27 MAART 1991. - Decreet houdende het statuut van de Nederlandse Radio- en Televisie-uitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-06-1991 en tekstbijwerking tot 30-05-1995)
HOOFDSTUK I. - Inleiding en definities.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Oprichting, opdracht en bevoegdheid.
Art. 3-7
HOOFDSTUK III. - Organisatie.
Art. 8-13, 13bis, 14-16
HOOFDSTUK IV. - Inkomsten, meerjarenplan, begroting en toezicht.
Art. 17-20
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen inzake de programma's.
Art. 21
HOOFDSTUK VI. - Mededelingen van de Vlaamse Executieve.
Art. 22, 22bis, HOOFDSTUK, 23
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 24-28
1991036629 1992035523 1992035915 1992035916 1992035917 1992036151 1992036628 1993012750 1993020351 1994035129 1994035226 1994035256 1995035415 1995035461 1995035462 1995035463
HOOFDSTUK I. - Inleiding en definities.
Artikel 1. Dit decreet regelt een in artikel 59bis van de Grondwet bedoelde aangelegenheid.
Art.2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder:
- omroep: de verzorging van programma's die inzonderheid langs elektronische weg verspreid worden naar het algemeen publiek;
- verzorging: het produceren of verwerven, samenstellen en verspreiden of doen verspreiden van programma's;
- programma: het geheel van geluids- en/of beeldinhouden of andere signalen, in welke vorm ook, dat onder afzonderlijke titel door de verzorger wordt aangeboden;
- merchandising-activiteiten: activiteiten gericht op het behalen van voordeel uit de bekendheid van programma's;
- nevenactiviteiten: alle activiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de opdracht;
- handelsreclame: de door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming tegen vergoeding of soortgelijke betaling uitgezonden boodschap - in welke vorm ook - in verband met de uitoefening van enige commerciële, indsutriële of ambachtelijke activiteit of van een vrij beroep met het oog op de bevordering van de levering van goederen of diensten tegen betaling, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;
- niet-commerciële reclame: de collectieve reclameboodschappen die branchebevorderende reclame bevatten en uitgaan van beroepsverenigingen en waarbij geen individueel produkt- of dienstenmerk, firma- of handelsnaam voorkomt;
- (...) <DVR 1993-12-15/32, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
- sponsoring: elke bijdrage van een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele produkties aan de financiering van programma's met het doel zijn naam, handelsmerk, imago, activiteiten of realisaties meer bekendheid te geven;
- boodschappen van algemeen nut: elke boodschap die uitgaat van een overheid en openbare instelling, vereniging of vennootschap die een meerderheid van overheidsvertegenwoordigers in haar Raad van Bestuur heeft, in verband met haar beleid, ongeacht de vorm en ongeacht de betaling of de betalingswijze, alsmede elke boodschap die uitgaat van humanitaire verenigingen ongeacht de vorm en ongeacht de betaling of de betalingswijze;
- coproduktie: het gezamenlijk opzetten en/of realiseren van een radio- of televisieproduktie waarvoor de omroep alsmede de partner de nodige materiële, immateriële of financiële middelen ter beschikking stellen, daarin begrepen een inbreng in kennis of arbeid in hoofde van beide partners;
- cofinanciering: coproduktie waarbij de inbreng van de partners uitsluitend bestaat uit financiële middelen en waarvoor de cofinancier exploitatierechten verwerft.
(Onder coproduktie en cofinanciering worden niet begrepen het opzetten en/of realiseren van een produktie om de levering van goederen en diensten te bevorderen of om meer bekendheid te geven aan naam, handelsmerk, imago, activiteit of realisaties van de coproducent of cofinancier, Marktgerichte samenwerking wordt uitgesloten.
De naam van de coproducent of cofinancier wordt in de begin- en/of eindgeneriek op dezelfde wijze vermeld als de overige medewerkenden aan de produktie zonder enige vermelding van logo, produkt, merk of dienst. De schermvermelding van de coproducent of de cofinancier in aankondigingsspots is verboden.) <DVR 1993-12-15/32, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
HOOFDSTUK II. - Oprichting, opdracht en bevoegdheid.
