Details





Titel:

5 MAART 1992. - Koninklijk besluit van 5 maart 1992 houdende de criteria en de modaliteiten volgens welke bij de laboratoria voor klinische biologie de bedragen worden teruggevorderd bedoeld in artikel 60 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-03-1992 en tekstbijwerking tot 26-09-1995.)



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1989022109 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan :
  a) onder " verstrekkingen van klinische biologie ", alle verstrekkingen verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, bedoeld in artikelen 3, § 1, A, II en C, I, 18, § 2, B, e en 24 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  b) onder " globaal budget " het met toepassing van de bepalingen van artikel 34decies van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering vastgestelde budget van financiële middelen voor de verstrekkingen van klinische biologie, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden;
  c) onder " uitgaven voor klinische biologie " het bedrag dat door de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigd is, voor verstrekkingen van klinische biologie, verleend in de loop van een bepaald dienstjaar;
  d) " onder gefaktureerde uitgaven voor klinische biologie " het bedrag voor verstrekkingen van klinische biologie dat door de laboratoria overeenkomstig de reglementering inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering werd gefactureerd, voor de trimesters van eenzelfde dienstjaar gecumuleerd tot en met het voor de toepassing van artikel 5 in aanmerking genomen trimester;
  e) onder " laboratorium " het laboratorium voor klinische biologie erkend met toepassing van de bepalingen van artikel 153, § 6, 3° van de vorenbedoelde wet van 9 augustus 1963;
  f) onder " de dienst ", de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  g) onder " marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar " de verhouding van de uitgaven van het laboratorium voor het jaar tot de totale uitgaven voor het jaar voor alle laboratoria samen, gedeeld door de gelijkaardige verhouding voor het jaar er vóór; ingeval een laboratorium nog geen twee volledige kalenderjaren erkend is, worden de uitgaven, voor de ontbrekende maanden, in de periode van twee kalenderjaren, welke eindigt bij het aflopen van het betreffende kalenderjaar, gelijkgesteld aan de gemiddelde uitgaven van de drie eerste maanden na erkenning; ingeval een laboratorium nog geen drie maanden erkend, is wordt het marktaandeel-coëfficiënt gelijkgesteld aan 1;
  h) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1991 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1991 vermenigvuldigd met een correctiefactor gelijk aan 1;
  i) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1992 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1992 vermenigvuldigd met een correctiefactor. Deze correctiefactor is gelijk aan 1 tenzij het marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1991 minstens 1,15 bedraagt; in dat geval is de correctiefactor gelijk aan het marktaandeel-coëfficiënt van het jaar 1991 verminderd met 0,10;
  j) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1993 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1993 vermenigvuldigd met een correctiefactor. Deze correctiefactor is gelijk aan 1 tenzij het marktaandeel-coëfficiënt in één van de twee voorafgaande jaren minstens 1,15 bedraagt; in dat geval is de correctiefactor de grootste onder de marktaandeel-coëfficiënten van de twee voorafgaande jaren, verminderd met 0,10 ingeval de grootste deze is van 1992 en verminderd met 0,25 ingeval de grootste deze is van 1991, zonder dat nochtans deze correctiefactor kleiner mag zijn dan 1,05;
  k) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1994 en volgende " het marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar 1994 vermenigvuldigd met een correctiefactor. Deze correctiefactor is gelijk aan 1 tenzij het marktaandeel-coëfficiënt van één van de drie voorafgaande jaren minstens 1,15 bedraagt; in dat geval is de correctiefactor de grootste onder de marktaandeel-coëfficiënten van de drie voorafgaande jaren, verminderd met 0,10 ingeval de grootste deze is van het jaar dat voorafgaat aan het betreffende jaar, verminderd met 0,25 ingeval de grootste deze is van het tweede jaar dat voorafgaat aan het betreffende jaar, verminderd met 0,40 ingeval de grootste deze is van het derde jaar dat voorafgaat aan het betreffende jaar, zonder dat nochtans die correctiefactor kleiner mag zijn dan 1,05;
