Details





Titel:

21 OKTOBER 1992. - Ministerieel besluit betreffende de verbetering van de schapen- en geitenrassen. (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse overheid door <BVR2010-03-19/22, art. 60, 10°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2018-09-27/15, art. 41,16°, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-05-1998 en tekstbijwerking tot 04-12-2018)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Identificatie van de raszuivere fokschapen en -geiten.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Prestatieonderzoek en beoordeling van de genetische waarde.
Art. 2, 2bis
HOOFDSTUK III. - Zoötechnische erkenning.
Art. 3-5
HOOFDSTUK IV. - Zoötechnische certificaten.
Art. 6-14
HOOFDSTUK V. - Aanmoediging van de verbetering van schapen en geiten.
Art. 15-16
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 17-18
BIJLAGEN.
Art. N1-N6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1979121413 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Identificatie van de raszuivere fokschapen en -geiten.
Artikel 1. De raszuivere fokschapen en -geiten moeten geïdentificeerd worden overeenkomstig de beschikkingen in bijlage I.

HOOFDSTUK II. - Prestatieonderzoek en beoordeling van de genetische waarde.
Art.2. De methoden aangewend voor het prestatieonderzoek en de beoordeling van de genetische waarde van de raszuivere fokschapen en -geitenrassen dienen overeen te stemmen met de beschikkingen in bijlage II.

Art. 2bis. <ingevoegd bij MB 1995-01-10/34, art. 1, Inwerkingtreding : 12-02-1995> § 1. Een genetische kommissie wordt opgericht voor de schapensektor. Haar rol wordt als volgt bepaald :
  1° het bestuderen van alle vraagstukken omtrent de genetische evaluatie van de schapen en het voorschrijven van voorstellen terzake;
  2° het bestuderen en voorleggen van officiële beoordelingsmethodes voor de genetische waarde van schapen in België, en de omrekeningswijzen naar en van de buitenlandse genetische waarden;
  3° het bestuderen en voorleggen van officiële regels voor de publikatie in België van de genetische waarden van de schapen.
  § 2. De kommissie is als volgt samengesteld :
  - twee specialisten van het universitair onderzoek;
  - twee specialisten van de erkende schapenfokkersverenigingen;
  - twee specialisten van de verenigingen die de prestatieonderzoeken bij schapen uitvoeren;
  - twee ambtenaren van het Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling die bevoegd zijn voor de schapensektor;
  - één ambtenaar van de buitendiensten van de Veeteeltdienst die bevoegd is voor de schapensektor;
  - twee ambtenaren van de centrale dienst van de Veeteeltdienst, die het voorzitterschap en het sekretariaat van de kommissie verzekeren.
  § 3. De ambtenaren van de kommissie worden aangeduid en de andere leden worden benoemd op voorstel van de Veeteeltdienst na beraadslaging met de betrokken organismen. Het mandaat van de leden bedraagt vier jaar en kan hernieuwd worden.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 2bis. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  <MB 2005-03-21/31, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2005>> § 1. Ter uitvoering van artikel 12bis van het koninklijk besluit wordt een Genetische Commissie Kleine Herkauwers opgericht. Die commissie wordt belast met de volgende opdrachten:
  1° het bestuderen van alle vraagstukken betreffende de genetische evaluatie van de schapen en het formuleren van voorstellen terzake;
  2° het bestuderen en voorstellen van officiële beoordelingsmethodes voor de genetische waarde van schapen in Vlaanderen, en de omrekeningswijzen naar en van de buitenlandse genetische waarden;
  3° het bestuderen en voorstellen van officiële regels voor de publicatie in Vlaanderen van de genetische waarden van schapen.
  (De bevoegde entiteit van het Departement Landbouw en Visserij, hierna de bevoegde entiteit te noemen,) kan de commissie belasten met extra opdrachten. <MB 2006-05-19/47, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 2. De Genetische Commissie Kleine Herkauwers is als volgt samengesteld:
  1° zes vertegenwoordigers van de organisaties of verenigingen van fokkers, erkend door de minister met toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit. (De bevoegde entiteit van het Departement Landbouw en Visserij, hierna de bevoegde entiteit te noemen,) zorgt voor de verdeling van de mandaten over de erkende organisaties en verenigingen. (De bevoegde entiteit van het Departement Landbouw en Visserij, hierna de bevoegde entiteit te noemen,) kan die erkende organisaties en verenigingen voorwaarden opleggen betreffende de aanwijzing van hun vertegenwoordigers; <AM 2006-05-19/47, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  2° twee vertegenwoordigers van de organisatie die zorgt voor de berekening van de fokwaardeschattingen van kleine herkauwers;
  3° twee vertegenwoordigers van (de bevoegde entiteit van het Departement Landbouw en Visserij, hierna de bevoegde entiteit te noemen,) die het voorzitterschap en het secretariaat verzorgen; <MB 2006-05-19/47, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  4° een vertegenwoordiger van de Vlaamse administratie, bevoegd voor voorlichting.
  De commissie kan nog andere personen dan die, vermeld in het eerste lid, op de vergadering van de genetische commissie uitnodigen.
  ++++++++++