Art.3. § 1. Er wordt een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid opgericht, hierna te noemen "de instelling". Deze instelling draagt als naam "De Nederlandse Radio- en Televisie-uitzendingen in België, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap". De naam wordt als volgt afgekort: BRTN.
§ 2. De zetel van de instelling is gevestigd in het Nederlands taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.
Art.4. De instelling is belast met de openbare omroep. Zij verzorgt in een evenwichtig zendschema en met grote zorg voor de uitstraling van de culturele identiteit van de Vlaamse Gemeenschap, programma's ter informatie, vorming en ontspanning van kijkers en luisteraars. Zij verzorgt inzonderheid en bij voorrang de nieuwdienst.
Art.5. De instelling stelt haar programma-aanbod en -schema vast.
Art.6. § 1. De instelling bezit met het oog op de vervulling van haar opdracht de volle rechtsbekwaamheid.
§ 2. Ze mag zich verenigen met andere openbare instellingen, deelnemen aan de oprichting van verenigingen zonder winstoogmerk, voor zover het maatschappelijk doel beantwoordt aan de oorspronkelijke opdracht van de instelling.
§ 3. Ze mag samenwerkingsovereenkomsten sluiten met particuliere ondernemingen waarvan de activiteit bijdraagt tot het vervullen van haar opdracht. Wanneer deze samenwerking gepaard gaat met een participatie in het maatschappelijk kapitaal zal dit resulteren in een meerderheidspositie in de beslissingsorganen van deze ondernemingen. De Vlaamse Executieve kan hierop afwijkingen toestaan.
§ 4. Ze mag ook merchandising- en nevenactiviteiten verrichten.
Art.7. § 1. De instelling kan, met het oog op het vervullen van haar taak, goederen verwerven, vervreemden of er zakelijke rechten op vestigen.
§ 2. De instelling kan met machtiging van de Vlaamse Executieve onroerende goederen onteigenen tot algemeen nut.
HOOFDSTUK III. - Organisatie.
Art.8. De instelling wordt geleid door een Raad van Bestuur die is samengesteld uit twaalf titelvoerende leden die door de Vlaamse Raad worden benoemd en desgevallend ook ontslagen.
Art.9. § 1. De raadsleden moeten de Belgische nationaliteit bezitten en tot de Vlaamse Gemeenschap behoren, en op het ogenblik van de benoeming de leeftijd van volle 65 jaar niet bereikt hebben.
§ 2. Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is onverenigbaar met dat van een wetgevende en/of decreetgevende en/of ordonnantiegevende vergadering en van het Europese Parlement, met het ambt van minister, gemeenschapsminister, gewestminister en staatssecretaris, met het ambt van provinciegouverneur, van vice-gouverneur van Brabant, of lid van de bestendige deputatie, met het ambt van provinciegriffier, van ambtenaar-generaal van de ministeriële departementen en van de gemeenschaps- en gewestadministraties, van lid van een ministerieel kabinet, met het ambt van burgemeester, schepen of voorzitter van het O.C.M.W. van een gemeente van meer dan 30 000 inwoners.
Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is eveneens onverenigbaar met dat van vast en contractueel personeel van de instelling. Het is ook onverenigbaar met een functie of mandaat, uitgeoefend in een persbedrijf, de elektronische media inbegrepen, in een advertentie- of reclamebedrijf, of met een leidende functie of mandaat in een poduktiefirma die toelevert aan de elektronische media, en in enige andere onderneming die aan het instituut diensten levert, leveringen doet of er werken voor uitvoert.
Een uitzondering hierop betreft een functie of mandaat bedoeld in de samenwerkingsovereenkomsten voorzien in artikel 6, § 3.
Art.10. De duur van het mandaat van de titelvoerende raadsleden bedraagt vier jaar. Het mandaat kan voor één aansluitende periode van vier jaar worden verlengd. Voor de toepassing van deze bepalingen wordt er geen rekening gehouden met de voortzetting door een plaatsvervanger van het mandaat van een titelvoerend raadslid.
Art.11. § 1. Voor ieder titelvoerend raadslid kunnen maximaal twee plaatsvervangers worden aangewezen door de Vlaamse Raad. Niemand kan tegelijk titelvoerend raadslid en plaatsvervanger zijn. Dezelfde persoon kan als plaatsvervanger voor twee of meer titelvoerende raadsleden worden aangewezen.
