Details





Titel:

20 MAART 1991. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende vaststelling van regelen met betrekking tot de uitvoering van werken door de N.V. Aquafin in toepassing van de [artikel 2.6.1.1.1. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018]. <Opschrift gewijzigd bij BVR2019-04-26/48, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-05-2008 en tekstbijwerking tot 19-07-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1/1, 2-8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014036933  2016036455 



Artikels:

Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/14, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 23-10-2016>

Art. 1/1.[1 Voor de toepassing van de bepalingen van [22.6.1.1.1. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 ]2, dient onder de in artikel 9 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen bedoelde houder van een toelating en toelatingsakte verstaan, de op 25 april 1990 opgerichte N.V. Aquafin respectievelijk de op 11 januari 1991 door de partijen ondertekende overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en de N.V. Aquafin alsmede de in uitvoering van deze overeenkomst aan deze vennootschap opgedragen investeringsprogramma's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2016-09-09/14, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 23-10-2016>
  (2)<BVR 2019-04-26/48, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.2. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen van toepassing op de uit te voeren werken en de op te richten en te exploiteren rioolwaterzuiveringsinfrastructuur, dienen bij de oprichting en bij de exploitatie van de rioolwaterzuiveringsinfrastructuur de algemene voorschriften en veiligheidsmaatregelen in acht genomen te worden, zoals die zijn vastgesteld in de overeenkomst met de N.V. Aquafin van 11 januari 1991 alsmede in de investeringsprogramma's opgedragen aan deze naamloze vennootschap.