HOOFDSTUK III. - Zoötechnische erkenning.
Art.3. De voorwaarden waaraan een persoon moet voldoen om de zoötechnische erkenning bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van 20 oktober 1992 betreffende de verbetering van schapen- en geitenrassen, te verwerven en te behouden, zijn de volgende :
  1° schriftelijk een aanvraag indienen bij de Veeteeltdienst;
  2° een gunstig advies verkrijgen van de Veeteeltdienst;
  3° niet getroffen zijn door een sanitaire verbodsmaatregel;
  4° de bepalingen in artikel 14 van het voornoemd koninklijk besluit aangaande de toelating tot de kunstmatige inseminatie en het gebruik van sperma van raszuivere mannelijke fokdieren naleven;
  5° de bepalingen in artikel 17 van het voornoemd koninklijk besluit aangaande het gebruik van zoötechnische certificaten bij iedere verdeling, verkoop of inbrenging van sperma, eicellen en embryo's van raszuivere fokdieren naleven;
  6° dagelijks een register van de verrichtingen bijhouden, die toelaat de oorsprong van alle gewonnen, behandeld of opgeslagen sperma, eicellen en embryo's te kontroleren en op een onweerlegbare wijze te waarborgen;
  7° jaarlijks aan de Veeteeltdienst ten laatste voor 1 september een volledig activiteitsverslag overmaken in verband met de verstreken periode van twaalf maand die afgesloten wordt op 30 juni.
  8° zich onderwerpen aan elke controle van de Veeteeltdienst.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ===========================
  Art. 3. (VLAAMSE AUTORITEIT)
  De voorwaarden waaraan een persoon moet voldoen om de zoötechnische erkenning bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van 20 oktober 1992 betreffende de verbetering van schapen- en geitenrassen, te verwerven en te behouden, zijn de volgende :
  1° schriftelijk een aanvraag indienen bij (de bevoegde entiteit); <MB 2006-05-19/47, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  2° een gunstig advies verkrijgen van (de bevoegde entiteit); <MB 2006-05-19/47, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  3° niet getroffen zijn door een sanitaire verbodsmaatregel;
  4° de bepalingen in artikel 14 van het voornoemd koninklijk besluit aangaande de toelating tot de kunstmatige inseminatie en het gebruik van sperma van raszuivere mannelijke fokdieren naleven;
  5° de bepalingen in artikel 17 van het voornoemd koninklijk besluit aangaande het gebruik van zoötechnische certificaten bij iedere verdeling, verkoop of inbrenging van sperma, eicellen en embryo's van raszuivere fokdieren naleven;
  6° dagelijks een register van de verrichtingen bijhouden, die toelaat de oorsprong van alle gewonnen, behandeld of opgeslagen sperma, eicellen en embryo's te kontroleren en op een onweerlegbare wijze te waarborgen;
  7° jaarlijks aan (de bevoegde entiteit) ten laatste voor 1 september een volledig activiteitsverslag overmaken in verband met de verstreken periode van twaalf maand die afgesloten wordt op 30 juni. <MB 2006-05-19/47, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  8° zich onderwerpen aan elke controle van (de bevoegde entiteit). <MB 2006-05-19/47, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  ++++++++++

Art.4. § 1. De zoötechnische erkenning wordt toegekend :
  - hetzij voor schapen,
  - hetzij voor geiten,
  - hetzij voor schapen en geiten.
  § 2. Zij wordt toegekend voor het winnen, het behandelen en het bewaren :
  - hetzij van sperma,
  - hetzij van eicellen en embryo's,
  - hetzij van sperma, eicellen en embryo's.

