22 JUNI 1992. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 80, 81, 82, 83, 86 en 90 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-8
Artikel 1. <Wijzigingsbepaling van art. 80 van KB 1991-11-25/50>
Art.2. <Wijzigingsbepaling van art. 81 van KB 1991-11-25/50>
Art.3. <Wijzigingsbepaling van art. 82 van KB 1991-11-25/50>
Art.4. <Wijzigingsbepaling van art. 83 van KB 1991-11-25/50>
Art.5. <Wijzigingsbepaling van art. 86 van KB 1991-11-25/50>
Art.6. <Wijzigingsbepaling van art. 90 van KB 1991-11-25/50>
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1992.
Voor de werklozen die het dubbel van de gemiddelde werkloosheidsduur, berekend volgens de bepalingen van artikel 81, eerste of tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 reeds overschreden hebben vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt, in afwijking van de bepalingen van artikel 81, derde lid van voormeld besluit zoals gewijzigd bij dit besluit, de eerste dag van de derde maand die volgt op die gedurende dewelke de kennisgeving werd verricht, beschouwd als de vervaldag van de overschrijding.
Voor de werklozen die een verwittiging ontvingen vóór 1 juni 1992 heeft de schorsing uitwerking op het tijdstip bepaald overeenkomstig artikel 143 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Voor de werklozen die een verwittiging ontvingen na 31 mei 1992 en vóór 1 juli 1992 heeft de schorsing uitwerking op het tijdstip bepaald overeenkomstig de bepalingen van titel II, hoofdstuk III, afdeling 8 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, zoals van kracht op 1 juni 1992.
Indien het beroep dat de werkloze ingediend heeft bij de nationale administratieve commissie ongegrond verklaard wordt, heeft de beslissing tot schorsing, in afwijking van het derde en vierde lid, evenwel uitwerking op :
1° de eerste dag van de vierde maand volgend op de vervaldag van de overschrijding;
2° de maandag volgend op de dag van de afgifte ter post van de brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht van de werkloze, indien deze dag gelegen is na de in 1° vermelde dag.
Indien echter de werkloze bedoeld in de voorgaande leden, op het ogenblik dat de schorsing uitwerking zou moeten hebben, geniet van een vrijstelling op grond van artikel 155ter van het voormeld koninklijk besluit van 20 december 1963 of van artikel 90 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, heeft de schorsing evenwel ten vroegste uitwerking op de eerste dag van de maand volgend op die gedurende dewelke de helft bereikt wordt van de periode gelegen tussen het ogenblik waarop de schorsing normaal uitwerking had dienen te hebben en de eerste dag van de derde maand die volgt op het einde van de lopende vrijstelling.
In afwijking van het derde, vierde, vijfde en zesde lid wordt de datum van uitwerking van de schorsing evenwel geregeld overeenkomstig de bepalingen van onderhavig besluit indien er na 30 juni 1992 een nieuwe verwittiging, opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 81, eerste of derde lid van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991 wordt verstuurd die de oorspronkelijke wijzigt. De beroepen ingediend tegen de oorspronkelijke verwittiging blijven geldig.
Het bepaalde in de laatste zin van artikel 82, § 1, zesde en zevende lid, in artikel 82, § 2, achtste lid en in artikel 86 van het voormeld koninklijk besluit van 25 november 1991, zoals gewijzigd bij dit besluit, is op alle werklozen van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, ongeacht de bepalingen van artikel 143, § 12 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.
Art. 8. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.