18 DECEMBER 1991. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende vaststelling van bijzondere statutaire bepalingen voor het personeel van de Dienst voor de Scheepvaart.
Art. 1-11
Bijlage 1.
Art. N1
Bijlage 2.
Art. N2
Artikel 1. Onverminderd de bepalingen van dit besluit en de reglementsbepalingen van algemene aard betreffende de loopbaan van het personeel, worden de benoemingen bij de Dienst voor de Scheepvaart verleend met inachtneming van elk van de voorwaarden, zoals in de tabel van de bij dit besluit gevoegde bijlage I telkens vermeld na elke rang en graad.
Art.2. De functies die overeenstemmen met de hierna volgende graden worden voor de bevordering door verhoging in graad als gespecialiseerd of leidend aangezien :
niveau 2 :
- eerste secretaris (rang 25)
- eerste verificateur-deskundige (rang 25)
- rekenplichtige (rang 24)
- bestuurschef (rang 24)
niveau 3 :
- opperwerkmeester (rang 35).
Art.3. Het beginsel van de vlakke loopbaan geldt voor de volgende graden, en onder de voorwaarden hierna bepaald :
Bij toepassing van artikel 6, § 1, van het koninklijk besluit van 11 februari 1977 houdende bijzondere administratieve en geldelijke bepalingen betreffende sommige personeelsleden in de rijksbesturen.
A. Administratief personeel
- klerk/eerste klerk
- klerk-stenotypiste/eerste klerk-stenotypiste
- klerk-ontvanger/speciaal klerk-ontvanger
- telefonist/eerstaanwezend beambte
- klasseerder/eerstaanwezend beambte
- bode-kamerbewaarder/eerstaanwezend bode-kamerbewaarder
B. Meesters- vak- en dienstpersoneel
- wachter der waterwegen/eerste wachter der waterwegen
- precisiewerkman D/meesterknecht tweede klasse
- agent der waterwegen/eerste agent der waterwegen
- geschoold werkman B/eerste vakman.
Art.4. § 1. De directeur-generaal brengt de vacatures van door mutatie, verandering van graad of door bevordering te verlenen betrekkingen ter kennis van de ambtenaren die kunnen worden benoemd. De kennisgeving wordt gedaan bij ter post aangetekende brief aan de woonplaats van de ambtenaren. Door de bevordering tot de graden van hoofdklerk, hoofdagent der waterwegen of eerste vakman A wordt geen kennisgeving van de vacature gedaan. De voorstellen tot benoeming/bevordering van de kandidaten worden mee ter kennis gebracht van de ambtenaren die in aanmerking komen voor de benoeming.
§ 2. De sollicitaties moeten bij ter post aangetekende brief gericht worden aan de directeur-generaal, binnen een termijn van vijftien kalenderdagen, ingaande de eerste dag na die van de indiening bij de post van het vacaturebericht. Voor de kandidaatstellinggeldt de datum van de poststempel als indieningsdatum.
§ 3. De sollicitatiebrief wordt door de sollicitant ondertekend en vermeldt zijn naam, voornamen en graad, alsook de dienst waartoe hij behoort, en bevat tevens, zo zulks in de in § 1 bedoelde kennisgeving is voorgeschreven, een uiteenzetting van zijn aanspraken.
Solliciteert de gegadigde naar verscheidene betrekkingen van dezelfde rang, dan moet hij de voorkeurorde vermelden.
§ 4. De personeelsleden mogen vooraf bij ter post aangetekende brief aan de directeur-generaal, een veralgemeende kandidaatstelling indienen voor alle betrekkingen die tijdens hun afwezigheid vacant zouden worden verklaard.
De geldigheid van deze kandidaatstelling is bepaald op maximaal 30 dagen.
Art.5. Het onderzoek naar beroepsgeschiktheid, die wordt bedoeld onder de "bijzondere voorwaarden" zoals vermeld in de bij dit besluit gevoegde bijlage I, gebeurt door een commissie.
Deze commissie is samengesteld uit de leidend ambtenaar of zijn plaatsvervanger, die als voorzitter zal fungeren, bijgestaan door tenminste twee ambtenaren voor ieder geval aan te duiden door de Raad van Beheer. Voor elk onderzoek mag de voorzitter een beroep doen op de medewerking van een of meer technici.
Het onderzoek naar de beroepsgeschiktheid heeft individueel plaats volgens de rangschikking die normaliter geldt voor kandidaten die dingen naar een betrekking bij wege van verandering van graad.
Het onderzoek naar de beroepsgeschiktheid heeft betrekking op de theoretische en/of praktische kennis, evenals op de bekwaamheden en geschiktheden vereist voor de uitoefening van de functie.
Art.6. De vaststelling van de specialiteit van de eventuele gegadigden voor de bevordering of voor de benoeming door verandering van graad tot bepaalde graden van het meesters-, vak- en dienstpersoneel, zoals vermeld in de bij dit besluit gevoegde bijlage I, gebeurt op de wijze bepaald door de Raad van Beheer.
Art.7. De ambtenaren van niveau 1 leggen de eed af in handen van de directeur-generaal. De ambtenaren van niveaus 2, 3 en 4 leggen de eed af in handen van de inspecteur-generaal of directeur/eerste adviseur.
Art.8. § 1. De in bijlage 2 vermelde ambtenaren zijn bevoegd om de feiten op de individuele fiche op te tekenen alsmede de beoordeling van de ambtenaren voor te stellen.
§ 2. De ongunstige vermelding van de ambtenaren van niveau 4 wordt voorgesteld door de ambtenaar ten minste van de rang 24, onder wiens onmiddellijk gezag de betrokken ambtenaar is geplaatst. Zij worden toegekend door de inspecteur-generaal of de directeur/eerste adviseur (de ambtenaar van ten minste rang 13 verantwoordelijk voor het personeelsbeleid).
Art.9. Het ministerieel besluit van 22 november 1977, houdende het reglement van het personeel van de Dienst voor de Scheepvaart, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 8 februari 1978, 31 juli 1978, 19 september 1980, 12 februari 1982, 1 maart 1983, 29 juli 1985 en 22 april 1986, en het ministerieel besluit van 27 januari 1978 houdende het aanvullend reglement voor het personeel van de Dienst voor de Scheepvaart, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 november 1980, 19 november 1985 en 13 januari 1989, worden opgeheven.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992.
Art.11. De Gemeenschapsminister van Openbare Werken en Verkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage 1.
Art. N1. ORGANIEK REGLEMENT VOOR HET PERSONEEL VAN DE DIENST VOOR DE SCHEEPVAART. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-01-1992, p. 940>
Bijlage 2.
Art. N2. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 18-01-1992, p. 947>