Art.5. Een zoötechnische erkenning kan worden opgeschort of ingetrokken indien blijkt dat de erkende persoon niet meer voldoet aan alle voorwaarden, vastgesteld in artikel 3.

HOOFDSTUK IV. - Zoötechnische certificaten.
Art.6. § 1. De volgende gegevens worden vermeld in het zoötechnisch certificaat voor de raszuivere fokschapen en -geiten :
  - organisatie die het certificaat aflevert;
  - naam van het stamboek;
  - nummer van inschrijving in het stamboek;
  - datum van aflevering van het certificaat;
  - methode van identificatie;
  - identificatie;
  - geboortedatum;
  - ras;
  - geslacht;
  - naam en adres van de fokker;
  - naam en adres van de eigenaar;
  - afstamming :


VaderGrootvaderGrootmoeder
StamboeknummerStamboeknummerStamboeknummer
MoederGrootvaderGrootmoeder
StamboeknummerStamboeknummerStamboeknummer

  § 2. De resultaten van het prestatieonderzoek en de bijgewerkte resultaten (met vermelding van hun oorsprong) van de bepalingen van de genetische waarde van het dier zelf en die van de ouders en de grootouders worden, indien de desbetreffende onderzoeken zijn verricht overeenkomstig de bepalingen van bijlage II, in het certicaat vermeld.

Art.7. De in artikel 6 genoemde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in de vorm van een certificaat overeenkomstig het model in bijlage III;
  2° in documenten, die de raszuivere fokschapen of -geiten vergezellen. In dat geval moet de bevoegde erkende organisatie of vereniging van fokkers in onderstaande bewoordingen verklaren dat de in artikel 6 genoemde gegevens in die documenten zijn vermeld :
  " Ondergetekende verklaart dat deze documenten de in artikel 1 van Beschikking 90/258/EEG van de Commissie genoemde gegevens bevatten. "

Art.8. De volgende gegevens moeten voorkomen in het zoötechnisch certificaat voor sperma van raszuivere fokschapen of -geiten :
  - alle in artikel 6 bedoelde gegevens met betrekking tot de ram of de bok waarvan het sperma afkomstig is, en, voor melkrassen, de bloedgroep van die ram of bok, of de uitkomsten van een test die gelijkwaardige wetenschappelijke garanties biedt;
  - inlichtingen aan de hand waarvan het sperma kan worden geïdentificeerd, de datum van winning en de naam en het adres van het spermacentrum en van de geadresseerde.

Art.9. De in artikel 8 genoemde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in de vorm van een certificaat overeenkomstig het model in bijlage IV;
  2° in documenten, die het sperma van raszuivere fokschapen of -geiten vergezellen. In dat geval moet de bevoegde erkende organisatie of vereniging van fokkers in onderstaande bewoordingen verklaren dat de in artikel 8 genoemde gegevens in die documenten zijn vermeld :
  " Ondergetekende verklaart dat deze documenten de in artikel 3 van Beschikking 90/258/EEG van de Commissie genoemde gegevens bevatten ".

Art.10. De volgende gegevens moeten voorkomen in het zoötechnisch certificaat betreffende eicellen van raszuivere fokschapen of -geiten :
  - alle in artikel 6 bedoelde gegevens met betrekking tot de ooi of de geit waarvan de eicel afkomstig is;
  - inlichtingen aan de hand waarvan de eicel kan worden geïdentificeerd, de datum van winning en de naam en het adres van het eicelcentrum en van de geadresseerde.
  Indien er meer dan één eicel per rietje is, moet dit duidelijk worden vermeld. Bovendien moeten al die eicellen van dezelfde ooi of geit afkomstig zijn.

Art.11. De in artikel 10 genoemde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in de vorm van een certificaat overeenkomstig het model in bijlage V;
  2° in documenten die de eicellen van raszuivere fokschapen of -geiten vergezellen. In dat geval moet de bevoegde erkende organisatie of vereniging van fokkers in onderstaande bewoordingen verklaren dat de in artikel 10 genoemde gegevens in die documenten zijn vermeld :
  " Ondergetekende verklaart dat deze documenten de in artikel 5 van Beschikking 90/258/EEG van de Commissie genoemde gegevens bevatten ".