§ 2. De titelvoerende raadsleden en hun plaatsvervangers worden gekozen uit de personen die zich kandidaat hebben gesteld bij het Bureau van de Vlaamse Raad binnen dertig dagen nadat een oproep daartoe in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
§ 3. De titelvoerende raadsleden die voortijdig ermee ophouden hun mandaat uit te oefenen, worden in de vastgestelde volgorde definitief vervangen door hun plaatsvervanger. De plaatsvervangers voltooien het mandaat van hun voorganger.
§ 4. De titelvoerende raadsleden die gedurende meer dan twee maanden verhinderd zijn hun mandaat uit te oefenen, worden voor de duur van de verhindering in de vastgelegde volgorde vervangen door hun plaatsvervanger.
Art.12. § 1. De Raad van bestuur kiest uit zijn titelvoerende leden, bij afzonderlijke en geheime stemmingen en bij volstrekte meerderheid, overeenkomstig artikel 19 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt, een voorzitter, een ondervoorzitter en drie leden, die samen de Vaste Commissie uitmaken. Indien bij de berekening van de evenredige vertegenwoordiging blijkt dat fracties uit de Raad niet vertegenwoordigd zijn in de Vaste Commissie, kan de Raad een vertegenwoordiger van die fracties verkiezen als bijkomend lid van de Vaste Commissie.
Onder dezelfde voorwaarden en op dezelfde wijze duidt de Raad van Bestuur uit zijn midden voor elk lid van de Vaste Commissie een plaatsvervanger met stemrecht aan. De plaatsvervanger vervangt het effectief lid indien dit lid verhinderd is de Vaste Commissie bij te wonen. In geval een lid van de Vaste Commissie in de Raad van Bestuur de enige vertegenwoordiger is van een fractie, kan hij voor de werking van de Vaste Commissie door zijn eerste plaatsvervanger worden vervangen.
§ 2. De Vaste Commissie is belast met het administratief en financieel beheer, alsmede met het voorafgaand onderzoek van de zaken die aan de Raad van Bestuur worden voorgelegd; ze bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de uitzendingsprogramma's volgens de aanwijzingen van de Raad van Bestuur.
§ 3. Elke beslissing, die in de Vaste Commissie geen eenstemmigheid behaalt, wordt naar de Raad van Bestuur verwezen.
§ 4. Elke beslissing van de Vaste Commissie wordt aan de leden van de Raad van Bestuur meegedeeld. Elk lid van de Raad van Bestuur kan, volgens de modaliteiten vastgelegd door het in artikel 13, § 4, van dit decreet bedoelde reglement, de beslissing van de Vaste Commissie opschorten en verwijzen naar de Raad van Bestuur.
Art.13. § 1. De Raad van Bestuur legt, rekening houdend met de in artikel 4 geformuleerde opdracht, het algemeen programmabeleid vast.
§ 2. Hij stelt het meerjarenplan en de begroting op, bedoeld in artikelen 18 en 19, § 1, en waakt over de uitvoering ervan. Hij stelt de balans en de resultatenrekening op, bedoeld in artikel 19, § 2.
§ 3. Hij stelt binnen de perken van de begroting en het meerjarenplan de personeelsformatie vast. Hij bepaalt, onverminderd de bepalingen van artikelen 87 en 88 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988, het administratief en geldelijk statuut van het personeel dat ofwel een publiekrechtelijke ofwel een privaatrechtelijke rechtsband met de instelling heeft. Hij benoemt die personeelsleden, met uitzondering van de personeelsleden bedoeld in artikelen 14 en 15; hij houdt toezicht op de aanstelling van het contractueel personeel.
§ 4. Hij bepaalt in een reglement de wijze waarop hij zijn bevoegdheid uitoefent. Het reglement bepaalt inzonderheid de grenzen binnen welke en de vormen waarin de Raad van Bestuur sommige van zijn bevoegdheden kan overdragen aan andere organen van de instelling of aan leden van het personeel.
Art. 13bis. De Vlaamse Executieve bepaalt het bedrag van de vergoedingen die aan de voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur, de leden van de Vaste Commissie en de titelvoerende raadsleden van de Raad van Bestuur en hun plaatsvervangers kunnen worden toegekend. Zij bepaalt hun vergoedingen voor reis- en verblijfkosten.