Art.3.§ 1. De aanvraag van de N.V. Aquafin hetzij om toepassing van de bepalingen van artikel [2 2.6.1.1.1. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018 ]2, hetzij om verklaring van openbaar nut met het oog op de oprichting van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur onder, op of boven private onbebouwde gronden die niet omsloten zijn met een muur of een omheining conform met de bouw- of stedebouwverordeningen, wordt gericht aan de [1 minister]1.
  § 2. [1 Opdat de in paragraaf 1 bedoelde aanvraag ontvankelijk zou zijn omvat zij de volgende inlichtingen]1 :
  1° de redenen die het gebeurlijk bezetten van het privaat domein rechtvaardigen :
  2° het voorgestelde tracé van de leidingen en/of van de vestiging van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur alsmede de aanduidingen van de nodige innemingen op een situatieplan op schaal van ten minste 1/25 000; op dit plan moeten bovendien worden vermeld : de openbare wegen, de buurt- en waterwegen, de spoor- en tramwegen gelegen langsheen het voorgestelde tracé of die het voorgestelde tracé kruisen;
  3° een uittreksel uit het kadastraal plan of een fotografische weergave van een kadastraal plan of dezelfde schaal, afzonderlijk voor iedere gemeente, waarbij de percelen worden aangeduid waaronder of waarop rioolwaterzuiveringsinfrastructuur moet aangebracht worden en de aanduiding van deze infrastructuur;
  4° een lijst per betrokken gemeente met de namen en adressen van de belanghebbende eigenaars en huurders der percelen waarvan sprake onder sub 3°.
  § 3. [1 Als de aanvraag, vermeld in paragraaf 1, onontvankelijk is, deelt de minister dat binnen tien kalenderdagen na de ontvangst van de aanvraag schriftelijk mee aan de nv Aquafin. Bij die kennisgeving worden de redenen vermeld waarom de aanvraag onontvankelijk is.]1
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/14, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 23-10-2016>
  (2)<BVR 2019-04-26/48, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.4.§ 1. In geval toepassing wordt gemaakt van de bepalingen van artikel [2 2.6.1.1.1. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018]2 dienen de volgende overheden en diensten geraadpleegd over het voorgestelde tracé of vestigingsplaats van de uit te voeren rioolwaterzuiveringsinfrastructuurwerken :
  - de provincie(s) waarin de werken zijn gepland;
  - de gemeente(n) waarin de werken zijn gepland.
  - [1 ...]1
  § 2. [1 Met het oog op de raadpleging van de overheden, vermeld in paragraaf 1, bezorgt de nv Aquafin op zijn vroegst veertien kalenderdagen nadat de aanvraag, vermeld in artikel 3, aan de minister bezorgd is, en als hij de aanvraag niet onontvankelijk heeft verklaard, een kopie van de stukken van de aanvraag die de provincies, respectievelijk de gemeente of gemeenten aanbelangen, aan elk van de provincies en gemeenten waarin die werken gepland zijn.]1.
  § 3. Een afschrift van de in artikel 3 bedoelde aanvraag, voor zover deze betrekking heeft op een verklaring van openbaar nut, en een exemplaar van de er bijhorende stukken, die de gemeenten aanbelangen, wordt op bevel van de burgemeester van elke gemeente waarvan sprake in § 2 gedurende dertig kalenderdagen bij de diensten van het gemeentebestuur ter inzage gelegd.
  Op bevel van de burgemeester wordt gedurende dezelfde periode, op de plaatsen voorbehouden voor de officiële berichten een bekendmaking aangeplakt, waaruit voormelde ter inzagelegging blijkt.
  De burgemeester waakt erover dat de aanplakking van voormelde bekendmaking gebeurt binnen een termijn van tien kalenderdagen na de datum van ontvangsten van de aanvraag.
  Binnen dezelfde tien dagen brengt de burgemeester bovendien de aanvraag schriftelijk ter kennis van de belanghebbende eigenaars en huurders voorkomend op de in artikel 3, § 2, van onderhavig besluit bedoelde lijst.
  § 4. Bij het afsluiten van het in § 3 bedoelde openbaar onderzoek wordt door de burgemeester een proces-verbaal opgemaakt waarin de tijdens dit openbaar onderzoek ingediende schriftelijke en mondelinge bezwaren en opmerkingen zijn opgenomen. De burgemeester zendt dit proces-verbaal binnen 10 kalenderdagen aan [1 de nv Aquafin]1.
  § 5. [1 De deputatie en het college van burgemeester en schepenen van respectievelijk de provincies en de gemeenten, vermeld in paragraaf 2, bezorgen hun advies over de in de aanvraag, vermeld in artikel 3, voorgestelde tracés of de vestigingsplaatsen voor rioolwaterzuiveringsinfrastructuur aan de nv Aquafin binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag. Bij gebrek aan dat advies binnen de gestelde termijn, wordt het geacht gunstig zijn. De nv Aquafin bezorgt die adviezen en het proces-verbaal, vermeld in paragraaf 4, binnen een termijn van negentig kalenderdagen nadat de aanvraag, vermeld in artikel 3, aan de minister bezorgd is.]1.
  § 6. De [1 minister]1 doet over de in artikel 3 bedoelde aanvraag uitspraak binnen een termijn van 120 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, wanneer deze betrekking heeft op een verklaring van openbaar nut, respectievelijk binnen een termijn van 90 kalenderdagen in de andere gevallen.
  § 7. [1 In dringende gevallen kan de minister de termijn waarin gevolg moet worden gegeven aan een aanvraag tot verklaring van openbaar nut vaststellen op dertig kalenderdagen.
   De minister past daarvoor de termijnen, vermeld in dit besluit, aan en deelt dat schriftelijk mee aan de nv Aquafin binnen vijf kalenderdagen na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag, vermeld in artikel 3.
   De termijn van inzage bij de diensten van het gemeentebestuur bedraagt in dergelijke gevallen minstens 10 kalenderdagen.
   De nv Aquafin voegt een kopie van de beslissing van de minister bij de stukken, vermeld in paragraaf 2, en bezorgt die binnen vijf kalenderdagen na ontvangst van de beslissing van de minister aan elk van de provincies en gemeenten waarin de werken gepland zijn.]1.
  § 8. De beslissing van de [1 minister]1 wordt zonder verwijl ter kennis van de aanvrager gebracht.
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/14, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 23-10-2016>
  (2)<BVR 2019-04-26/48, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.5.§ 1. De eigenaar van het private erf, bezwaard met een erfdienstbaarheid gevestigd met het oog op de oprichting en de exploitatie van rioolwaterzuiveringsinfrastructuur, kan binnen een termijn van twee jaar nadat hem de verklaring van openbaar nut werd betekend met het oog op de vestiging van de erfdienstbaarheid, de [1 minister]1 laten weten dat hij de gerechtigde op deze erfdienstbaarheid vraagt het bezette terrein aan te kopen.
  § 2. Indien geen minnelijke schikking kan getroffen worden voor de aankoop van het bezette terrein, zal de Vlaamse Executieve op verzoek van de N.V. Aquafin de verwerving en onmiddellijke inbezitneming van deze terreinen van openbaar nut verklaren overeenkomstig artikel 10, alinea 1 en artikel 14 van de wet van 12 april 1965, van toepassing krachtens artikel [2 2.6.1.1.1. van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018]2. Dit verzoek moet worden gericht aan de [1 minister]1 binnen een termijn van twee jaar na de datum van ontvangst door de voormelde vennootschap, van de vraag die hem werd toegestuurd door de eigenaar van het bezette erf.
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/14, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 23-10-2016>
  (2)<BVR 2019-04-26/48, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>

Art.6.Overminderd de toepassing van artikel 13, derde lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen, is de schaal der minimumuitkeringen, wanneer deze jaarlijks zijn, aan de eigenaars van private erven of aan hen die de aan die erven verbonden zakelijke rechten bezitten, verschuldigd wegens de bezetting van bedoelde erven door rioolwaterzuiveringsinfrastructuur, vastgesteld als volgt :
  - [1 0,01 euro per jaar en per strekkende meter leiding]1.
  ----------
  (1)<BVR 2016-09-09/14, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 23-10-2016>

Art.7. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van heden.

Art. 8. De Gemeenschapsminister bevoegd voor het Leefmilieu wordt belast met de uivoering van dit besluit.