Art.12. De volgende gegevens moeten voorkomen in het zoötechnisch certificaat voor embryo's van raszuivere fokschapen of -geiten :
  - alle in artikel 6 bedoelde gegevens met betrekking tot de donorooi of -geit en alle in artikel 8, eerste streepje, bedoelde gegevens met betrekking tot de donorram of -bok;
  - inlichtingen aan de hand waarvan het embryo kan worden geïdentificeerd, de datum van inseminatie of bevruchting, de datum van winning, de naam en het adres van het embryocentrum en van de bestemmeling.
  Indien er meer dan één embryo per rietje is, moet dit duidelijk worden vermeld. Bovendien moeten al die embryo's van dezelfde ouders afstammen.

Art.13. De in artikel 12 genoemde gegevens mogen worden vermeld :
  1° in de vorm van een certificaat overeenkomstig het model in bijlage VI;
  2° in documenten die de embryo's van raszuivere fokschapen of -geiten vergezellen. In dat geval moet de bevoegde erkende organisatie of vereniging van fokkers in onderstaande bewoordingen verklaren dat de in artikel 12 genoemde gegevens in die documenten zijn vermeld :
  " Ondergetekende verklaart dat deze documenten de in artikel 7 van Beschikking 90/258/EEG van de Commissie genoemde gegevens bevatten. "

Art.14. De vereenvoudigde documenten, bedoeld in artikel 17, § 2, van het voornoemd koninklijk besluit, moeten minstens de volgende gegevens bevatten :
  - de naam van het stamboek;
  - de identificatie van het sperma, de eicellen of de embryo's;
  - de naam en het adres van het winningscentrum;
  - de naam en het adres van de organisatie of vereniging van fokkers waar het overeenkomstig zoötechnisch certificaat en de informatie, die de identificatie van dit certificaat moet mogelijk maken, in opgeslagen.

HOOFDSTUK V. - Aanmoediging van de verbetering van schapen en geiten.
Art.15. § 1. De opdrachten, toevertrouwd aan de organisaties en verenigingen van fokkers, bedoeld in artikel 20 van het voornoemd koninklijk besluit, zijn de volgende :
  1° het bijhouden van de stamboeken voor de dieren van de rassen bedoeld in artikel 21 van het voornoemd koninklijk besluit;
  2° het verzamelen, vastleggen en aanwenden van de zoötechnische gegevens, die de beoordeling van de genetische waarde van schapen en geiten toelaat;
  3° de inrichting en de uitvoering van programma's voor genetische verbetering, die inzonderheid de toename van de economische rentabiliteit in de schapen- en geitenfokkerij op het oog hebben;
  4° de aanmoediging van de teelt van eliteschapen of -geiten;
  5° de inrichting van tentoonstellingen en prijskampen voor schapen of geiten;
  6° het toepassen van alle richtlijnen van de Minister tijdens de uitvoering van hun aktiviteiten.
  § 2. Voor het vervullen van deze opdrachten door de representatieve organisaties, bedoeld in artikel 20, 1° en 2°, van het voornoemd koninklijk besluit, behoort de organisatie van de selectie en van het bijhouden van de stamboeken tot de bevoegdheid van de betrokken nationale vereniging en de concrete uitvoering van de selectieactiviteiten tot de bevoegdheid van de provinciale en interprovinciale verenigingen op hun respectievelijk grondgebied.
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 15. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <MB 2005-03-21/31, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  ++++++++++

