7 NOVEMBER 1991. - Besluit van de Executieve betreffende de beschikkingen aangaande de transfers van sportbeoefenaars.
Art. 1-24
Artikel 1. In het kader van dit besluit, moet men verstaan onder :
a) de Minister : het lid van de Executieve van de Franse Gemeenschap dat bevoegd is voor sportzaken;
b) het decreet : het decreet van 3 juli 1991, tot bepaling van de voorwaarden voor de sportfederaties en coördinatie-organen om erkend en gesubsidieerd te worden;
c) de federatie : de sportfederatie die erkend is of haar erkenning wenst te bekomen in toepassing van de beschikkingen uit hoofdstuk I van bovengenoemd decreet;
d) het aangesloten lid : de persoon die lid is van een sportclub die aangesloten is bij een erkende federatie;
e) het Bestuur : het Bestuur voor de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven van het Ministerie van Cultuur en Sociale Zaken, binnen de Diensten van de Executieve van de Franse Gemeenschap.
Art.2. Dit besluit heeft alleen betrekking op de transfers van sportlui tussen clubs die bij dezelfde erkende sportfederatie aangesloten zijn.
Art.3. Wanneer de sportfederaties hun aanvragen om erkend te worden indienen, moeten ze ofwel opteren voor de regeling die verbiedt dat de betrokken aangesloten leden of kringen, ter gelegenheid van de transfers, om het even welke schadeloosstelling of voordeel in natura zouden toekennen of aanvaarden, ofwel voor de regeling, houdende toekenning, ter gelegenheid van transfers, van een schadeloosstelling door de onthalende club aan de club die de speler(s) afstaat, en dit bij wijze van compensatie voor de verschafte opleiding.
Art.4. Geen enkele schadeloosstelling of voordeel in natura mag toegekend worden, aan de overgedragen sportbeoefenaar, of aan om 't even welke tussenpersoon.
Art.5. Elk jaar moet iedere erkende sportfederatie, vóór 31 januari, aan het Bestuur de begin- en einddata bekend maken van de periode waarin transfers kunnen worden afgesloten.
Art.6. De in aanmerking te nemen ouderdom voor de leden die aangesloten zijn bij de erkende sportfederaties, om de beschikkingen van artikel 2, punt 14 en 15, van het decreet te kunnen toepassen, is die welke de aangeslotene bereikt de dato van de eerste dag van de transferperiode, zoals die door de betreffende sportfederatie werd vastgelegd.
Art.7. Elk jaar, minstens dertig dagen vóór het begin van de transferperiode moet de erkende sportfederatie het Bestuur inlichten over eventuele wijzigingen die ze zou goedgekeurd hebben in verband met de transfermodaliteiten voorzien door het artikel 2, punt 15, van het decreet.
Art.8. Er is een Toepassingscommissie opgericht die belast is met het onderzoeken van geschillen die gerezen zijn bij de toepassing van de beschikkingen in verband met transfers, voor wat de voorwaarden betreft waarop de punten 14 en 15 van het artikel 2 van het decreet betrekking hebben.
Art.9. De Commissie is samengesteld als volgt :
1° een voorzitter;
2° twee ondervoorzitters;
3° twee leden die gekozen worden onder de leden van de Hoge Raad voor de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven;
4° vier leden die gekozen worden onder de verkozen leiders van verschillende erkende sportfederaties;
5° vier leden die gekozen worden onder de daadwerkelijke sportbeoefenaars binnen verschillende erkende sportfederaties. De voorzitter is een magistraat.
De ondervoorzitters zijn de directeur-generaal van de Algemene Directie voor Sport en Toerisme en de voorzitter van de Hoge Raad voor de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven.
Art.10. De Minister benoemt de voorzitter, de ondervoorzitters alsook de leden voor de duur van vier jaar. Het mandaat van de leden eindigt met het verstrijken van de termijn van vier jaar of ook wanneer het ontslag van de titularis aanvaard wordt of ook nog wanneer de rechtsgrond verdwijnt waarom de titularis werd benoemd.
Binnen de drie maand moet er dan worden overgegaan tot de vervanging van het lid dat ophoudt deel uit te maken van de Commissie; het op die manier aangewezen nieuwe lid, gekozen volgens dezelfde criteria dan die werden aangegeven in het hierbovenstaand artikel 9, zal het mandaat van zijn voorganger voltooien.
