14 NOVEMBER 1991. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve betreffende de korting toegestaan op de belasting op het huisvuil.
Art. 1-10
Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° " Minister " : de Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort;
2° " Office " : de " Office régional wallon des Déchets " (Waalse Dienst voor Afvalstoffen);
3° " Plan " : het " Plan wallon des Déchets " (Waals Plan voor Afvalstoffen) zoals goedgekeurd bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 4 juli 1991 houdende goedkeuring van het " Plan 1991-1995 " betreffende de voorkoming en de verwijdering van de afvalstoffen in het Waalse Gewest;
4° " Netto-opbrengst van de belasting " : de opbrengst van de belasting na aftrek van 10 % die de inningskosten vertegenwoordigen.
Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> Een jaarlijkse korting op de netto-opbrengst van de belasting op het huisvuil wordt toegekend aan de gemeenten wanneer voldaan wordt aan één of aan meer dan één van volgende voorwaarden :
1° het door de Minister goedgekeurd gebruik door de gemeente van een op gemeentelijk of intercommunaal initiatief opgericht containerpark, voor zover dat park bij de indiening van de aanvraag minstens zes maanden operationeel is en van een infrastructuur voorzien is die het de mogelijkheid biedt om volgende afvalstoffen op te vangen :
a) grof huisvuil afkomstig van de activiteiten van de gezinnen;
b) inerte afvalstoffen;
c) afvalstoffen afkomstig van het onderhoud van parken en tuinen;
d) minstens vier types afvalstoffen te kiezen in de volgende lijst :
ferro- en non-ferro-metalen, plastiek, glas, papier-karton, vervuilde olie, bijzonder afval.
De gemeente dient alles in het werk te stellen om te zorgen voor de valorisatiestof van de valoriseerbare afval;
2° de organisatie van de afzonderlijke ophaal hetzij van composteerbare produkten (vochtige produkten), hetzij van recycleerbare afval (droge produkten) afkomstig van gezinnen;
3° de organisatie door de gemeente, ten minste viermaal per jaar, van een ophaal van bijzondere afvalstoffen op haar grondgebied, behalve wanneer de globale kosten van die dienst door het Waalse Gewest worden gedragen;
4° de oprichting door de gemeente van een systeem dat de landbouwafval (plastiek, verpakkingen van fytofarmaceutische produkten en van ongebruikte fytofarmaceutische produkten) regelmatig kan opvangen, op voorwaarde dat de gemeente alles in het werk stelt om voor de valorisatie-stof van die afval te zorgen;
5° de organisatie door de gemeente, ten minste viermaal per jaar, van een ophaal van hinderlijk huisvuil op heel haar grondgebied;
6° de uitvoering door de gemeente overeenkomstig een door de Dienst goedgekeurd plan van de overigens niet-gesubsidieerde rehabilitatie van een verontreinigde site;
7° de organisatie door de gemeente, ten minste éénmaal per jaar, van een dag om de bevolking gevoelig te maken voor de afvalproblematiek en de initiatieven van de gemeente, de intercommunale en het gewest, die in het kader van de gewestelijke bewustmakingsweek past, of de organisatie door de gemeente van bewustmakingsdagen in de scholen.
Om de korting te kunnen genieten wordt de gemeente ertoe gehouden de bevolking over de voorgestelde diensten in te lichten.
Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> Een jaarlijkse korting op de netto-opbrengst van de belasting op het huisvuil wordt toegekend aan de intercommunales die een centrum van huisvuilbehandeling exploiteren indien zij voldoen aan al de volgende voorwaarden :
1° het bijhouden van een specifieke boekhouding die op 1 januari 1992 in werking treedt en waarbij de kosten van de eventuele ophaal-, overdracht-, sorterings-, verbrandings- en stortingsverrichtingen afzonderlijk berekend kunnen worden;
2° de weerslag van de behandelingskosten naar rata van de inwoners voor de vaste kosten en van de tonnenmaten voor de variabele kosten;
3° het ten laste nemen door de intercommunale van de jaarlijkse lasten voor de aflossing van het niet-gesubsidieerde deel van de globale investeringen die betrekking hebben op het behandelingscentrum;
4° de door de intercommunale aangegane verplichting de in 3° bedoelde jaarlijkse aflossingslasten niet af te wentelen op de gemeentebelastingen en dat naar rata van het bedrag van de korting.
Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> Het bedrag van de in artikel 2 bedoelde korting is gelijk aan 50 % van de door de gemeente werkelijk gedragen kosten, maar mag niet groter zijn dan 50 % van het bedrag van de jaarlijkse netto-opbrengst van de belasting op het huisvuil geïnd op het grondgebied van de gemeente.
Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> Het bedrag van de in artikel 3 bedoelde korting is gelijk aan de werkelijke kosten van de aflossing van het niet-gesubsidieerde deel van de investeringen, maar mag niet groter zijn dan 50 % van het bedrag van de jaarlijkse netto-opbrengst van de belasting op het huisvuil geïnd op het grondgebied van alle door de intercommunale bediende gemeenten.
Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> Alvorens de kortingsaanvraag in te dienen, sluit de gemeente met de Minister een overeenkomst die van toepassing is zolang het plan geldig is; gedurende die termijn verplicht zij zich ertoe de in artikel 2 bedoelde voorwaarden in acht te nemen.
Alvorens de kortingsaanvraag in te dienen, sluit de intercommunale met de Minister een overeenkomst waarin alle door de intercommunale gedurende de geldigheidsduur van het plan geplande investeringen worden ontwikkeld en waarin de intercommunale zich ertoe verplicht alle in artikel 3 bedoelde voorwaarden in acht te nemen.
Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> De kortingsaanvraag wordt ingediend bij de Minister in de loop van het eerste kwartaal van het jaar dat volgt op het aanslagjaar.
De korting wordt toegestaan door de Minister vóór 30 december van het jaar dat volgt op het aanslagjaar, na inzage van het door de leidende ambtenaar van de Dienst opgemaakt verslag over de goede uitvoering van de overeenkomst, over het naleven van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde voorwaarden en over de inachtneming door de gemeente van de regelen inzake de overheidsopdrachten.
De Minister bepaalt de bewijsaanwijzingen en -stukken die de kortingsaanvraag moet bevatten.
Hij bepaalt de modaliteiten van de controle waarmee de Dienst belast is.
Wanneer de Minister weigert de korting toe te staan, mag een klacht ingediend worden bij de Executieve met het oog op een nieuw onderzoek van de aanvraag.
De klacht wordt bij de Executieve op straffe van nietigheid bij een ter post aangetekende brief ingediend binnen een termijn van 20 dagen met ingang, al naar gelang het geval, van de bekendmaking van de weigering of van het verstrijken van de in artikel 7, alinea 2, bedoelde termijn.
De Executieve beslist binnen een termijn van hoogstens 90 dagen vanaf het verstrijken van de termijn waarin de klacht kon worden ingediend. Indien niet beslist wordt binnen de voorgeschreven termijn, wordt de beslissing van de Minister zonder nieuwe bekendmaking geacht bevestigd te zijn.
Art.8. <Zie NOTA onder TITEL> De kortingen komen ten laste van het Fonds bedoeld in artikel 1, § 2, van het decreet van 25 juli 1991 betreffende de belasting op de afvalstoffen in het Waalse Gewest.
Het jaarlijks totaal bedrag van de krachtens dit besluit toegestane kortingen mag dat van de jaarlijkse netto-opbrengst van de belasting niet overschrijden.
Art.9. <Zie NOTA onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.
Art. 10. <Zie NOTA onder TITEL> De Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheid het Leefmilieu behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.