Art.16. § 1. De toelage bedoeld in artikel 22, 1°, van het voornoemd koninklijk besluit wordt verdeeld tussen de provinciale en interprovinciale verenigingen van kwekers van vleesschapen volgens de volgende modaliteiten :
  - een bedrag van (3.350 EUR) wordt gelijkmatig verdeeld onder de provincies; <MB 2001-12-21/84, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - een bedrag van maximum F 165 000 wordt verdeeld onder de betrokken verenigingen naar rato van het aantal vleesschapen geregistreerd op hun respektievelijk grondgebied en ingeschreven in de stamboeken. Vanaf 1993 wordt echter dit bedrag herleid tot (1.860 EUR); <MB 2001-12-21/84, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - vanaf 1993, wordt een bedrag van maximum (2.250 EUR) verdeeld onder de betrokken verenigingen met een maximum van (12 EUR) per dier dat op doelmatige wijze heeft deelgenomen aan een programma, dat toelaat zijn genetische waarde te beoordelen door middel van een criterium met economisch karakter en dat ingericht wordt door de nationale vereniging van kwekers van vleesschapen en goedgekeurd door de Veeteeltdienst. <MB 2001-12-21/84, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. De toelage bedoeld in artikel 22, 4°, van het voornoemd koninklijk besluit wordt verdeeld onder de provinciale en interprovinciale verenigingen van geiten- en melkschapenfokkers volgens de volgende modaliteiten :
  - een bedrag van (1.115 EUR) wordt gelijkmatig verdeeld onder de provincies; <MB 2001-12-21/84, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - een bedrag van (1.365 EUR) wordt verdeeld onder de betrokken verenigingen naar rato van het aantal dieren geregistreerd op hun respectievelijk grondgebied en ingeschreven in de stamboeken; <MB 2001-12-21/84, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  - een bedrag van maximum (1.490 EUR) wordt verdeeld onder de betrokken verenigingen met een maximum van (12 EUR) per dier dat op doelmatige wijze heeft deelgenomen aan een programma, dat toelaat zijn genetische waarde door middel van een criterium met economisch karakter te beoordelen, dat ingericht wordt door het nationaal verbond van geiten- en melkschapenfokkers en goedgekeurd door de Veeteeltdienst. <MB 2001-12-21/84, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  ++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. 16. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
  (Opgeheven) <MB 2005-03-21/31, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
  ++++++++++

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.17. <Opheffingsbepaling MB 1979-12-14/30>

Art.18. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992, met uitzondering van de artikelen 1 tot 14 die in werking treden de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. <MB 1998-05-08/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1997>Identificatie van de raszuivere fokschapen en -geiten.
  1. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, worden de raszuivere fokschapen en -geiten geïdentificeerd met een identificatienummer samengesteld uit een reeks cijfers die achtereenvolgens een aanduiding zijn van :
  - de bedrijfscode van de fokker, die, met goedkeuring van de Dienst Fokkerin Vlees, toegekend wordt door de organisatie of vereniging van fokkers die het stamboek bijhoudt;
  - het geboortejaar van het dier : het betreft het jaar waarin het fokseizoen waarin het dier geboren werd, eindigt;
  - het geboorterangnummer van het dier in het fokbedrijf : het betreft een nummer met drie cijfers toegekend in de chronologische en onafgebroken volgorde van de geboorten op het fokbedrijf.
  2. Het geboorterangnummer wordt toegekend aan het dier bij zijn geboorte, en wordt op het dier aangebracht door middel van een voorlopig identificatiemerk (oormerk, halsband, ...) voorgesteld door de organisatie of vereniging van fokkers en goedgekeurd door de Dienst Fokkerij en Vlees. Dit rangnummer wordt binnen de drie dagen, die volgen op de geboorte, op een geboorteverklarings-document, beschikbaar gesteld door de organisatie of vereniging van fokkers die het stamboek bijhoudt, overgeschreven.
  3. Ten laatste drie maand na de laatste geboorte tijdens het fokseizoen in het fokbedrijf, wordt een definitief identificatiemerk, voorgesteld door de organisatie of vereniging van fokkers en goedgekeurd door de Dienst Fokkerij en Vlees, op het dier aangebracht.
  4. Het voorlopig identificatiemerk waarop het geboorterangnummer staat dient minstens tot het aanbrengen van het definitief identificatiemerk op het dier aangebracht te blijven.
  5. Een bepaald identificatienummer mag slechts aan één dier toegekend worden.
  6. De raszuivere fokschapen en -geiten afkomstig uit een ander land behouden hun oorspronkelijke identificatie.
  +++++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. N1. (VLAAMSE OVERHEID)
  Bijlage I. <MB 1998-05-08/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-05-1997> Identificatie van de raszuivere fokschapen en -geiten.
  1. Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, worden de raszuivere fokschapen en -geiten geïdentificeerd met een identificatienummer samengesteld uit een reeks cijfers die achtereenvolgens een aanduiding zijn van :
  - de bedrijfscode van de fokker, die, met goedkeuring van (de bevoegde entiteit), toegekend wordt door de organisatie of vereniging van fokkers die het stamboek bijhoudt; <MB 2006-05-19/47, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  - het geboortejaar van het dier : het betreft het jaar waarin het fokseizoen waarin het dier geboren werd, eindigt;
  - het geboorterangnummer van het dier in het fokbedrijf : het betreft een nummer met drie cijfers toegekend in de chronologische en onafgebroken volgorde van de geboorten op het fokbedrijf.
  2. Het geboorterangnummer wordt toegekend aan het dier bij zijn geboorte, en wordt op het dier aangebracht door middel van een voorlopig identificatiemerk (oormerk, halsband, ...) voorgesteld door de organisatie of vereniging van fokkers en goedgekeurd door (de bevoegde entiteit). Dit rangnummer wordt binnen de drie dagen, die volgen op de geboorte, op een geboorteverklarings-document, beschikbaar gesteld door de organisatie of vereniging van fokkers die het stamboek bijhoudt, overgeschreven. <MB 2006-05-19/47, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  3. Ten laatste drie maand na de laatste geboorte tijdens het fokseizoen in het fokbedrijf, wordt een definitief identificatiemerk, voorgesteld door de organisatie of vereniging van fokkers en goedgekeurd door (de bevoegde entiteit), op het dier aangebracht. <MB 2006-05-19/47, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  4. Het voorlopig identificatiemerk waarop het geboorterangnummer staat dient minstens tot het aanbrengen van het definitief identificatiemerk op het dier aangebracht te blijven.
  5. Een bepaald identificatienummer mag slechts aan één dier toegekend worden.
  6. De raszuivere fokschapen en -geiten afkomstig uit een ander land behouden hun oorspronkelijke identificatie.
  ++++++++++

