26 MEI 1992. - Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de voowaarden voor de toekenning van het forfaitair bedrag voor de aanwijzing van maatschappelijke werkers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn voor de sociale coördinatie.
Art. 1-11
Artikel 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " forfaitair bedrag " : het forfaitair bedrag voor de aanwijzing van maatschappelijke werkers voor de sociale coördinatie, voorzien bij artikel 4 van het besluit van 26 november 1991 van de Executieve van de Franse Gemeenschap tot vaststelling van de objectieve criteria voor de verdeling van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn dat aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het Waalse Gewest toekomt, met uitzondering van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van de Duitstalige Gemeenschap;
2° " Inspectie " : de dienst bepaald in artikel 108 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
3° " Minister " : de Minister, lid van de Executieve van de Franse Gemeenschap tot wiens bevoegdheid het maatschappelijk welzijn behoort.
Art.2. Om het vast bedrag te bekomen, moeten de openbare centra voor maatschappelijk welzijn :
1° de Algemene Directie voor Sociale Zaken inlichten over de inwerkingstelling of over de voortzetting van de sociale coördinatie. Deze informatie die schriftelijk wordt medegedeeld volgens de door de Minister te bepalen nadere regels, vermeldt de identiteit van de voor deze opdracht aangewezen werker en het volume van de prestatietijd die hij daaraan werkelijk besteedt. Dit volume mag niet lager zijn dan een halftijdse dagtaak. Er wordt een afschrift bijgevoegd van de beraadslaging van de raad voor Maatschappelijk Welzijn over dit onderwerp;
2° ervoor zorgen dat alle maatregelen worden getroffen die de maatschappelijk werker van nut kunnen zijn voor zijn activiteiten bij de effectieve toepassing van de methodes voor sociale coördinatie;
3° de maatschappelijk werker die belast is met de sociale coördinatie ertoe verplichten de in artikel 4 van dit besluit bepaalde begeleidingsmodulen op te volgen;
4° de maatschappelijk werker die met de sociale coördinatie belast is door een andere maatschappelijk werker vervangen zodra het blijkt dat zijn afwezighheid of zijn verhindering van meer dan één maand de goede werking van de sociale coördinatie stoort. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn is ertoe gehouden de Algemene Directie voor Sociale Zaken schriftelijk en zonder verwijl op de hoogte te brengen van deze wijziging;
5° in samenwerking met de betrokken maatschappelijk werker een jaarlijks activiteitenverslag opmaken naar het model dat door de directeur-generaal van Sociale Zaken wordt bepaald. Dit verslag wordt door het centrum naar de Algemene Directie voor Sociale Zaken overgezonden uiterlijk 15 december van het jaar waarop het betrekking heeft.
Art.3. De bij artikel 2, 3°, van dit besluit beoogde begeleiding heeft tot doel de maatschappelijke werkers beter in staat te stellen :
- een net voor sociale coördinatie te organiseren en te animeren;
- werkvergaderingen en onderhandelingen te leiden;
- methodes aan te wenden voor de uitwerking en het beheer van de projekten;
- de inhoud en de verspreiding van de informatie met betrekking tot het beheer van de sociale structuren te behandelen.
De Minister organiseert deze begeleiding en stelt de promotors ervan aan.
Art.4. De begeleiding van de maatschappelijke werkers bestaat in modulen voor methodologische en/of thematische begeleiding alsook in beginmodulen voor sociale coördinatie, die bestemd zijn voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die voor de eerste maal een maatschappelijk werker voor sociale coördinatie aanstellen.
Art.5. De aanwijzing van een maatschappelijk werker voor de sociale coördinatie heeft slechts uitwerking wat de berekening van het forfaitair bedrag betreft vanaf het semester dat volgt op hetgeen waarin de aanwijzing wordt uitgevoerd.
De vervanging van de maatschappelijk werker wordt niet als aanwijzigingsbegin beschouwd in de zin van dit artikel.
Art.6. Elke wijziging in het volume van de prestatietijd van de maatschappelijk werker aangewezen voor de coördinatieopdracht heeft slechts uitwerking wat de berekening van het forfaitair bedrag betreft, vanaf het semester dat volgt op hetgeen waarin deze wijziging wordt doorgevoerd.
Zij wordt schriftelijk en zonder verwijl medegedeeld aan de Algemene Directie voor Sociale Zaken.
Art.7. Wordt er een einde gesteld aan de aanwijzing van de maatschappelijk werker voor de sociale coördinatie, zonder dat hij vervangen wordt, dan heeft dit tot gevolg dat het centrum het forfaitbedrag verliest voor het semester waarin er een einde werd gesteld aan de aanwijzing.
Indien het bestuur ervan op de hoogte is dat een einde werd gesteld aan de aanwijzing op het ogenblik waarop dit feitelijk niet meer aangerekend kan worden voor de berekening voor het lopend jaar van de verdeling van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn, dan wordt het forfaitair bedrag teruggevorderd overeenkomstig artikel 20, 2°, van het voormeld besluit van 26 november 1991 van de Executieve van de Franse Gemeenschap.
Art.8. Na advies van de Inspectie die vastgesteld heeft dat een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn de in artikel 2 van dit besluit bedoelde verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet in acht genomen heeft, kan de Minister beslissen het forfaitair bedrag voor het lopend jaar af te schaffen.
Ingeval deze beslissing genomen wordt op het ogenblik waarop zij niet meer aangerekend kan worden voor de berekening voor het lopend jaar van de verdeling van het Bijzonder Fonds voor maatschappelijk welzijn, dan wordt het forfaitair bedrag teruggevorderd overeenkomstig artikel 20, 2° van het voormeld besluit van 26 november 1991 van de Executieve van de Franse Gemeenschap.
Art.9. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn die voor het jaar 1991 het forfaitair bedrag hebben ontvangen, krijgen dit bedrag onder dezelfde voorwaarden voor het eerste semester 1992, behoudens indien het Centrum er van afziet.
Art.10. <Opheffingsbepaling van BFG 1988-12-30/36>
Art. 11. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.