Art.14. § 1. Het dagelijks bestuur van de instelling is in handen van de administrateur-generaal, die inzonderheid belast is met de voorbereiding en de uitvoering van de beslissingen van de Raad van Bestuur en de Vaste Commissie.
§ 2. De administrateur-generaal wordt benoemd door de Vlaamse Executieve, de Raad van Bestuur gehoord. De Raad van Bestuur kan zelf kandidaten voordragen.
§ 3. Hij vertegenwoordigt de instelling in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.
Art.15. § 1. Onder het gezag van de administrateur-generaal staan drie directeurs-generaal, onderscheiden belast met de leiding van de radio, van de televisie en van de technische diensten.
§ 2. De directeurs-generaal worden benoemd door de Vlaamse Executieve, de Raad van Bestuur gehoord. De Raad van Bestuur kan zelf kandidaten voordragen.
Art.16. § 1. Een adviesraad van kijkers en luisteraars wordt opgericht, die tot taak heeft de Raad van Bestuur te adviseren in verband met de algemene inhoud en programmatie van de radio- en televisieuitzendingen.
De adviesraad bestaat uit vijfentwintig leden. Deze worden voor een termijn van vier jaar door de Vlaamse Executieve benoemd, op voordracht van de Raad van Bestuur uit sociaal-culturele kringen.
De benoemingen gebeuren overeenkomstig artikel 19, tweede lid, van de wet van 16 juli 1973, waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt.
§ 2. De adviesraad vergadert op eigen initiatief binnen het kader van zijn bevoegdheid. Hij verstrekt eveneens advies over de vraagstukken die hem worden voorgelegd door de minister of door de Raad van Bestuur. Hij vergadert ten minste vier maal per jaar.
§ 3. De Vlaamse Executieve kan, op voorstel van de Raad van Bestuur, raadgevende commissies oprichten, hetzij voor een bepaald doel, hetzij met het oog op aangelegenheden van gewestelijke of plaatselijke aard.
§ 4. De leden van deze commissies worden benoemd door de Vlaamse Executieve uit een dubbele lijst, voorgedragen door de Raad van Bestuur.
HOOFDSTUK IV. - Inkomsten, meerjarenplan, begroting en toezicht.
Art.17. § 1. De instelling heeft inzonderheid als bronnen van inkomsten:
1° de jaarlijkse basisdotatie voor de werking, ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;
2° een jaarlijkse aanvullende werkingstoelage op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten, ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;
3° de schenkingen en legaten;
4° de leningen die enkel met de machtiging van de Vlaamse Executieve kunnen worden aangegaan;
5° de opbrengst van de verkoop van eigen publikaties, van eigen klank- en beeldopnamen of de reproduktie hiervan, de opbrengst van de verkoop en de verhuring van zijn produkties, alsook de vergoeding voor diensten die de instelling in het kader van zijn opdracht heeft geleverd, evenals uit de exploitatie van haar infrastructuur en uit het verkopen en verhuren van goederen;
6° de opbrengst van de sponsoring, (...); <DVR 1993-12-15/32, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
7° de opbrengst van de handelsreclame en de niet-commerciële reclame op radio;
8° de opbrengst van het uitzenden van boodschappen van algemeen nut;
9° de opbrengst voortvloeiend uit coproduktie en cofinanciering, (...). <DVR 1993-12-15/32, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
§ 2. De instelling mag geen inkomsten verkrijgen uit andere bronnen en inzonderheid niet uit handelsreclame of niet-commerciële reclame op televisie. Bij overtreding van dit verbod wordt de in § 1 bedoelde dotatie verminderd met de in strijd met dit verbod verkregen inkomsten. De Vlaamse Executieve bepaalt de nadere regelen voor de toepassing van deze bepaling.
(§ 3. De basisdotatie wordt in 1993 vastgesteld op 6 809 miljoen frank.
Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast volgens de volgende berekening :<Formule niet opgenomen om technische redenen; Zie B. St. 25-07-1992, p. 16921> <Erratum, B.St. 07-04-1993, p. 7502>.
