26 JULI 1990. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve houdende uitvoering van het decreet van 7 juli 1988, op de mijnen wat de procedure betreft die inzake toekenning, afstand, fusie, verhuring of verpachting van mijnconcessies dient te worden toegepast. <Vertaling> (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 05-02-1991 en tekstbijwerking tot 27-02-2008)
TITEL I. - Definities.
Art. 1
TITEL II. - Toekenning van mijnconcessies.
HOOFDSTUK 1. - Indiening van de aanvragen en onderzoeken.1,Art. 2. Elke aanvraag om concessie dient bij het bestuur te worden ingediend bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Art. 3-8
HOOFDSTUK 2. - Vormen waarin de concessies worden verleend.
Art. 9-11
TITEL III. - Afstand en verpachting van concessies.
HOOFDSTUK 1. - Afstand en verpachting van concessies, met uitzondering van verpachtingen van weinig belangrijke oppervlakten in steenkoolmijnen.
Art. 12-14
HOOFDSTUK 2. - Verpachtingen van weinig belangrijke oppervlakten in steenkoolmijnen.
Art. 15-17
TITEL IV. - Fusie van concessies.
Art. 18-19
TITEL V. - Slotbepaling.
Art. 20
TITEL I. - Definities.
Artikel 1. In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder :
- Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren;
- Bestuur : de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest;
- Mijningenieur : de directeur van de buitendienst van de afdeling Voorkoming van de Verontreinigingen en van het Beheer van de Ondergrond in wiens ambtsgebied de grootste aangevraagde oppervlakte is gelegen.
TITEL II. - Toekenning van mijnconcessies.
HOOFDSTUK 1. - Indiening van de aanvragen en onderzoeken.1,Art. 2. Elke aanvraag om concessie dient bij het bestuur te worden ingediend bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
De aanvraag wordt ingediend in twee exemplaren per betrokken provincie.
Een afschrift van de aanvraag zonder bijlagen wordt aan de Minister gestuurd.
Art.3. § 1. De aanvraag vermeldt :
1° de naam, voornaam, hoedanigheid, nationaliteit, woonplaats van de aanvrager en, wanneer zij namens een vennootschap wordt ingediend, de benaming, de rechtsvorm en de maatschappelijke zetel van die vennootschap; ingeval de aanvraag namens een vennootschap in oprichting wordt ingediend, moeten daarin alle inlichtingen die bekend zijn over de persoonlijkheid van de vaste aanvrager, worden vermeld en de verbintenis vervat zijn dat die aanvraag met de in dit artikel voorziene inlichtingen vervolledigd moet worden zodra deze vennootschap definitief opgericht zal zijn; wanneer zij door verschillende vennootschappen worden ingediend die gemeenschappelijk en solidair handelen, moeten de inlichtingen over de aanvrager door ieder van die vennootschappen worden medegedeeld;
2° de aard van de stoffen waarop de aanvraag betrekking heeft;
3° de voor de concessie aangevraagde duur;
4° de nauwkeurige grenzen ervan, de provincie(s) en gemeenten waarop die concessie is gelegen, de oppervlakte ervan per provincie;
5° de mijnbouwvergunningen die de aanvrager voor de bedoelde stoffen geniet met vermelding van degene die geheel of gedeeltelijk binnen de aangevraagde omtrek liggen;
6° een samenvatting van de in de punten 1° en 5° voormelde elementen die tot de bekendmakingsmaatregelen zullen dienen;
§ 2. De volgende stukken worden bij elke aanvraag gevoegd :
1° de documenten ter verantwoording van het technische en financiële vermogen van de aanvrager om de werken aan te nemen en te leiden, alsmede om lasten ten gevolge van de toekenning van de concessie af te lossen;
2° de volgende door de aanvrager ondertekende cartografische documenten die zo worden voorgelegd dat het behoud ervan gewaarborgd zou worden :
- een exemplaar van de kaart op een schaal van 1/100 000 dat de aangevraagde omtrek op het grondgebied van de betrokken provincies situeert;
- een exemplaar van de kaart op een schaal van 1/25 000 waarop de hoogtepunten en de grenzen van de aangevraagde omtrek, de geografische of geodetische punten tot bepaling ervan en, eventueel, de grenzen van de concessies en de mijnopsporingsvergunningen, ongeacht hun aard, die geheel of gedeeltelijk binnen deze omtrek zijn gelegen, worden aangegeven;
3° een geschrift dat de grenzen van die omtrek verantwoordt, dat inlichtingen verstrekt over de binnen die omtrek reeds uitgevoerde opsporings- of ontginningswerken en over hun resultaten en dat de grenzen van de aangevraagde omtrek verantwoordt door het bestaan van een mijn die op nuttige wijze zou kunnen worden ontgonnen;
4° wanneer de aanvraag namens een vennootschap wordt ingediend, een exemplaar van de statuten, de rechtvaardiging van de bevoegdheden van de persoon die de aanvraag heeft ondertekend en een afschrift van de akte van oprichting van de vennootschap;
5° het programma van de aanleg van de plaats en de raming van de kosten ervan.