Art. N2. Bijlage II. - De genetische waarde van een fokschaap of -geit kan worden berekend aan de hand van één van de hierna volgende methoden of een combinatie daarvan. Alle bij het onderzoek verkregen gegevens moeten voor de Veeteeltdienst toegankelijk zijn. De eindresultaten moeten toegankelijk zijn.
  ++++++++
  GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
  ==========================
  Art. N2. (VLAAMSE AUTORITETIT)
  Bijlage II. - De genetische waarde van een fokschaap of -geit kan worden berekend aan de hand van één van de hierna volgende methoden of een combinatie daarvan. Alle bij het onderzoek verkregen gegevens moeten voor (de bevoegde entiteit) toegankelijk zijn. De eindresultaten moeten toegankelijk zijn.
  +++++++++++

Art. 1N2. I. Individueel onderzoek.
  1. Individueel onderzoek in een proefstation :
  a) de naam van de organisatie of instantie die verantwoordelijk is voor het proefstation, alsmede de naam van de instantie die voor de berekening en publikatie van de uitkomsten zorg draagt, moeten worden vermeld.
  b) De opzet van het onderzoek moet worden aangegeven.
  c) De volgende gegevens moeten duidelijk worden vermeld :
  - voorwaarden voor opneming in het proefstation, met name maximumleeftijd of het gewicht van de jonge fokdieren bij het begin van het onderzoek, en het aantal dieren;
  - duur van de onderzoekperiode in het station, of eindgewicht;
  - soort voeding en voedersysteem.
  d) Aangegeven moet worden welke kenmerken (b.v. levend gewicht, voederconversie, schatter voor de lichaamssamenstelling, melkproduktie, samenstelling van de melk, kwaliteit van de wolproduktie of andere relevante gegevens) worden geregistreerd.
  e) Voor de beoordeling van de genetische waarde dient een methode te worden gebruikt die volgens de gevestigde zoötechnische beginselen wetenschappelijk aanvaardbaar is. De genetische eigenschappen van de onderzochte fokdieren moeten worden uitgedrukt in de vorm van een fokwaarde of in de vorm van het verschil ten opzichte van nauwverwante leeftijdgenoten voor elk kenmerk.
  2. Individueel onderzoek in een bedrijf.
  Een individueel onderzoek mag ook in een bedrijf worden verricht, op voorwaarde dat uiteindelijk een fokwaarde kan worden berekend overeenkomstig gevestigde zoötechnische beginselen.