  l) onder " aangepaste uitgaven voor klinische biologie van een laboratorium " de uitgaven voor klinische biologie van het laboratorium vermenigvuldigd met de aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar;
  m) onder " marktaandeel-coëfficiënt voor het trimester " de verhouding van de gefactureerde uitgaven van het laboratorium gedurende een periode van vier opeenvolgende trimesters die eindigt met het desbetreffend trimester tot de totale gefactureerde uitgaven voor alle laboratoria samen gedurende dezelfde periode, gedeeld door de gelijkaardige verhouding voor het overeenkomstig trimester in het jaar er vóór; ingeval een laboratorium nog geen acht opeenvolgende trimesters erkend is dan worden de uitgaven voor de ontbrekende maanden, in de periode van acht opeenvolgende trimesters, welke eindigt bij het aflopen van het betreffende trimester, gelijkgesteld aan de gemiddelde uitgaven van de eerste drie maanden na erkenning; ingeval een laboratorium nog geen drie maanden erkend is wordt het marktaandeel-coëfficiënt gelijkgesteld aan 1;
  n) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor de trimesters van het jaar 1991 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het betreffende trimester vermenigvuldigd met een correctiefactor gelijk aan 1;
  o) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor de trimesters van het jaar 1992 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het betreffende trimester vermenigvuldigd met een correctiefactor. Deze correctiefactor is gelijk aan 1 tenzij het marktaandeel-coëfficiënt in één van de vier voorafgaande trimesters minstens 1,15 bedraagt; in dat geval is de correctiefactor de grootste onder de marktaandeel-coëfficiënten van de vier voorafgaande trimesters verminderd met 0,10;
  p) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor de trimesters van het jaar 1993 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het betreffende trimester vermenigvuldigd met een correctiefactor. Deze correctiefactor is gelijk aan 1 tenzij het marktaandeel-coëfficiënt in één van de acht voorafgaande trimesters minstens 1,15 bedraagt; in dat geval is de correctiefactor de grootste onder de marktaandeel-coëfficiënten van de acht voorafgaande trimesters, verminderd met 0,10 ingeval de grootste deze is van het eerste, het tweede, het derde of het vierde trimester dat voorafgaat aan het betreffende trimester, en verminderd met 0,25 ingeval de grootste deze is van het vijfde, het zesde, het zevende of het achtste trimester dat voorafgaat aan het betreffende trimester, zonder dat nochtans die correctiefactor kleiner mag zijn dan 1,05;
  q) onder " aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor de trimesters van het jaar 1994 " het marktaandeel-coëfficiënt voor het betreffende trimester vermenigvuldigd met een correctiefactor. Deze correctiefactor is gelijk aan 1 tenzij het marktaandeel-coëfficiënt in één van de twaalf voorafgaande trimesters minstens 1,15 bedraagt; in dat geval is de correctiefactor de grootste onder de marktaandeel-coëfficiënten van de twaalf voorafgaande trimesters, verminderd met 0,10 ingeval de grootste deze is van het eerste, het tweede, het derde of het vierde trimester dat voorafgaat aan het betreffende trimester, verminderd met 0,25 ingeval de grootste deze is van het vijfde, het zesde, het zevende of het achtste trimester dat voorafgaat aan het betreffende trimester, en verminderd met 0,40 ingeval de grootste die is van de negende, het tiende, het elfde of het twaalfde trimester dat voorafgaat aan het betreffende trimester, zonder dat nochtans die correctiefactor kleiner mag zijn dan 1,05;
  r) onder " aangepaste gefactureerde uitgaven voor klinische biologie van een laboratorium " de gefactureerde uitgaven voor klinische biologie van het laboratorium vermenigvuldigd met de aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het trimester.