§ 4. De jaarlijkse aanvullende dotatie van minimaal 4 procent van de basisdotatie van het desbetreffende begrotingsjaar wordt, op grond van werkelijk gepresteerde activiteiten, als facultatieve toelage, met haar bedrag ingeschreven in een speciale bepaling van het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.) <DVR 1992-07-01/37, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1993>
§ 5. De Vlaamse Executieve bepaalt de tijdstippen en de wijze waarop de jaarlijkse basisdotatie voor de werking en de jaarlijkse aanvullende werkingstoelage worden vereffend.
§ 6. (Opgeheven) <DVR 1991-06-12/39, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 24-08-1991>
§ 7. (...) <DVR 1993-12-15/32, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
§ 8. (...) <DVR 1993-12-15/32, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
§ 9. (...) <DVR 1993-12-15/32, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 12-02-1994>
Art.18. De instelling dient een meerjarenplan op te stellen dat betrekking heeft op de periode van de eerstvolgende vijf werkingsjaren. In dit plan worden de vooruitzichten inzake de uitzenduren van de radio en de televisie en de behoeften inzake personeel, infrastructuur en financiën geschetst en het programmabeleid toegelicht. Het meerjarenplan wordt jaarlijks bijgestuurd en elk jaar voor 30 mei aan de Vlaamse Raad ter goedkeuring voorgelegd.
Art.19. § 1. De instelling stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op die aansluit bij het recentste meerjarenplan. De begroting wordt goedgekeurd door de Vlaamse Executieve en meegedeeld aan de Vlaamse Raad.
§ 2. De instelling maakt jaarlijks een uitvoeringsrekening van de begroting op, alsmede een balans en een resultatenrekening, opgesteld overeenkomstig de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening in de ondernemingen. Deze rekeningen worden goedgekeurd door de Vlaamse Executieve, die ze ter controle aan het Rekenhof doet geworden. Het Rekenhof kan een controle ter plaatse organiseren.
§ 3. De certificatie van de getrouwheid en volledigheid van de jaarrekening wordt aan de Vlaamse Executieve meegedeeld. De leden van het college van commissarissen worden benoemd door de Vlaamse Executieve onder de leden, natuurlijke en rechtspersonen, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren.
§ 4. De instelling kan in haar boekhouding rekeningen openen voor de stijving van de fondsen met een bijzondere bestemming. Het is de instelling ook toegestaan een reservefonds zonder bijzondere bestemming aan te leggen. Deze fondsen worden beheerd volgens de modaliteiten vastgesteld door de Raad van Bestuur.
Art.20. § 1. De Vlaamse Executieve wijst een gemeenschapsafgevaardigde aan die er op toeziet dat de wetten, decreten en besluiten worden nageleefd. Hij ziet in het bijzonder ook toe op de beslissingen die betrekking hebben op artikel 6, §§ 2 en 3, en op de bepalingen van artikel 23, § 18. Hij woont met raadgevende stem de vergaderingen van de Raad van Bestuur bij.
§ 2. Binnen een termijn van vier vrije dagen kan hij bij de Vlaamse Executieve een gemotiveerd beroep instellen tegen elke beslissing van de Raad van Bestuur en van de organen of personen van de instelling aan wie deze zijn bevoegdheid heeft overgedragen, waaran hij meent dat zij niet strookt met de wetten, decreten en besluiten. De Vlaamse Raad wordt onmiddellijk door de Vlaamse Executieve in kennis gesteld van het beroep. Het beroep schort de beslissing op. Heeft de Vlaamse Executieve binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand op dezelfde dag als de termijn waarover de gemeenschapsafgevaardigde beschikt, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief. In voorkomend geval worden het beroep en de nietigverklaring binnen de gestelde termijn aan de Vlaamse Raad en aan de Voorzitter van de Raad van Bestuur meegedeeld.
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen inzake de programma's.
Art.21. (In de programma's wordt elke vorm van discriminatie geweerd. De programmaopbouw geschiedt derwijze dat hij geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de onderscheiden ideologische of filosofische strekkingen.) <DVR 1994-05-04/31, art. 22, § 1, 006; Inwerkingtreding : 14-06-1994>
De informatieuitzendingen alsmede de mededelingen en de programma's met een algemeen informatieve inslag, alsook alle informatieve programma-onderdelen, dienen onpartijdig en waarheidsgetrouw te zijn. Elke vorm van censuur is verboden. De nieuwdienst werkt met waarborg voor de redactionele onafhankelijkheid.