Art. 2N2. II. Melkcontrole en beoordeling van de genetische waarden van de vrouwelijke dieren voor de melkproduktie.
  1. De naam van de organisatie of de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor het onderzoek, en de naam van de bevoegde instantie die voor de berekening en de publikatie van de uitkomsten zorg draagt, moeten worden vermeld.
  2. De opzet van het onderzoek moet worden aangegeven.
  3. Aangegeven moet worden welke kenmerken (b.v. melkproduktie, samenstelling van de melk of andere relevante gegevens) overeenkomstig de door het Internationaal Comité voor de controle van de melkproduktie vastgestelde normen worden geregistreerd.
  4. De melklijsten die worden gebruikt voor de bepaling van de genetische waarde van de vrowelijke dieren moeten :
  - een lactatieperiode betreffen overeenkomstig de door het Internationaal Comité voor de controle van de melkproduktie vastgestelde normen;
  - op adequate wijze worden aangepast aan belangrijke milieufactoren.
  5. Voor de beoordeling van de genetische waarde dient een methode te worden gebruikt die volgens de gevestigde zoötechnischde beginselen wetenschappelijk aanvaardbaar is. De genetische eigenschappen van de onderzochte fokdieren moeten worden uitgedrukt in de vorm van een fokwaarde of in de vorm van het verschil ten opzichte van nauw verwante leeftijdsgenoten.

Art. 3N2. III. Onderzoek van de nakomelingen en/of van de broers en zusters.
  1. De naam van de organisatie of instantie die verantwoordelijk is voor het onderzoek, alsmede de naam van de instantie die voor de berekening en de publikatie van de uitkomsten zorg draagt, moeten worden vermeld.
  2. De genetische waarde van het fokdier moet worden berekend door een toereikend aantal nakomelingen en eventueel broers en zusters te beoordelen op de volgende kenmerken :
  a) kenmerken voor de vleesproduktie of voor de fokkerij :
  - van de bij het onderzoek gebruikte methode moet een gedetailleerde beschrijving worden gegeven of er moet naar worden verwezen;
  - de nakomelingen en/of de broers of zusters mogen geen specifieke behandeling ondergaan;
  - voor het onderzoek van de nakomelingen en/of broers of zusters zijn drie methoden toegestaan :
  i) centraal onderzoek van de nakomelingen en/of broers en zusters in gespecialiseerde proefstations;
  ii) geprogrammeerd onderzoek van de nakomelingen en/of de broers en zusters in bedrijven. De spreiding van de nakomelingen en/of de broers en zusters over de beslagen moet zodanig zijn dat een geldige vergelijking tussen de fokdieren mogelijk is;
  iii) verzameling van gegevens op de geïdentificeerde karkassen van de nakomelingen en/of de broers en zusters.
  b) Kenmerken melkvee :
  - de opzet van het onderzoek moet worden aangegeven;
  - de vrouwelijke dieren mogen geen specifieke behandeling ondergaan;
  - bij de berekening van de genetische waarde moet ook rekening worden gehouden met de hoeveelheid en de samenstelling van de melk.
  3. Voor de keuze van de nakomelingen en/of de broers en zusters dient een geheel zuivere methode te worden gebruikt. Alle relevante gegevens moeten worden gebruikt voor de beoordeling van de fokwaarde van de fokdieren. Vertekening van de verkregen resultaten als gevolg van andere factoren dan genetische eigenschappen moet worden voorkomen door gebruik te maken van adequate methoden voor de bepaling van de fokwaarde.
  4. Aangegeven moet worden welke kenmerken (b.v. toename van het levend gewicht, voederconversie, karkaskwaliteit, melkproduktie, samenstelling van de melk, kwaliteit van de wolproduktie, voortplantingskenmerken, vruchtbaarheid, worpgrootte, levensvatbaarheid van nakomelingen en/of broers en zusters of andere relevante gegevens) worden geregistreerd.
  5. Voor de beoordeling van de genetische waarde moet een methode worden gebruikt, die volgens de gevestigde zoötechnische beginselen, wetenschappelijk aanvaardbaar is.

Art. N3. Bijlage III. - MODEL VAN HET ZOOTECHNISCH CERTIFICAAT voor raszuivere fokschapen en -geiten. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/11/1992, p. 24535>

Art. N4. Bijlage IV. - MODEL VAN HET ZOOTECHNISCH CERTIFICAAT voor sperma van raszuivere fokschapen en -geiten. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/11/1992, p. 24537-24538>

Art. N5. Bijlage V. MODEL VAN HET ZOOTECHNISCH CERTIFICAAT voor eicellen van raszuivere fokschapen en -geiten. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/11/1992, p. 24541-24542>

Art. N6. Bijlage VI. - MODEL VAN HET ZOOTECHNISCH CERTIFICAAT voor embryo's van raszuivere fokschapen en -geiten. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 24/11/1992, p. 24545-24546>