29 DECEMBER 1992. - Koninklijk besluit nr 48 met betrekking tot de levering van [vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek], verricht binnen de voorwaarden van [artikel 39bis [van het Btw-Wetboek] ]. (ERRATUM, zie B.St. 07-05-2010, p. 25566) <Opschrift gewijzigd door KB2005-08-24/44, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 09-09-2005> <Opschrift gewijzigd door KB2010-02-21/04, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 08-03-2010> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-12-1994 en tekstbijwerking tot 20-02-2015)
Art. 1-4, 4bis, 5-9
2003003371 2004003110 2005003680 2010003098 2013003086 2015003055
Artikel 1.Iedere belastingplichtige die niet gehouden is tot het indienen van de aangifte bedoeld (in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°), van het Wetboek, moet voor elke levering van een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek, die hij verricht binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek, aangifte doen op het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde in het ambtsgebied waarvan hij zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft. <KB 2004-02-20/34, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[1 Het lid van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek die niet gehouden is tot het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, moet eveneens binnen de voorwaarden en overeenkomstig de modaliteiten bepaald in het eerste lid, aangifte doen voor elke levering van een dergelijk nieuw vervoermiddel.]1
----------
(1)<KB 2010-02-21/04, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 08-03-2010>
Art.2. De in artikel 1 bedoelde aangifte moet worden opgesteld in tweevoud op een formulier waarvan het model is bepaald door of vanwege de Minister van Financiën.
Ze moet worden ingediend op het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde binnen de 15 dagen te rekenen vanaf de datum van de levering.
Art.3.[1 § 1. De belastingplichtigen en de leden van een btw-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, gehouden tot het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°, van het Wetboek, moeten voor ieder kalenderkwartaal tijdens hetwelk zij één of meerdere intracommunautaire leveringen van nieuwe vervoermiddelen in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek verrichten, binnen de voorwaarden van artikel 39bis, 2°, van het Wetboek, [2 de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde]2 heeft daarvan inlichten uiterlijk de twintigste van de maand die volgt op het kalenderkwartaal waarop ze betrekking heeft door middel van een lijst die de volgende inlichtingen bevat :
1° de naam of de maatschappelijke benaming van de leverancier van de goederen, het adres van zijn administratieve of maatschappelijke zetel, en zijn in artikel 50 van het Wetboek bedoeld btw-identificatienummer;
2° de datum van de factuur en het volgnummer waaronder deze is ingeschreven in het uitgaand factuurboek;
3° de lidstaat van bestemming;
4° de naam of de maatschappelijke benaming en het adres van de koper;
5° de waarde van de goederen en toebehoren;
6° de omschrijving van de goederen :
a) voor de landvoertuigen : het merk, het type, de cilinderinhoud (cc) en/of het vermogen (kW);
b) voor schepen : de lengte in meter;
c) voor luchtvaartuigen : het opstijggewicht in kg;
7° de datum van de eerste ingebruikneming, indien deze de factuurdatum voorafgaat;
8° het aantal kilometers, de duur van de verrichte vaarten of het aantal verrichte vlieguren;
9° het chassisnummer of het identificatienummer van het vervoermiddel.
§ 2. Deze lijst moet langs elektronische weg worden ingediend op het elektronisch adres dat te dien einde gecreëerd werd door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde.
De toepassingsmodaliteiten van het eerste lid worden geregeld door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde.
§ 3. De belastingplichtigen en de leden van een btw-eenheid zijn vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang zij en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is de bedoelde lijst namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen.
De toepassing van het eerste lid en de formaliteiten te vervullen ingeval van vrijstelling worden geregeld en bepaald door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde.
§ 4. Voor de bijzondere gevallen kan door de Minister van Financiën of zijn gemachtigde, binnen de door hem te bepalen beperkingen en modaliteiten, worden afgeweken van de verplichting om de in de eerste paragraaf bedoelde lijst in te dienen. Deze lijst wordt in deze gevallen vervangen door een andere wijze van inlichting.]1
----------
(1)<KB 2010-02-21/04, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2010; zie ook art. 4>
(2)<KB 2015-01-24/03, art. 31, 009; Inwerkingtreding : 16-05-2014>
Art.4. <KB 2005-08-24/44, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 09-09-2005> Voor de landvoertuigen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, die het voorwerp uitmaken van een levering onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek, en waarvoor bij de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) een aanvraag om inschrijving wordt ingediend, moet het vervoer plaatsvinden uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op deze van de inschrijving.