§ 3. In voorkomend geval voegt de aanvrager de volgende elementen bij zijn aanvraag :
1° de kadastrale aanduidingen en het perceelplan van de binnen de aangevraagde omtrek gelegen onroerende goederen die hem niet toebehoren;
2° de naam, voornaam en woonplaats van de eigenaars van die onroerende goederen of de benaming en de maatschappelijke zetel, wanneer het een rechtspersoon betreft;
3° de naam, voornaam en woonplaats van de ontdekker van de steenkoolafzetting;
4° de sommen die overeenkomstig artikel 21 van het decreet aan de eigenaars als ondergrondse mijnbouwcijns en aan de ontdekker van de steenkoolafzetting als vergoeding voor de ontdekking van deze afzetting worden voorgesteld;
5° de eventueel gesloten overeenkomsten over de sommen bedoeld in punt 4°;
6° het bedrag van de vergoeding die de aanvrager eist indien hij de ontdekker van de afzetting is wanneer de concessie aan een derde zou worden toegekend.
Art.4. Het bestuur schrijft de aanvraag onder haar datum in het bijzondere register van de mijnbouwvergunningen over en geeft de aanvrager een voor echt verklaard uittreksel daarvan af. Dit register mag worden ingezien door al wie het wenst.
De mijningenieur onderzoekt of de aanvraag met de bepalingen van artikel 3 overeenstemt.
Zoniet vraagt hij de ontbrekende inlichtingen aan de aanvrager die ze binnen een termijn van vijftien dagen in het in artikel 2 vereiste aantal exemplaren moet verschaffen.
Uiterlijk één maand na ontvangst van het dossier brengt de mijningenieur verslag uit over de overeenstemming van de aanvraag met de bepalingen van artikel 3. Bij gebrek aan een verslag binnen de opgelegde termijn wordt de aanvraag als conform beschouwd.
De indieningsdatum van het verslag en van zijn conclusies of, bij gebrek aan een verslag, de vervaldag van de termijn worden in het voormelde bijzondere register ingeschreven.
Wanneer uit het verslag van de mijningenieur blijkt dat de aanvraag niet met de bepalingen van artikel 4 overeenstemt, brengt het bestuur de aanvrager daarvan bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs op de hoogte en stuurt een afschrift ervan aan de Minister.
Art.5.Wanneer de aanvraag met artikel 3 overeenstemt, bevestigt het bestuur elk plan en stuurt binnen acht dagen een exemplaar van de aanvraag en van het dossier aan de gouverneur of, in voorkomend geval, aan ieder van de gouverneurs van de betrokken provincies.
[1 De gouverneur maakt een afschrift van het aanvraagdossier, in voorkomend geval samen met de stukken bedoeld in artikel D.29-14, tweede lid, aan de betrokken gemeenten over teneinde een openbaar onderzoek te organiseren overeenkomstig de bepalingen van titel III, deel III, van Boek I van het Milieuwetboek.
De administratie bepaalt de openingsdatum van dit onderzoek.]1
----------
(1)<BWG 2007-12-20/A3, art. 24, 002; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.6.[1 Bij de sluiting van het openbaar onderzoek beschikt de aanvrager over een termijn van dertig dagen om kennis te nemen van het openbaar onderzoek en om op de opmerkingen in te gaan.