HOOFDSTUK VI. - Mededelingen van de Vlaamse Executieve.
Art.22. § 1. De instelling is verplicht tot hoogstens twee uur per maand kosteloos mededelingen van de Vlaamse Executieve uit te zenden. De mededelingen worden uitgezonden in aansluiting op een hoofdjournaal. Eenzelfde mededeling wordt slechts eenmaal uitgezonden.
§ 2. De mededelingen strekken tot voorlichting; zij hebben betrekking op aangelegenheden van algemeen belang of op maatregelen die de Vlaamse Executieve heeft genomen of zal nemen. De instelling draagt geen verantwoordelijkheid voor de mededelingen van de Executieve.
§ 3. De mededelingen dienen naar de vorm te voldoen aan de voorwaarden en de regels vast te stellen door de Vlaamse Executieve. Ze dienen duidelijk herkenbaar te zijn en mogen geen aanleiding geven tot verwarring met de eigen programma's van de instelling. Voor en na de mededelingen wordt gemeld dat ze vanwege de Vlaamse Executieve zijn verstrekt.
§ 4. De aanmaakkosten van de mededelingen worden gedragen door de Executieve.
§ 5. Behoudens voor de door de Raad erkende gevallen van overmacht en rampen, wordt de in § 1 bedoelde verplichting opgeschorst tijdens de periode die begint de veertigste dag voor en eindigt op de dag van de verkiezingen voor de samenstelling van het Europese Parlement, de wetgevende, de decreetgevende en ordonnancieringgevende vergaderingen, de provincieraden en de gemeenteraden.
Art. 22bis. De Vlaamse Executieve kan met de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve een overeenkomst sluiten om binnen de haar toegemeten zendtijd ruimte te maken voor mededelingen van de Nederlandstalige leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve. De aanmaakkosten ervan worden alsdan gedragen door de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve.
Art. HOOFDSTUK VII. Uitzendingen door derden.
Art.23. § 1. Aan derden wordt de mogelijkheid gegeven televisieprogramma's te verzorgen. Deze derden zijn niet-commerciële verenigingen en stichtingen die uitsluitend tot doel hebben programma's uit te zenden die rechtstreeks zijn afgestemd op het verschaffen van opiniëring vanuit representatieve sociale, economische, culturele, maatschappelijke en levensbeschouwelijke stromingen.
§ 2. In overeenstemming met de in dit artikel vastgestelde normen en voorwaarden beslist de Vlaamse Executieve over de aanvragen tot machtiging bij in de Executieve overlegd besluit.
§ 3. Een gastprogrammaraad, bestaande uit afgevaardigden van de erkende verenigingen en stichtingen, adviseert de Raad van Bestuur over alle aangelegenheden in verband met de opdracht en de werking van deze verenigingen en stichtingen en wordt in het bijzonder geraadpleegd over de modaliteiten vermeld in § 16 en het uitzendschema. De Vlaamse Executieve bepaalt de wijze waaop de gastprogrammaraad zijn bevoegdheid uitoefent.
§ 4. De Vlaamse Executieve erkend één vereniging of stichting per politieke fractie van de Vlaamse Raad.
§ 5. De Vlaamse Executieve erkent twee levensbeschouwelijke verenigingen of stichtingen die overeenstemmen met de meest representatieve levensbeschouwelijke strekkingen.
§ 6. De Vlaamse Executieve erkent één vereniging of stichting voor elke beroepsorganisatie die vertegenwoordigd is in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
§ 7. De Vlaamse Executieve erkent bovendien verenigingen of stichtingen met levensbeschouwelijk karakter, andere dan die erkend overeenkomstig § 5.
§ 8. Het verzoek tot erkenning moet binnen de dertig dagen na de oproep, die daartoe in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd, bij de Vlaamse Executieve ingediend worden. Het verzoek moet gesteund zijn door ten minste drie leden van de Vlaamse Raad, voor de verenigingen en stichtingen vermeld in §§ 4, 5 en 6 van dit artikel, en door ten minste twee leden van ten minste twee politieke fracties van de Vlaamse Raad voor de verenigingen en stichtingen vermeld in § 7 van dit artikel.
