Details





Titel:

25 SEPTEMBER 1991. - Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap tot uitvoering van de artikelen 59, 60 en 61 van de wet van 21 juni 1985 betreffende het onderwijs <Vertaling>. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-03-2001 en tekstbijwerking tot 11-08-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Art. 2 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 3-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1985010694 



Uitvoeringsbesluit(en):

2001029127  2001029155  2002029428  2003029318  2017012668 



Artikels:

Artikel 1.§ 1. Worden vrijgesteld van het betalen van het specifiek inschrijvingsgeld, opgelegd door artikel 59 van de wet van 21 juni 1985 betreffende het onderwijs, de leerlingen en studenten van vreemde nationaliteit die behoren tot een van de volgende categorieën:
  1° a) de leerlingen ingeschreven in het kleuteronderwijs;
  b) de leerlingen ingeschreven in het lager onderwijs;
  2° de leerlingen en studenten, onderdanen van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen;
  3° de gehuwde leerlingen en studenten, wier echtgenoot(ote) in België woont, en er zijn/haar beroepsactiviteit uitoefent of van een vervangingsinkomen geniet;
  (3°bis de leerlingen en de studenten die wettelijk samenwonen in de zin van Titel Vbis van het derde boek van het Burgerlijk Wetboek en van wie de wettelijke samenwoner die in België verblijft, er zijn beroepsactiviteiten uitoefent of er een vervangingsinkomen geniet;) <BFG 2003-05-08/57, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2003>
  4° de leerlingen en studenten die de pleegvoogdij genieten in toepassing van artikel 3 van de wet d.d. 21 maart 1969 tot wijziging van artikel 45 van het Burgerlijk Wetboek, de titels VIII en X van Boek 1 van hetzelfde Wetboek, alsmede de wetten op de verwerving, het verlies en het terugkrijgen van de nationaliteit, gecoördineerd op 14 december 1932;
  5° de leerlingen en studenten die in België verblijven en het statuut van vluchteling of kandidaat-vluchteling genieten dat toegekend wordt door de Delegatie in België van het Hoog Commissariaat der Verenigde Naties voor de Vluchtelingen, alsook zij, wier vader of moeder of wettelijke voogd zich in dezelfde toestand bevinden, in toepassing van de Internationale Conventie betreffende het statuut van Vluchteling en de Bijlagen, getekend te Genève op 21 juli 1951 en bekrachtigd door de wet van 29 juni 1953;
  (5°bis de studenten in het hoger onderwijs die in België verblijven en die een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend in het kader van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, alsook zij wier vader of moeder of de wettelijke voogd zich in dezelfde toestand bevinden.) <BFG 2001-02-01/47, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
  (5°ter de leerlingen van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs die in België verblijven en die een aanvraag tot regularisatie hebben ingediend in het kader van de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk, alsook zij wier vader of moeder of de wettelijke voogd zich in dezelfde toestand bevinden.) (Ingevoegd) <KB 2001-02-01/48, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2000>
  [1 5° quater alsmede leerlingen en studenten die in België mogen verblijven terwijl zij subsidiaire bescherming of tijdelijke bescherming genieten door toepassing van de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;]1
  6° de leerlingen en studenten die ten laste zijn van en onderhouden worden door de Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn;
  7° de leerlingen en studenten die in België verblijven en er een reële en effectieve beroepsactiviteit uitoefenen of van een vervangingsinkomen genieten;
  8° de studenten ingeschreven in een inrichting voor hoger niet universitair onderwijs, die genieten van een studiebeurs van de Minister, die het Algemene Bestuur van de Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft mits dit het specifiek inschrijvingsrecht betaalt;
  9° de studenten, ingeschreven in een inrichting voor hoger niet-universitair onderwijs, die genieten van een studiebeurs in het kader en binnen de grenzen van een cultureel akkoord, gesloten door de bevoegde overheid van de Vlaamse Franse of Duitstalige Gemeenschap in België voor 1 januari 1989, of gesloten door de bevoegde overheid van de Franse Gemeenschap na 1 januari 1989;
  10° de leerlingen, onderhorigen van landen die het Europees Vestigingsverdrag en het Protocol van 13 december 1955 bekrachtigden , op voorwaarde dat ze in België verblijven ten andere titel dan deze van leerling en ze onderworpen zijn aan de leerplicht in toepassing van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht;
  11° de leerlingen en studenten die door de jeugdrechter geplaats zijn in een private of rijksinstelling of in een onthaalgezin;
  (12° De leerlingen van het secundair onderwijs bedoeld in artikel 42bis van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie.) <DFG 2006-07-20/66, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 04-09-2006>
  ----------
  (1)<DFG 2022-07-20/17, art. 95, 009; Inwerkingtreding : 04-03-2022>

Art.2.Het bedrag van het specifiek inschrijvingsgeld is vastgesteld als volgt:


1. In het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan[868 EUR];
2. In het buitengewoon secundair onderwijs met volledig leerplan[992 EUR];
3. In het hoger niet-universitair onderwijs met volledig leerplan : 
a) korte type[992 EUR];
b) hoger onderwijs van het lange type : 
eerste cyclus[1.487 EUR];
tweede cyclus[1.984 EUR];
<BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002>
4. In het onderwijs voor sociale promotie:
  a) (30 EUR) per wekelijkse lestijd voorzien in het lessenrooster, met een maximum van (238 EUR); <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  b) voor elke vorming van korte duur onder vorm van versnelde of intensieve cursus:
  (119 EUR) voor een opleiding tot en met tweehonderdveertig lesuren; <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (238 EUR) voor een opleiding van meer dan tweehonderdveertig lesuren. <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  c) er wordt evenwel geen specifiek inschrijvingsgeld opgelegd aan leerlingen en aan studenten voor het volgen van een taalcursus Frans in het Franse taalgebied, en een taalcursus Nederlands of Frans in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, die reeds ingeschreven zijn in het onderwijs met volledig leerplan.
  5. In het onderwijs met beperkt leerplan, zoals bepaald door artikel 1, § 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht : [1 372 euro;]1 <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  [1 6° In het afstandsonderwijs van de Franse Gemeenschap georganiseerd via e-learning: 30 euro per jaar.]1
  ----------
  (1)<BFG 2017-05-03/05, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 02-07-2017>

Art. 2 TOEKOMSTIG RECHT.    Het bedrag van het specifiek inschrijvingsgeld is vastgesteld als volgt:


1. In het gewoon secundair onderwijs met volledig leerplan[<font color="red">1</font> 868 EUR]<font color="red">1</font>, ;
2. In het buitengewoon secundair onderwijs met volledig leerplan[<font color="red">1</font> 992 EUR]<font color="red">1</font> ;
3. [<font color="red">2</font> ...]<font color="red">2</font> 
(<font color="red">1</font>)<BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-01-2002> 
(<font color="red">2</font>)<DFG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022072017" target="_blank">2022-07-20/17</a>, art. 96, 009; Inwerkingtreding : 14-09-2023>
4. In het onderwijs voor sociale promotie:
  a) (30 EUR) per wekelijkse lestijd voorzien in het lessenrooster, met een maximum van (238 EUR); <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  b) voor elke vorming van korte duur onder vorm van versnelde of intensieve cursus:
  (119 EUR) voor een opleiding tot en met tweehonderdveertig lesuren; <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (238 EUR) voor een opleiding van meer dan tweehonderdveertig lesuren. <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  c) er wordt evenwel geen specifiek inschrijvingsgeld opgelegd aan leerlingen en aan studenten voor het volgen van een taalcursus Frans in het Franse taalgebied, en een taalcursus Nederlands of Frans in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, die reeds ingeschreven zijn in het onderwijs met volledig leerplan.
  5. In het onderwijs met beperkt leerplan, zoals bepaald door artikel 1, § 1 van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht : [1 372 euro;]1 <BFG 2001-11-08/51, art. 78, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  [1 6° In het afstandsonderwijs van de Franse Gemeenschap georganiseerd via e-learning: 30 euro per jaar.]1

  (1)<BFG 2017-05-03/05, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 02-07-2017>


Art.3. Het betaalde specifiek inschrijvingsgeld wordt niet terugbetaald bij het stopzetten van de studies of het vertrek van de leerling of de student tijdens het school- of academiejaar.

Art.4. De studenten die voor 1 september 1985 hun hogere studies hebben aangevangen kunnen hun studies voleindigen onder het regime dat op hen van toepassing was voor het van kracht worden van de beschikkingen van dit besluit.
  (De studenten die gedurende het schooljaar 2001-2002 les volgen in een inrichting voor kunsthoger onderwijs of hoger kunstonderwijs van de derde graad, in een inrichting voor hoger kunstonderwijs van de tweede graad, in het Institut de musique d'église et de pédagogie musicale of in een koninklijk muziekconservatorium, kunnen verder studeren in een Hogere kunstschool in het stelsel dat op ze van toepassing was vóór 1 september 2002.) <BFG 2002-07-17/66, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2002>

Art.5. Het koninklijk besluit van 30 augustus 1985 tot uitvoering van de artikelen 59, 60 en 61 van de wet van 21 juni 1985 betreffende het onderwijs, voor zover niet vernietigd bij arrest 32.989, d.d. 6 september 1983, van de Raad van State, wordt opgeheven.

Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991, behalve 1., a, en 4. van artikel 1, die uitwerking hebben vanaf 1 september 1990.

Art. 7. De Ministers onder wie het Onderwijs ressorteert zijn belast met de uitvoering van dit besluit.