Art.2. Wanneer de uitgaven voor klinische biologie voor een bepaald dienstjaar het voor dat dienstjaar vastgestelde globaal budget met ten minste 2 pct. overstijgen, zijn de laboratoria aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een ristorno verschuldigd, waarvan het bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.
  Onverminderd het bepaalde in artikel 7 betalen de laboratoria op dit ristorno trimestriële voorschotten waarvan het bedrag wordt berekend overeenkomstig de artikelen 4 en 5.

Art.3. Het ristorno wordt berekend op basis van de aangepaste uitgaven voor klinische biologie van het betrokken laboratorium.
  Geen ristorno is verschuldigd door de laboratoria wier aangepaste uitgaven voor klinische biologie minder dan 5 miljoen frank bedragen.
  In hoofde van de laboratoria wier aangepaste uitgaven voor klinische biologie minstens 5 miljoen frank bedragen, wordt het ristorno vastgesteld op :
  1° X maal 0,5 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen 5 en 10 miljoen frank;
  2° X maal 1,25 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen 10 en 25 miljoen frank;
  3° X maal 2,25 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen 25 en 50 miljoen frank;
  4° X maal 3,50 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen 50 en 100 miljoen frank;
  5° X maal 5 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen 100 en 200 miljoen frank;
  6° X maal 7 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen 200 en 400 miljoen frank;
  7° X maal 9 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf boven 400 miljoen frank.
  De waarde van X wordt voor ieder afzonderlijk dienstjaar bij ministerieel besluit vastgesteld, in functie van het voor dat dienstjaar te recupereren verschil tussen de uitgaven voor klinische biologie en het globaal budget. In geen geval mag de waarde van X méér bedragen dan 10.
  Indien meerdere laboratoria worden uitgebaat door eenzelfde natuurlijk persoon, eenzelfde rechtspersoon of eenzelfde burgerlijke vennootschap, is het ristorno vastgesteld op basis van de samengevoegde aangepaste uitgaven van die betrokken laboratoria.
  Bij de berekening van het ristorno krijgt de aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het jaar, lager dan 0,70 de waarde 0,70 en krijgt de aangepaste marktaandeel-coëfficiënt hoger dan 2,00 de waarde 2,00.

Art.4. Om de in artikel 2, tweede lid, bedoelde trimestriële voorschotten te berekenen, wordt het globaal budget opgesplitst in trimestriële bedragen die op cumulatieve wijze worden berekend, rekening houdend met het ongelijk procentueel aandeel van de gefactureerde uitgaven voor ieder trimester in de totale gefactureerde uitgaven op jaarbasis. Dit procentueel aandeel wordt telkenjare bij ministerieel besluit vastgesteld.
  Een trimestriële betaling is verschuldigd wanneer de totale voor alle laboratoria samen gefactureerde uitgaven voor klinische biologie :
  - het overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid voor het eerste trimester van een bepaald dienstjaar vastgesteld bedrag met tenminste 7 pct. overstijgt;
  - het overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid voor het tweede trimester van een bepaald dienstjaar vastgesteld bedrag met tenminste 5 pct. overstijgt;
  - het overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid voor het derde trimester van een bepaald dienstjaar vastgestelde bedrag met tenminste 3 pct. overstijgt;
  - het overeenkomstig de bepalingen van het vorig lid voor het vierde trimester van een bepaald dienstjaar vastgestelde bedrag met tenminste 2 pct. overstijgt.

Art.5. De trimestriële betaling wordt berekend op basis van de voor de gecumuleerde trimesters van dat dienstjaar door het betrokken laboratorium aangepaste gefactureerde uitgaven voor klinische biologie.
  Geen trimestriële betaling is verschuldigd door de laboratoria wier aangepaste gefactureerde uitgaven voor klinische biologie minder dan Y x 5 miljoen frank bedragen.
  In hoofde van de laboratoria wier aangepaste gefactureerde uitgaven voor de klinische biologie minstens Y x 5 miljoen frank bedragen wordt de trimestriële betaling vastgesteld op :
  1° Z maal 0,5 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen Y x 5 en Y x 10 miljoen frank;
  2° Z maal 1,25 pct. voor de aangepaste uitgaven en de schijf tussen Y x 10 en Y x 25 miljoen frank;
  3° Z maal 2,25 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen Y x 25 en Y x 50 miljoen frank;
  4° Z maal 3,50 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen Y x 50 en Y x 100 miljoen frank;
  5° Z maal 5 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen Y x 100 en Y x 200 miljoen frank;
  6° Z maal 7 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf tussen Y x 200 en Y x 400 miljoen frank;
  7° Z maal 9 pct. voor de aangepaste uitgaven in de schijf boven Y x 400 miljoen frank;
  De waarde van Y is gelijk aan het cumulatief procentueel aandeel voor het betrokken trimester, berekend op basis van de uitvoering van de bepalingen van artikel 4, eerste lid van dit besluit bij ministerieel besluit vastgestelde procentuele aandelen.
  De waarde van Z wordt voor ieder afzonderlijk trimester bij ministerieel besluit vastgesteld, in functie van het voor dat trimester te recupereren verschil tussen de aangepaste gefaktureerde uitgaven voor klinische biologie voor het betrokken trimester, en het overeenkomstig de bepalingen van artikel 4, eerste lid voor het betrokken trimester vastgestelde bedrag. In geen geval mag de waarde van Z méér bedragen dan 10.
  De overeenkomstig de bepalingen van het derde lid van dit artikel vastgestelde trimestriële betaling wordt verminderd met de sommen die door het laboratorium voor de voorafgaande trimesters van het betrokken dienstjaar als trimestriële betaling werden betaald.
  Indien meerdere laboratoria worden uitgebaat door eenzelfde natuurlijk persoon, eenzelfde rechtspersoon of eenzelfde burgerlijke vennootschap, is de trimestriële betaling vastgesteld op basis van de samengevoegde aangepaste gefactureerde uitgaven van die betrokken laboratoria.
  Bij de berekening van de trimestiële betaling krijgt de aangepaste marktaandeel-coëfficiënt voor het trimester lager dan 0,70 de waarde 0,70 en krijgt de aangepaste marktaandeel-coëfficiënt hoger dan 2,00 de waarde 2,00.