Na afloop van deze termijn stuurt de gemeente het dossier binnen acht dagen aan de mijningenieur.]1
De mijningenieur maakt een syntheseverslag van alle ontvangen dossiers op.
De aanvragen in mededinging van de oppositie worden uiterlijk binnen twee maanden na de opening van het onderzoek en in de in de artikelen 2 en 3 voorgeschreven vormen bij het bestuur ingediend, en aan het vooronderzoek en onderzoek voorzien in de artikelen 4 en 5 onderworpen.
In dit geval heeft het verslag van de mijningenieur betrekking op de waarde en de grondslag van zowel de oorspronkelijke aanvraag als de concurrerende aanvragen.
----------
(1)<BWG 2007-12-20/A3, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 08-03-2008>
Art.7. Wanneer de vergoedingen die aan de bovengrondeigenaars als ondergrondse mijnbouwcijns of aan de ontdekker van de afzetting voor zijn ontdekking toekomen, in de concessieakte dienen te worden vastgesteld, moet de mijningenieur de ontdekker en de betrokken eigenaars bij aangetekende brief samen of individueel oproepen om een verzoeningsvergadering met de aanvrager(s) bij te wonen.
Wanneer een akkoord tot stand komt, wordt het opgenomen en ondertekend door de partijen.
In geval van blijvend verschil van mening of wanneer een partij niet verschijnt, maakt de mijningenieur de notulen van de vergadering op en stuurt die notulen bij aangetekende brief aan de belanghebbenden.
De partijen beschikken dan over een termijn van één maand om hun schriftelijke opmerkingen, geschriften en dossiers aan de mijningenieur mede te delen.
Het advies van de mijningenieur over de concessieaanvraag omvat het akkoord van de partijen of zijn voorstel over het bedrag van de vergoedingen.
Alle stukken met betrekking tot die vergoedingen dienen te worden opgenomen in het dossier van de concessieaanvraag.
Art.8. Binnen drie maanden na het einde van het openbaar onderzoek stuurt het bestuur het volledig dossier met zijn advies aan de Minister.
Die termijn wordt verlengd met vier maanden in geval van aanvraag in mededinging of wanneer artikel 7 wordt toegepast.
Binnen één maand na ontvangst van het dossier, deelt de Minister het volledig dossier met zijn verslag voor advies aan de Raad van State mee.
HOOFDSTUK 2. - Vormen waarin de concessies worden verleend.
Art.9. De Executieve beslist over de concessieaanvragen binnen een termijn van acht maanden met ingang van de sluiting van het onderzoek. Die termijn wordt verlengd met vier maanden in geval van aanvragen in mededinging.
Die termijn kan met een met redenen omkleed besluit van de Executieve één of meerdere malen met een bijkomende termijn van vier maanden worden verlengd.
Wanneer een concessieaanvraag het voorwerp van aanvragen van mededingers is geweest, vermeldt de beslissing waarmee de concessie aan één van de aanvragers wordt verleend, tegelijk het verwerpen van de andere aanvragen op de oppervlakte die binnen de omtrek van die vergunning begrepen is.
Het besluit van de Executieve over de concessieaanvraag moet met redenen worden omkleed.
Art.10. De concessieakte stelt de vergoedingen vast die aan de bovengrondeigenaars als ondergrondse mijnbouwcijn en aan de ontdekker voor de ontdekking van de afzetting toekomen.
Hij bepaalt de ontginningsvoorwaarden, de verplichtingen van de concessiehouder en het bestek.
Art.11. Het besluit van de Executieve houdende toekenning van een mijnconcessie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Onmiddellijk na die bekendmaking stuurt de mijningenieur één voor eensluidend verklaard afschrift van het besluit van de Executieve en van de plannen aan de aanvragers.
TITEL III. - Afstand en verpachting van concessies.
HOOFDSTUK 1. - Afstand en verpachting van concessies, met uitzondering van verpachtingen van weinig belangrijke oppervlakten in steenkoolmijnen.
Art.12. Elke vergunningsaanvraag om afstand of verpachting van een concessie, met uitzondering van verpachtingen van weinig belangrijke oppervlakten in steenkoolmijnen, wordt ingediend door de cessionaris of de verpachter bij het bestuur binnen zes maanden na ondertekening van de akte en in de in artikel 2 voorziene vormen.
