6° in de verzekering volgens aangenomen waarde.
Art.4. § 1. (Voor de verzekeringen inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid worden de in artikel 52 van de wet bedoelde reddingskosten integraal door de verzekeraar gedragen, voor zover het geheel van de schadeloosstelling en van de reddingskosten per verzekeringnemer en per schadegeval het verzekerde maximumbedrag niet overschrijdt.
Boven het verzekerde totaalbedrag kunnen de reddingskosten beperkt worden tot :
1° 20 miljoen frank wanneer het verzekerde totaalbedrag lager is dan of gelijk is aan 100 miljoen frank;
2° 20 miljoen frank plus 20 pct. van het verzekerde totaalbedrag wanneer dit tussen 100 en 500 miljoen frank ligt;
3° 100 miljoen frank plus 10 pct. van het deel van het verzekerde totaalbedrag boven 500 miljoen frank, met een maximumbedrag van 400 miljoen frank reddingskosten.) <KB 1994-12-29/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 27-01-1995>
§ 2. Voor de zaakverzekeringen zijn de reddingskosten bedoeld in § 1 gelijk aan het verzekerd bedrag maar zij kunnen beperkt worden tot een maximumbedrag van 750 miljoen frank.
§ 3. De bedragen bedoeld bij §§ 1 en 2 zijn gekoppeld aan het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindexcijfer dat van november 1992, namelijk 113,77 (basis 1988 = 100).
Art.5. § 1. Onder eenvoudig risico bedoeld in artikel 67, § 2, van de wet, wordt verstaan elk goed of geheel van goederen, waarvan de verzekerde waarde niet meer bedraagt dan F 30 000 000. Voor de berekening van dat bedrag worden in aanmerking genomen alle verzekeringsovereenkomsten die hetzelfde voorwerp hebben betrekking hebben op goederen die zich op een zelfde plaats bevinden en gesloten zijn door eenzelfde verzekeringnemer, door een der verzekerden of door een vennootschap of een vereniging waarin de verzekeringnemer of een verzekerde een meerderheidsbelang heeft of kennelijk een overwicht in de beslissingsmacht heeft.
§ 2. Het bedrag vermeld in § 1 wordt op F 965 000 000 gebracht voor de hiernavolgende goederen :
1° bureaus en woningen met inbegrip van de appartements- of kantoorgebouwen voor zover niet meer dan 20 % van de totale oppervlakte van het gelijkvloers en de andere verdiepingen samen als handelsruimte wordt gebruikt;
2° de landbouw-, tuinbouw-, wijnbouw-, fruitteeltbedrijven en fokkerijen;
3° de lokalen bestemd voor de uitoefening van vrije beroepen, behalve de apotheken;
4° de lokalen gebruikt door de religieuze instellingen zoals cultusplaatsen, abdijen en kloosters, alsook de parochiezalen;
5° de lokalen bestemd voor culturele, sociale en filosofische activiteiten;
6° de gebouwen bestemd voor het verstrekken van onderwijs, met uitzondering van die bestemd voor hoger onderwijs;
7° de muziekconservatoria, de musea en de bibliotheken;
8° de inrichtingen die uitsluitend voor sportactiviteiten worden aangewend;
9° de medische verzorgingsinrichtingen, sanatoria, preventoria, klinieken, hospitalen, kindertehuizen, rusthuizen voor bejaarden.
§ 3. De bedragen vermeld in §§ 1 en 2 van dit artikel zijn gekoppeld aan de evolutie van het ABEX-indexcijfer met als basisindexcijfer dat van het eerste semester van het jaar 1988, namelijk 375.
§ 4. Van het toepassingsgebied van dit artikel zijn evenwel uitgesloten :
1° de verzekeringen alle risico's betreffende juwelen, kunstwerken, bontmantels, fototoestellen of audiovisuele apparaten alsmede de bagageverzekeringen;
2° de zogenaamde technische verzekeringen, met name de verzekeringen van het type machinebreuk, alle bouwplaatsrisico's, montage en proefdraaien, burgerrechtelijke aansprakelijkheid van architecten en aannemers, electrische en electronische installaties of zwakstroom;
3° de verzekeringen tegen brand in het kader van een motorrijtuigpolis;
4° de verzekeringen tegen exploitatieverliezen, andere dan deze waarbij een dagelijkse vergoeding wordt gewaarborgd;
5° de verzekeringen tegen ziekten en sterfte van dieren;
6° de globale bankverzekeringen, de verzekeringen vervoer en opslag van waarden.
Art.6. Onder het risico dat kan worden gelijkgesteld met het risico van niet-betaling van schuldvorderingen, bedoeld in artikel 70 van de wet, wordt verstaan het risico dat bijkomend bij een hoofdwaarborg van niet betaling van schuldvorderingen, door dezelfde verzekeringsovereenkomst als die waarin de hoofdwaarborg is voorzien, wordt gedekt.
Art. 6bis. <Ingevoegd bij KB 1994-12-29/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 21-09-1992> De risico's bedoeld in artikel 78, § 2, van de wet zijn alle risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid met uitsluiting van de risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven en de risico's van burgerrechtelijke aansprakelijkheid met betrekking tot de brandverzekering - eenvoudige risico's alsmede de risico's van dezelfde aard die op aanvullende of bijkomende wijze gedekt worden in een andere verzekeringsovereenkomst.
Art. 6ter. <Ingevoegd bij KB 1994-12-29/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 21-09-1992> § 1. De in artikel 82 van de wet bedoelde intresten en kosten worden integraal door de verzekeraar gedragen, voor zover het geheel van de schadeloosstelling en de intresten en kosten per verzekeringnemer en per schadegeval het verzekerde totaalbedrag niet overschrijdt.
Boven het verzekerde totaalbedrag kunnen de intresten en kosten evenwel beperkt worden tot :
1° 20 miljoen frank wanneer het verzekerde totaalbedrag lager is dan of gelijk is aan 100 miljoen frank;
2° 20 miljoen frank plus 20 pct. van het verzekerde totaalbedrag wanneer dit tussen 100 en 500 miljoen frank ligt;
3° 100 miljoen frank plus 10 pct. van het deel van het verzekerde totaalbedrag boven 500 miljoen frank, met een maximumbedrag van 400 miljoen frank intresten en kosten. "
§ 2. De bedragen bedoeld in § 1 zijn gekoppeld aa het indexcijfer der consumptieprijzen met als basisindexcijfer dat van november 1992, namelijk 113,77 (bais 1988 = 100).
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.
Art. 8. Onze Minister van Justitie en van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.