5 DECEMBER 1991. - Ministerieel besluit tot instelling van een regeling inzake tijdelijke inkomenssteun in de landbouw.
Art. 1-12
BIJLAGEN.
Art. N1-N5
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. Landbouwer in hoofdberoep : de natuurlijke persoon die zelf het landbouw- of tuinbouwbedrijf uitbaat, die uit zijn bedrijf een inkomen verwerft dat meer dan 50 % bedraagt van zijn globaal inkomen en die aan de werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt;
2. De aanvrager : de persoon die het voordeel van de regeling inzake tijdelijke inkomenssteun in de landbouw aanvraagt;
3. Gezin van de aanvrager : de bloedverwanten, de verwanten van de aanvrager of van zijn echtgenoot alsook de personen die met de aanvrager een eenheid vormen binnen dewelke een sociale en/of een economische onderlinge afhankelijkheid tussen de leden bestaat die groter is dan deze die normaal bestaat tussen economische partners;
4. Landbouwinkomen uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten : de belastbare netto-inkomsten voortkomend uit de winst van een landbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 20, 1° van het wetboek van de inkomstenbelastingen, verhoogd met de sociale bijdragen ten laste van de aanvrager, het geheel vermenigvuldigd met 1,58.
Nochtans moet voor landbouw- of tuinbouwbedrijven met bezoldigde niet familiale arbeidskrachten eronder verstaan worden de belastbare netto-inkomsten voortkomend uit de winst van een landbouwbedrijf zoals bedoeld in artikel 20, 1° van het wetboek van de inkomstenbelastingen, verhoogd met de sociale bijdragen ten laste van de aanvrager, de betaalde lonen en de erop betrekking hebbende sociale bijdragen, het geheel vermenigvuldigd met 1,45;
5. Inkomen van een zelfstandige aktiviteit andere dan landbouw uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten : de netto belastbare winsten of baten afkomstig van de beroepsinkomsten andere dan landbouwinkomsten zoals bedoeld in artikel 20, 1° en 3° van het wetboek van de inkomstenbelastingen, verhoogd met de sociale bijdragen ten laste van de belastingplichtige, het geheel vermenigvuldigd met 1,58;
6. Bezoldigingen en vervangingsinkomsten uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten : de bezoldigingen zoals bedoeld in artikel 20, 2° en 5° van het wetboek van de inkomstenbelastingen na aftrek van eventuele lasten en beroepsuitgaven en verhoogd met 3,05 maal het bedrag van de sociale bijdragen ten laste van de belastingplichtige;
7. Inkomens niet uit landbouw, uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten : het inkomen van een zelfstandige aktiviteit andere dan landbouw uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten, de bezoldigingen en vervangingsinkomsten, uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten, de netto belastbare inkomsten van onroerende goederen, de netto belastbare inkomsten van kapitalen en roerende goederen, de netto belastbare inkomsten afkomstig van diverse inkomsten;
8. Het totale gezinsinkomen : de som van de inkomens uit de landbouw en uit de niet landbouw, uitgedrukt in bruto-toegevoegde waarde tegen factorkosten van de aanvrager, van zijn echtgenoot, alsook van zijn gezinsleden die prestaties verrichten van ten minste 450 uren per jaar op het landbouw- of tuinbouwbedrijf.
Wordt gelijkgesteld met de echtgenoot, de man of de vrouw die met de aanvrager een feitelijk gezin vormt;
9. Het totale jaarlijkse gezinsinkomen : het totale jaarlijkse gezinsinkomen vastgesteld op basis van het gemiddelde van de belastbare inkomsten van de jaren 1986 en 1987;
10. Een arbeidseenheid : 1800 gepresteerde uren per jaar met dien verstande dat één persoon slechts in aanmerking komt voor maximum één arbeidseenheid;
11. Het totale jaarlijkse gezinsinkomen per arbeidseenheid : het totale jaarlijkse gezinsinkomen gedeeld door het aantal arbeidseenheden besteed door de aanvrager, zijn echtgenoot en zijn gezinsleden zoals bedoeld in punt 8, aan het landbouw- of tuinbouwbedrijf en aan het verwerven van inkomen uit de niet landbouw;
12. Rijkslandbouwkundig of -tuinbouwkundig ingenieur : de Rijkslandbouwkundig of -tuinbouwkundig ingenieur van de omschrijving waar de bedrijfszetel van de aanvrager gevestigd is;
13. Bestuur van Land- en Tuinbouw : het Bestuur van Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw;
14. Inkomen van het huishouden : het totale gezinsinkomen zoals bedoeld in punt 8 verhoogd met het inkomen van de personen die prestaties verrichten van minder dan 450 uren per jaar op het landbouw- of tuinbouwbedrijf en die een nauwe economische band hebben met de bedrijfsleider.