De aanvraag wordt opgemaakt onder de in artikel 3, § 1, 1°, 4° en 5°, voorziene voorwaarden en gaat vergezeld van de in artikel 3, § 2, 1° en 4°, bedoelde documenten, alsmede van een voor eensluidend verklaard afschrift van de tussen partijen gesloten " ne varietur " overeenkomst, die onder de opschortende voorwaarde van de administratieve vergunning moet worden gesloten.
In geval van verpachting moet de aanvraag de hoogtepunten en grenzen van de omtrek waarop de verpachting betrekking heeft, verduidelijken en vergezeld gaan van de in artikel 3, § 2, 1° en 4°, bedoelde plannen waarin dezelfde indicaties moeten worden aangebracht.
Art.13. Het bestuur schrijft de aanvraag onder haar datum in het in artikel 4 voorziene register over.
Binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag stuurt het bestuur het dossier met het verslag van de mijningenieur aan de Minister.
Binnen de maand stuurt de Minister het volledig dossier met zijn verslag voor advies aan de Raad van State.
Art.14. De Executieve beslist bij een met redenen omkleed besluit binnen een termijn van acht maanden met ingang van de ontvangst van de aanvraag door het bestuur.
Die termijn kan met een met redenen omkleed besluit van de Executieve één of meerdere malen met een bijkomende termijn van vier maanden worden verlengd.
De beslissing wordt betekend en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11.
HOOFDSTUK 2. - Verpachtingen van weinig belangrijke oppervlakten in steenkoolmijnen.
Art.15. Elke aanvraag om verpachting van weinig belangrijke oppervlakten in één of meerdere bepaalde steenkoollagen wordt ingediend door de verpachter bij het bestuur in de in artikel 2 voorziene vormen.
Bij de aanvraag wordt gevoegd hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift van de tussen de partijen gesloten " ne varietur " overeenkomst die onder de opschortende voorwaarde van de administratieve vergunning dient te worden gesloten, hetzij het bewijs dat de betwiste verpachting op de rol van de rechtbank van eerste aanleg wordt gebracht.
Worden eveneens toegevoegd in vijf exemplaren en op een schaal van 1/2 500e :
1° een plan van de oppervlakte dat de grenzen van de omtrek van het te verpachten deel opgeeft;
2° de plannen van de bestaande ondergrondse werken :
a) in de te verpachten oppervlakten en lagen;
b) in een straal van 200 m buiten de omtrek van het te verpachten deel.
Art.16. Het bestuur schrijft de aanvraag onder haar datum in het in artikel 4 voorziene register over.
Binnen de maand stuurt de mijningenieur het volledig dossier met zijn advies aan de Bestendige Deputatie.
De Bestendige Deputatie neemt haar besluit binnen de maand.
Zij kan machtiging verlenen om de door de bestekken opgelegde grensstroken tussen de werken van de verpachtende mijn en de verpachte afzettingen.
Art.17. De Bestendige Deputatie betekent haar besluit aan de betrokken partijen en stuurt het dossier met een afschrift van haar besluit terug aan de mijningenieur.
TITEL IV. - Fusie van concessies.
Art.18. De vergunningsaanvraag om fusie van concessies wordt bij het bestuur ingediend door de titularis van de te fusioneren concessies en zulks in de vormen bepaald in artikel 2.
De aanvraag wordt opgemaakt onder de voorwaarden voorzien in artikel 3, § 1, 1°, 4° en 5°, en gaat vergezeld van de in artikel 3, § 2, 1° en 4°, bedoelde documenten.
Art.19. Het bestuur schrijft de aanvraag onder haar datum in het in artikel 4 voorziene register over.
Binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag stuurt het bestuur het volledige dossier met het verslag van de mijningenieur aan de Minister.
Binnen een maand stuurt de Minister het volledige dossier met zijn verslag voor advies aan de Raad van State.
De Executieve beslist bij een met redenen omkleed besluit binnen een termijn van vijf maanden met ingang van de ontvangst van de aanvraag door het bestuur.
De beslissing wordt betekend en bekendgemaakt overeenkomstig artikel 11.
TITEL V. - Slotbepaling.
Art. 20. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.