Voor deze voertuigen kan enkel een tijdelijke nummerplaat evenals een bijhorend inschrijvingsbewijs dat voorzien is van een bijzondere vermelding inzake het fiscaal statuut van het voertuig, worden aangevraagd.
Voor de landvoertuigen in de zin van artikel 8bis, § 2, 1°, van het Wetboek, die het voorwerp uitmaken van een levering onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek en waarvoor, overeenkomstig de reglementering betreffende de inschrijving van motorvoertuigen, formaliteiten dienen te worden nagekomen die het communautair karakter van deze voertuigen vastleggen, dient in het geval deze voertuigen niet het voorwerp uitmaken van enige aanvraag om inschrijving, de verkoper daarvan kennis te geven aan de Dienst van de douane gevestigd bij de Dienst voor Inschrijving van de Voertuigen (DIV) op de door of vanwege de Minister van Financiën voorgeschreven wijze.
Art. 4bis. (Opgeheven) <KB 2005-08-24/44, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 09-09-2005>
Art.5. <KB 1994-11-22/32, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1994> Indien een nieuw vervoermiddel in de zin van artikel 8bis, § 2, van het Wetboek wordt geleverd onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek door een belastingplichtige die niet gehouden is tot het indienen van de (in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°), van het Wetboek, bedoelde aangifte of door een belastingplichtige die enkel ingevolge zijn recht op aftrek op grond van artikel 45, § 1, 4°, van het Wetboek, gehouden is tot het indienen van die aangifte, ontstaat, in afwijking van artikel 2 van het koninklijk besluit nr 3 van 10 december 1969, het recht op aftrek van de belasting geheven van de levering, de invoer of de intracommunautaire verwerving van dat vervoermiddel eerst op het tijdstip waarop de levering van dat vervoermiddel plaatsvindt onder de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek. <KB 2004-02-20/34, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.6. (Om hun recht op aftrek te kunnen uitoefenen moeten de in artikel 1 bedoelde belastingplichtige en de belastingplichtige die enkel ingevolge zijn recht op aftrek op grond van artikel 45, § 1, 4°, van het Wetboek, gehouden is tot het indienen van de (in artikel 53, § 1, eerste lid, 2°), van het Wetboek, bedoelde aangifte : <KB 2004-02-20/34, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1° in het bezit zijn van de facturen of stukken bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit nr 3 van 10 december 1969 en alle andere stukken met betrekking tot het nieuwe vervoermiddel waarvan het Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven regelen het houden, het opmaken of het uitreiken voorschrijven;
2° het bewijs leveren dat het geleverde vervoermiddel een nieuw vervoermiddel was in de zin van artikel 8bis, § 2, 2°, van het Wetboek op het tijdstip waarop de levering van dat vervoermiddel plaatsvond;
3° het bewijs leveren dat het nieuwe vervoermiddel werd geleverd binnen de voorwaarden van artikel 39bis van het Wetboek.) <KB 1994-11-22/32, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1994>
Dit bewijs kan worden geleverd op de wijze bepaald door of vanwege de Minister van Financiën.
Art.7. De in artikel 1 bedoelde belastingplichtige recupereert, bij wijze van teruggaaf, de belasting waarvan het recht op aftrek is ontstaan overeenkomstig artikel 5 en kan worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 6.
Wanneer op het tijdstip van het indienen van de in artikel 1 bedoelde aangifte de in artikel 6 bedoelde voorwaarden vervuld zijn, geldt de aangifte als aanvraag om teruggaaf.
( (De aanvraag om teruggaaf moet worden ingediend vóór het verstrijken van het derde kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de teruggaaf zich heeft voorgedaan), ofwel bij het hoofd van het controlekantoor van de belasting over de toegevoegde waarde in het ambtsgebied waarin de belastingplichtige zijn woonplaats of zijn maatschappelijke zetel heeft indien hij gehouden is tot het indienen van de aangifte bedoeld in artikel 53ter, 1°, van het Wetboek, ofwel bij de overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk besluit nr 4 van 29 december 1969 bevoegde ambtenaar indien hij een andere in artikel 1 bedoelde belastingplichtige is.) <KB 1994-11-22/32, art. 32, a), 002; Inwerkingtreding : 01-12-1994> <KB 2003-06-16/36, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 07-07-2003>
De teruggaaf gebeurt overeenkomstig (artikel 12, § 2) van het koninklijk besluit nr 4 van 29 december 1969. <KB 1994-11-22/32, art. 32, b), 002; Inwerkingtreding : 01-12-1994>
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1993.
Art. 9. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.