29 JUNI 1992. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure tot schorsing en intrekking van de vergunning voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective.
Art. 1-10
Artikel 1. In dit besluit, doelen de woorden "de belanghebbende" op de persoon die een vergunning voor het uitoefenen van het beroep van privé-detective heeft verkregen.
Art.2. Alvorens een vergunning te schorsen of in te trekken brengt de Minister van Binnenlandse Zaken, of de ambtenaar die hij daartoe machtigt, de belanghebbende bij een ter post aangetekende brief op de hoogte van :
1° alle hem ten laste gelegde feiten;
2° de schorsings- of intrekkingsmaatregel die hij beoogt te nemen;
3° het recht van de belanghebbende om inzage te nemen van zijn dossier en om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman van zijn keuze;
4° de plaats waar het dossier kan worden ingezien en de termijn waarover hij daartoe beschikt.
Art.3. De Minister van Binnenlandse Zaken, of de ambtenaar die hij daartoe machtigt, kan een ieder horen die inlichtingen zou kunnen verstrekken.
Indien het verhoor plaatsheeft nadat de in artikel 2 bedoelde brief is verzonden, kan het alleen worden afgenomen in tegenwoordigheid van de belanghebbende of nadat deze behoorlijk is opgeroepen om erbij tegenwoordig te zijn.
Indien dit verhoor plaatsheeft voor de verzending van voornoemde brief, bevat het dossier de processen-verbaal van het verhoor.
Art.4. De belanghebbende beschikt, vanaf de ontvangst van de brief bedoeld in artikel 2, over een termijn van vijftien werkdagen om het te zijnen laste aangelegde dossier ter plaatse in te zien en een afschrift ervan te verkrijgen.
Art.5. § 1. Tot uiterlijk dertig werkdagen na de ontvangst van de brief, bedoeld in artikel 2, kan de belanghebbende zijn verweermiddelen meedelen per aangetekende brief.
§ 2. Na de verweermiddelen van de belanghebbende te hebben onderzocht, roept de Minister van Binnenlandse Zaken, of de ambtenaar die hij daartoe machtigt, de belanghebbende op om hem te horen.
Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt; er wordt hem voorlezing van gedaan; de belanghebbende wordt verzocht het te ondertekenen en ontvangt er een afschrift van. Indien de belanghebbende weigert te ondertekenen wordt dit vermeld in het proces-verbaal en wordt de reden van de weigering opgegeven.
Indien de betrokkene schriftelijk afstand doet van het verhoor of zich er niet op aanmeldt, maakt de Minister van Binnenlandse Zaken, of de ambtenaar die hij daartoe machtigt, naargelang van het geval, een proces-verbaal van afstand of van niet verschijnen op.
Art.6. De Minister van Binnenlandse Zaken neemt binnen twee maanden na het sluiten van het proces-verbaal van verhoor, van afstand of van niet-verschijnen een beslissing waarvan hij belanghebbende bij aangetekende brief onverwijld kennis geeft.
Indien de Minister van Binnenlandse Zaken geen uitspraak doet binnen de termijn van twee maanden voorgeschreven in het eerste lid, wordt hij geacht af te zien van elke schorsings- of intrekkingsmaatregel ten aanzien van de feiten die de belanghebbende zijn ten laste gelegd.
Art.7. In het geval waar de Minister van Binnenlandse Zaken een schorsing of intrekking overweegt wegens het uitoefenen van activiteiten die onverenigbaar zijn met de openbare orde of met de inwendige of uitwendige veiligheid van de Staat, worden de in de artikelen 4 en 5 vastgestelde termijnen, teruggebracht op twee werkdagen.
De termijn bepaald in artikel 6, eerste lid, wordt teruggebracht tot veertien werkdagen. Van die beslissing wordt aan de belanghebbende onverwijld kennis gegeven.
Art.8. De belanghebbende moet binnen de veertien werkdagen na de kennisgeving van de beslissing tot schorsing of intrekking van zijn vergunning, zijn identificatiekaart terugsturen naar de Minister van Binnenlandse Zaken.
Art.9. Dit besluit treedt in werking op 2 oktober 1992.
Art. 10. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.