Art.2. De regeling inzake tijdelijke inkomenssteun in de landbouw bestaat onder de door dit besluit vastgestelde voorwaarden, uit een steun voor een periode van 5 jaar, voor intensieve bedrijfsbegeleiding.
Art.3. Alleen de landbouwer in hoofdberoep, bedrijfshoofd kan aanspraak maken op de tijdelijke inkomenssteun in de landbouw.
Er mag slechts één aanvraag tot steun per bedrijf ingediend worden.
Art.4. Het aanvraagformulier van de tijdelijke inkomenssteun in de landbouw, voorzien in bijlage I moet worden ingediend bij aangetekend schrijven, al naar gelang het geval bij de Rijkslandbouwkundig of -tuinbouwkundig ingenieur.
Een kopie van de fiscale aangiften, aanslagbiljetten en de berekeningsnota's betreffende de inkomens van de jaren 1986 en 1987 van de aanvrager, van zijn echtgenoot en van zijn gezinsleden (en de personen) zoals bedoeld in artikel 1, 8 (en 14) wordt gevoegd bij het formulier. <Err. 21-05-1992>
De aanvrager waarvan de beroepsinkomsten in 1986 of in 1987 gelijktijdig voortkomen uit een landbouw- of tuinbouwbedrijf en uit een nijverheids- of handelsbedrijf, maakt bovendien een bijlage over die de respectievelijke lasten en onkosten van deze aktiviteiten verduidelijkt.
Art.5. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag voor tijdelijke inkomenssteun in de landbouw doen blijken dat :
1° het totale jaarlijkse gezinsinkomen per arbeidseenheid van het gezin van de aanvrager lager is dan :
1 128 000 F indien de bedrijfszetel gevestigd is in het Waals gewest;
1 246 200 F indien de bedrijfszetel gevestigd is in het Vlaams gewest;
1 011 100 F indien de bedrijfszetel gevestigd is in het Brussels gewest;
2° het landbouwinkomen uitgedrukt in bruto toegevoegde waarde tegen factorkosten ten minste 25 % van het (inkomen van de huishouden) vormt; (Err. 21-05-1992)
3° het bedrijf van de aanvrager een onvoldoende rentabiliteit vertoont en/of wordt geconfronteerd met interne financiële moeilijkheden. De onvoldoende rentabiliteit kan onder andere voortvloeien uit een onevenwicht tussen de strukturele factoren van de produktie, een onjuiste keuze van de beoefende produktierichtingen, te hoge produktiekosten, een onvoldoende valorisatie van de produktie en/of overdreven financiële lasten;
4° het bedrijf van de aanvrager een voldoende omvang heeft voor de tewerkstelling van een jaarlijkse landbouwarbeidseenheid;
5° de aanvrager geen toelagen geniet zoals voorzien in het koninklijk besluit van 26 februari 1991 betreffende de toekenning van toelagen aan de land- of tuinbouwbedrijfshoofden die beroep doen op een bedrijfsleidingsdienst, of dat hij er afstand van gedaan heeft.
Art.6. De aanvrager waarvan het aanvraagformulier en de vereiste stavingsdocumenten doen blijken dat hij beantwoordt aan de voorwaarden zoals bedoeld in de artikelen 3 en 5 wordt door het Bestuur van Land- en Tuinbouw verwittigd dat zijn aanvraag ontvankelijk is verklaard. Hij dient bij de Rijkslandbouwkundig of -tuinbouwkundig ingenieur een beheersplan in omvattend een audit, een analyse van de toestand van zijn bedrijf, een saneringsplan en een bedrijfsbegeleidingsplan, opgemaakt door een erkende dienst overeenkomstig het lastenboek voorzien in bijlage II, alsook een ondertekend exemplaar van de overeenkomst zoals voorzien in bijlage III.
Art.7. § 1. Kunnen erkend worden voor intensieve bedrijfsbegeleiding zoals bedoeld door dit besluit, de diensten die :
1° een ervaring van minstens vijf jaar hebben als bedrijfsleidingsdienst zoals bedoeld bij het koninklijk besluit van 25 oktober 1984 betreffende de toekenning van toelagen aan de land- of tuinbouwbedrijfshoofden die beroep doen op een bedrijfsleidingsdienst;
2° gedurende het boekjaar voorafgaand aan hun aanvraag tot erkenning, ten minste 200 bedrijfseconomische boekhoudingen gehouden hebben zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 21 maart 1986 betreffende de toekenning van toelagen om het houden van land- of tuinbouwbedrijfseconomische boekhoudingen aan te moedigen en de ontwikkeling van bedrijfsleidingsgroepen te bevorderen;
3° een vergelijkende synthese van boekhoudingen zoals bedoeld in 2° voorleggen;
4° over een permanent secretariaat beschikken;
5° ten minste over drie erkende deskundigen voor intensieve landbouwbedrijfsbegeleiding beschikken aangeworven met een arbeidsovereenkomst;
6° een aanvraag tot erkenning zoals bedoeld in bijlage IV hebben ingediend bij het Bestuur van Land- en Tuinbouw.