Art.11. De Minister kiest de secretaris en de verslaggever van de Commissie onder de leden van het personeel van niveau 1 van het Bestuur voor de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven.
Art.12. Elke betwisting of geschil ontstaan naar aanleiding van de toepassing van de voorwaarden waarop de punten 14 en 15 van het artikel 2 van het decreet betrekking hebben, kan door één van de betrokken partijen, per aangetekende brief, aan de Toepassingscommissie meegedeeld worden.
De bevoegde instanties van de sportfederatie die erbij betrokken is, moeten eerst en vooral de betwisting of het geschil onderzoeken en tot voorwerp maken van een beslissing. De verschillende procedures die daarvoor voorzien zijn, moeten worden uitgeput.
Het geheel van de processen-verbaal van de beslissingen die door de instanties van de sportfederatie worden getroffen, moet bij het dossier gevoegd worden.
De Commissie kan eisen, dat alle documenten of stukken worden overgelegd, die nodig zijn voor het onderzoek van het dossier.
Art.13. De voorzitter roept de Commissie samen binnen de maand die volgt op het ontvangen van de aangetekende brief, waarvan sprake is in artikel 12. Hij kan de betrokken partijen oproepen door een bij de post aangetekende brief, om door de Commissie gehoord te worden.
Art.14. De sportfederaties en de sportkringen die er bij betrokken zijn, laten zich vertegenwoordigen door een afgevaardigde die, met het oog hierop, volgens de regels moet gemandateerd zijn door een brief die ondertekend is door de voorzitter en de secretaris van de federatie of kring die er bij betrokken is; het betreffende lid kan ofwel persoonlijk verschijnen, eventueel begeleid door een persoon naar keuze, of zich laten vertegenwoordigen.
Art.15. Wanneer één der betrokken partijen, hoewel op regelmatige manier opgeroepen, er vanaf ziet te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen, dan kan de Commissie haar oordeel vellen zonder tot een verhoor te zijn overgegaan.
Art.16. De Commissie beslist rechtsgeldig wanneer de helft van de leden aanwezig is. In geval van verhindering, moet de voorzitter zich laten vervangen door een ondervoorzitter.
De leden, ook de voorzittter en de ondervoorzitters, zijn allen stemgerechtigd.
Elke beslissing wordt genomen bij gewone meerderheid van stemmen : wanneer er staking van stemmen is, wordt die van de voorzitter, of van de ondervoorzitter die hem vervangt, doorslaggevend.
De betrokken partijen mogen niet aanwezig zijn bij de beslissing.
Wanneer een lid van de Commissie tevens aangesloten is bij een sportfederatie of sportkring die betrokken is bij de zaak die aanhangig is gemaakt bij de Commissie, dan kan dat lid noch aan het onderzoek, noch aan het debat, noch aan de beslissing, noch aan de stemming deelnemen.
Art.17. Elke beslissing moet in een proces-verbaal worden opgenomen, dat door de secretaris wordt opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.
De betrokken partijen zijn gemachtigd om op het Secretariaat van de Commissie het proces-verbaal te komen inkijken.
Art.18. De beslissingen die door de Commissie worden genomen, worden aan elke partij meegedeeld, per aangetekende brief, binnen de veertien dagen die volgen op de dag dat de beslissing werd genomen. Die beslissingen sluiten elk beroep uit.
Art.19. De leden krijgen een forfaitaire vergoeding van 700 BF per zitting, met uitzondering van de ondervoorzitter die deel uitmaakt van het Bestuur, van de secretaris en van de Verslaggever.
Dezelfde leden kunnen ook voor elke zitting die ze bijwonen, de terugbetaling bekomen van reële reiskosten : die komen overeen met de prijs van een treinkaartje eerste klas.
Art.20. De zetel van de Toepassingscommissie is gevestigd in het administratieve centrum van het Bestuur voor de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven.
Art.21. De Commissie bepaalt zelf haar huishoudelijk reglement.
Art.22. Het koninklijk besluit van 2 april 1979, dat de samenstelling bepaalt van de Verzoeningscommissie, voorzien in artikel 2, § 2, van het decreet van 22 december 1977, dat de voorwaarden vastlegt ter erkenning van de sportfederaties evenals van de voorwaarden volgens welke aan die federaties werkingstoelagen kunnen worden toegekend, wordt herroepen.
Art.23. Dit besluit wordt van kracht op 1 januari 1992.
Art. 24. De Minister die bevoegd is voor sportzaken, is belast met de toepassing van dit besluit.