§ 9. (De instelling wijst aan de gemachtigde derden een dotatie toe waarmee deze hun programma's moeten verwezenlijken. Het bedrag van deze dotatie wordt ingeschreven in een speciale bepaling van het decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Regering bepaalt jaarlijks bij een in de Vlaamse Regering overlegd besluit het bedrag dat aan elke gemachtigde derde wordt toegekend.) <DVR 1993-12-22/37, art. 73, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
§ 10. De Vlaamse Exercutieve bepaalt jaarlijks bij een in de Executieve overlegd besluit, de zendtijs van de erkende verenigingen. De gezamenlijke zendtijd die ter beschikking gesteld wordt van de erkende verenigingen, bedraagt minimaal 2 pct. van het totaal aantal televisiezenduren van de instelling in het voorafgaande jaar met een maximum van 100 uren, en dient evenwichtig gespreid over de verschillende netten.
§ 11. In de periode van vier weken die de gemeenteraads-, wetgevende en Europese verkiezingen voorafgaat, worden uitzendingen door derden opgeschorst.
§ 12. In de periode vermeld in § 11 kan de instelling zendtijd toewijzen aan de in de Vlaamse Raad vertegenwoordigde politieke partijen. De verdeling van de zendtijd gebeurt voor de helft overeenkomstig de evenredige vertegenwoordiging van de politieke fracties in de Vlaamse Raad en voor de andere helft gelijk.
§ 13. De Vlaamse Executieve bepaalt, de Raad gehoord, de regels volgens welke derden kunnen worden gemachtigd om radioprogramma's te verzorgen.
§ 14. De Vlaamse Executieve bepaalt jaarlijks bij een in de Executieve overlegd besluit, de zendtijd van de derden bedoeld in § 13. De gezamenlijke zendtijd bedraagt ten hoogste 80 zenduren.
§ 15. De bepalingen van §§ 11 en 12 zijn ook van toepassing op de radioprogramma's vermeld in § 13.
§ 16. De instelling stelt gratis het technisch personeel en de technische uitrusting ter beschikking volgens door de Raad vastgestelde modaliteiten.
§ 17. De Raad van Bestuur bepaalt het uitzendschema van de uitzendingen van de gemachtigde derden rekening houdend met het bepaalde in § 10 van dit artikel.
§ 18. De gemeenschapsafgevaardigde waakt erover dat de uitzendingen door derden gebeuren conform hun opdracht en de wettelijke beschikkingen die op de radio- en televisieuitzendingen van toepassing zijn. In spoedeisende gevallen zal hij vooraf aan de geplande uitzending en in overleg met twee afgevaardigden van de gastprogrammaraad, hierover uitspraak doen. Bij betwisting kan de uitzending worden opgeschorst. Deze maatregel wordt meegedeeld aan de VlaamseExecutieve, die binnen een termijn van twintig vrije dagen na de normaal geplande uitzenddatum een definitieve beslissing neemt.
HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.24. De activa en passiva, de personeelsleden, evenals de rechten en verplichtingen van de instelling bedoeld in het decreet van 28 december 1979 houdende het statuut van de Belgische Radio en Televisie, Nederlandse Uitzendingen, gaan over naar de in dit decreet bedoelde instelling.
Art.25. (De titelvoerende leden van de Raad van Bestuur van de openbare omroep van de Vlaamse Gemeenschap, en hun plaatsvervangers, voleindigen hun mandaat bij die omroep in dezelfde hoedanigheid). Het aldus (voleindigde) mandaat kan voor één aansluitende periode van vier jaar worden verlengd. <DVR 1995-01-25/38, art. 122, 007; Inwerkingtreding : 10-06-1995>
Art.26. In artikel 1. B van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut worden de woorden "Belgische Radio en Televisie, Nederlandse Uitzendingen" weggelaten.
Art.27. Het decreet van 28 december 1979 houdende het statuut van de Belgische Radio en Televisie, Omroep van de Vlaamse Gemeenschap, gewijzigd bij de decreten van 30 juni 1982, 1 februari 1989 en 13 juni 1990, wordt opgeheven.
Art. 28. Dit decreet treedt in werking op 1 februari 1991, met uitzondering van artikel 23 dat op 1 september 1991 in werking treedt.