Art.6. De Dienst is ermee belast de in artikel 5 bedoelde trimestriële voorschotten in hoofde van elk laboratorium vast te stellen. Hij stelt het betrokken laboratorium bij een ter post aangetekende brief in kennis van de als trimestrieel voorschot verschuldigde bedragen.
  De trimestriële betaling is betaalbaar binnen de dertig dagen na kennisgave aan het betrokken laboratorium. Bij het verstrijken van deze termijn is het laboratorium van rechtswege in gebreke gesteld voor betaling van de nog verschuldigde sommen.
  Bij wanbetaling binnen de in het vorige lid bedoelde termijn brengen de nog verschuldigde sommen een verwijlinterest op van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn tot de dag waarop de betaling plaatsvindt.
  Onder de voorwaarden bepaald door het Beheerscomité van de Dienst, goedgekeurd door de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, kan afgezien worden van de toepassing van de in dit artikel bedoelde verwijlintresten.

Art.7. De als trimestriële betalingen voor een bepaald dienstjaar gestorte sommen worden volledig verrekend met het voor hetzelfde dienstjaar verschuldigde ristorno.
  De Dienst stelt elk laboratorium bij een ter post aangetekende brief in kennis van het ristorno en van het resultaat van de in het eerste lid bedoelde verrekening, met opgave van het eventuele debet- of creditsaldo.
  Het debetsaldo is betaalbaar binnen de dertig dagen na kennisgave aan het betrokken laboratorium. Bij het verstrijken van deze termijn is het laboratorium van rechtswege in gebreke gesteld voor de betaling van de nog verschuldigde sommen.
  Bij wanbetaling binnen de in het vorige lid bedoelde termijn brengen de nog verschuldigde sommen een verwijlintrest op van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn tot de dag waarop de betaling plaatsvindt.
  Onder de voorwaarden bepaald door het Beheerscomité van de Dienst, goedgekeurd door de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, kan afgezien worden van de toepassing van de in dit artikel bedoelde verwijlintresten.
  De terugbetaling van het eventuele creditsaldo dient door het betrokken laboratorium te worden gevraagd bij de dienst, aan de hand van een formulier dat door deze dienst ter beschikking wordt gesteld.
  Het credietsaldo is betaalbaar binnen de dertig dagen na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde aanvraag. Bij het verstrijken van deze termijn is het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van rechtswege in gebreke gesteld voor de betaling van de nog verschuldigde sommen.
  Bij wanbetaling binnen de in het vorige lid bedoelde termijn brengen de nog verschuldigde sommen een verwijlinterest op van 12 pct. per jaar, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn tot de dag waarop de betaling plaatsvindt.

Art.8. Indien de voorlopige rekeningen aantonen dat de gefactureerde uitgaven voor klinische biologie voor een bepaald dienstjaar tenminste 3 pct. lager zijn dan het voor het betrokken dienstjaar vastgesteld globaal budget, worden de voor dat dienstjaar als trimestriële betalingen gestorte bedragen aan de betrokken laboratoria terugbetaald.

Art.9. <Opheffingsbepaling van het KB 1989-03-22/31>

Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1992.

Art. 11. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.