29 JUNI 1992. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve betreffende het stedebouwkundig college. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-07-1992 en tekstbijwerking tot 08-05-2003)
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van het Stedebouwkundig College.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Werking van het Stedebouwkundig College.
Art. 6-10, 10bis, 11-15
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van het Stedebouwkundig College.
Artikel 1. <BESL 2003-01-16/65, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003> Van de onder artikel 13, tweede lid van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw bedoelde experts, is er één magistraat of eremagistraat en verzekert het voorzitterschap van het College, op zijn minst één andere is houder van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten, nog een andere is houder van het diploma van architect en een vierde is licentiaat in de kunstgeschiedenis en archeologie.
Art.2. De hoedanigheid van lid van het Stedebouwkundig College is onverenigbaar met de uitoefening van volgende functies of mandaten :
1° elk door verkiezing verkregen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en binnen de op zijn grondgebied gelegen gemeenten) mandaat; <BESL 2003-01-16/65, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003>
2° burgemeester, (minister, staatssecretaris); <BESL 2003-01-16/65, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003>
3° (...) <BESL 2003-01-16/65, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003>
4° (...) <BESL 2003-01-16/65, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003>
5° lid van het Europees Parlement;
6° beambte van een overheidsdienst die rechtstreeks of onrechtstreeks stedebouwkundige aangelegenheden behandelt en zijn ambt op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest uitoefent;
7° lid van een ministerieel kabinet;
8° een functie die verband houdt met (de sector van de bouwbedrijven, namelijk de aannemers), de bevordering of het beheer van vastgoed, hetzij ten persoonlijke titel, hetzij als bestuurder of als personeelslid van een maatschappij dat dergelijk rechtsdoel heeft. <BESL 2003-01-16/65, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003>
Art.3. De leden van het Stedebouwkundig College zijn ten minste (dertig jaar) oud en mogen niet ouder zijn dan (zeventig jaar) op het ogenblik van hun benoeming of, in voorkomend geval, op het ogenblik van de vernieuwing van hun ambtstermijn. <BESL 2003-01-16/65, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2003>
Art.4. Bij langdurige verhindering, overlijden, afzetting of ontslagneming van één van de leden van het College verzoekt de Executieve de Brusselse Hoofdstedelijke Raad om twee kandidaten voor te dragen; degene die door de Executieve wordt benoemd, voltooit de ambtstermijn van het verhinderde, overleden, afgezette of ontslagnemende lid.
Art.5. De leden van het Stedebouwkundig College kunnen door de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve worden afgezet in geval van kennelijk wangedrag dat de waardigheid van hun functie aantast of in geval van ernstige tekortkomingen in de uitoefening van hun functies.
HOOFDSTUK II. - Werking van het Stedebouwkundig College.
Art.6. Het College kan slechts geldig vergaderen indien ten minste vier leden aanwezig zijn.
De beslissingen van het College worden met een gewone meerderheid van stemmen aangenomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter doorslaggevend.
Art.7. Het College mag een zelfde dossier enkel behandelen tijdens opeenvolgende vergaderingen indien de feitelijke samenstelling ervan steeds dezelfde is.
Art.8. Het College neemt een huishoudelijk reglement aan dat ter goedkeuring aan de Executieve wordt voorgelegd en waarin met name worden geregeld :
1° de wijze van oproeping voor de vergaderingen;
2° de voorstellingswijze van de agendapunten en de notulen van de vergaderingen;
3° de wijze van aanwijzing van het als verslaggever fungerend lid, zoals bedoeld in artikel 10;
4° de wijze van vervanging van de voorzitter in de gevallen van overmacht waarin laatstgenoemde zijn functie niet kan uitoefenen;
5° de regels voor de berekening van het in artikel 12 bedoelde presentiegeld.
Art.9. Het is elk lid van het College verboden aanwezig te zijn tijdens de beraadslaging over gevallen waarbij een direct of indirect belang van de betrokkene aan de orde is of waarbij zijn bloed- of aanverwanten tot in de vierde graad inbegrepen een direct belang hebben.
Art.10. Voor elk beroep dat het College dient te behandelen, stelt de voorzitter één lid van het College als verslaggever aan.
Het als verslaggever fungerend lid onderzoekt het dossier. Hij kan daartoe alle nuttige inlichtingen inwinnen bij het gemeentebestuur en de gemachtigde ambtenaar.
Tijdens de vergadering van het College legt het als verslaggever fungerend lid zijn verslag voor alvorens het geval wordt besproken en in aanwezigheid van de partijen wanneer zij gehoord worden.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij BESL 1995-03-09/38, art. 1; Inwerkingtreding : 19-04-1995> Het College houdt een chronologisch register bij van de beslissingen die genomen worden in het kader van de beroepen. Dit register kan door het publiek geraadpleegd worden.
Art.11. Het secretariaat staat onder andere in voor de voorbereiding van de dossiers (, het opmaken van de notulen van de vergaderingen, de geregelde bijwerking van het chronologisch register van de beslissingen alsook de raadpleging van dit register door de bevolking ten minste een halve dag per week). Het staat het als verslaggever fungerend lid bij tijdens het onderzoek van de dossiers. <BESL 1995-03-09/38, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 19-04-1995>
Art.12. De leden van het College ontvangen presentiegeld telkens zij deelnemen aan een vergadering van dit College.
Het bedrag wordt op maximum (375 EUR) vastgesteld voor de voorzitter en maximum (250 EUR) voor de overige leden van het College. Zij hebben bovendien recht op de terugbetaling van hun bij de uitoefening van de functie aangegane kosten. <BESL 2002-05-02/49, art. 5M1, 003 ; Inwerkingtreding : 27-09-2002>
Art.13. Het College maakt jaarlijks een activiteitenverslag op waarin het aantal behandelde beroepen, de aard van de besproken aangelegenheden en de strekking van de rechtsspraak van het College aan bod komen.
Dat verslag wordt aan de Executieve toegezonden en meegedeeld aan de Brusselse Hoofdstedelijke Raad tegen uiterlijk 30 juni.
Art.14. Het lid van de Executieve tot wiens bevoegdheid stedebouw behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 15. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.