§ 2. Kunnen eveneens erkend worden als diensten voor intensieve bedrijfsbegeleiding zoals bedoeld door dit besluit, de diensten die een samenwerkingsakkoord hebben afgesloten met het oog op de uitvoering van dit besluit, waarvan elke dienst aan de voorwaarden voldoet bepaald in § 1, 1° en die samen voldoen aan de voorwaarden van § 1, 2° tot 6°.
Art.8. § 1. Om te worden erkend, moeten de deskundigen zoals bedoeld in artikel 7, 5° :
- houder zijn van een diploma van landbouwkundig ingenieur, van een gelijkwaardig aanvaard diploma of van een diploma van een lager niveau mits een degelijke ervaring van bedrijfsleiding;
- een ervaring van minstens vijf jaar in bedrijfsleiding hebben;
- een aanvraag tot erkenning zoals bedoeld in bijlage V bij het Bestuur van Land- en Tuinbouw indienen.
§ 2. De intensieve bedrijfsbegeleiding zoals bedoeld in dit besluit mag door de begeleidingsdienst enkel worden toevertrouwd aan erkende deskundigen.
Deze deskundigen mogen slechts per jaar de intensieve bedrijfsbegeleiding van ten hoogste 20 bedrijven aanvangen.
Art.9. De erkenning van de begeleidingsdiensten kan worden ingetrokken :
1° indien de voorwaarden bedoeld in de artikelen 7 en 8, § 2 niet geëerbiedigd worden;
2° indien blijkt dat bij de intensieve bedrijfsbegeleiding van één of meer bedrijven, de begeleidingsdienst de verplichtingen niet nakomt zoals bedoeld in het lastenboek of in de overeenkomst, voorzien respectievelijk in bijlage II en III;
3° in geval van fraude of van manifeste nalatigheid.
Art.10. De steun bedoeld in artikel (2) wordt toegekend aan de aanvrager waarvan het beheersplan, opgemaakt door een erkende begeleidingsdienst, door het Bestuur van Land- en Tuinbouw wordt goedgekeurd.
Zij wordt uitbetaald in vijf jaarlijkse schijven vastgesteld op de volgende wijze :
- 60 000 F voor het eerste jaar van intensieve bedrijfsbegeleiding;
- 30 000 F voor het tweede jaar;
- 15 000 F voor het derde jaar;
- 10 000 F voor het vierde jaar;
- 5 000 F voor het vijfde jaar.
Art.11. § 1. Elke verklaring die geheel of gedeeltelijk vals zou blijken te zijn, evenals elke niet nagekomen verbintenis, geeft aanleiding tot het opschorten van de betaling van de steun zoals bedoeld in dit besluit en tot de terugvordering van de reeds uitgekeerde sommen.
Het bedrag van de teruggevorderde sommen wordt in voorkomend geval vermeerderd met de wettelijke intresten die lopen sinds de datum van hun betaling en in geval van ernstige onregelmatigheden met een bedrag gelijk aan 30 % van de ten onrechte uitgekeerde bedragen.
§ 2. De erkende begeleidingsdienst die bij de intensieve bedrijfsbegeleiding frauduleus zou gehandeld hebben, een grove nalatigheid zou begaan hebben of de verplichtingen zou verzuimd hebben zoals bedoeld in het lastenkohier voorzien in bijlage II, is gehouden de schijven die ze zou hebben ontvangen voor deze begeleiding terug over te maken aan het Landbouwfonds, eveneens vermeerderd met de wettelijke intresten die sinds de datum van hun betaling gelopen hebben.
Art.12. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Zullen enkel in aanmerking genomen worden de aanvragen welke binnen een termijn van 5 jaar, te rekenen vanaf deze bekendmaking, zullen ingediend worden.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. AANVRAAGFORMULIER VOOR DE REGELING INZAKE TIJDELIJKE INKOMENSSTEUN IN DE LANDBOUW. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 22/01/1992, p. 1165-1173>
Art. N2. Bijlage II. LASTENBOEK. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 22/01/1992, p. 1174-1183>
Art. N3. Bijlage III. OVEREENKOMST INTENSIEVE BEDRIJFSBEGELEIDING. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 22/01/1992, p. 1184>
Art. N4. Bijlage IV. MINISTERIE VAN LANDBOUW BESTUUR VAN LAND- EN TUINBOUW DIENST BEDRIJFSLEIDING. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 22/01/1992, p. 1185>
Art. N5. Bijlage V. MINISTERIE VAN LANDBOUW BESTUUR VAN LAND- EN TUINBOUW DIENST BEDRIJFSLEIDING. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 22/01/1992, p. 1186>