20 NOVEMBER 1991. - Ministerieel besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1992, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
Afdeling 1. - Deel A van het budget voor alle ziekenhuizen.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Art. 3-5
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art. 6
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Art. 7
Onderafdeling 4. - Onderdeel A4 van het budget.
Art. 8
Afdeling 2. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art. 9-11
Rubriek 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art. 12-15
Rubriek 3. - Onderdeel B3 van het budget.
Art. 16
Rubriek 4. - Onderdeel B4 van het budget.
Art. 17-19
Rubriek 5. - Onderdeel B5 van het budget.
Art. 20
Rubriek 6. - (Gemeenschappelijke bepalingen voor Onderdeel B van de algemene ziekenhuizen.) <MB 1992-10-19/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992>
Art. 21-23
Rubriek 7. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 23bis, 23ter, 23quater
Onderafdeling 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 en B2 van het budget.
Art. 24-25
Rubriek 2. Onderdeel B5 van het budget.
Art. 26
Rubriek 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B.
Art. 27
Rubriek 4. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> - Onderdeel B6.
Art. 27bis
Onderafdeling 3. - Psychiatrische ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Deel B.
Art. 28-31
Rubriek 2. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B.
Art. 32
Rubriek 3. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992>
Art. 32bis
Afdeling 3. - Onderafdeling C3 van het budget voor alle ziekenhuizen.
Art. 33
Afdeling 4. - Diensten voor niet-intensieve neonatale zorg.
Art. 34
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
Art. 35-36
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 37-38
Bijlagen.
Art. N1, N2, N3, N4, N5, N6, N7, N8, N9
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. De bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991 en 20 november 1991, worden voor het dienstjaar 1992 geconcretiseerd door en aangevuld met de bepalingen van dit besluit.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt bedoeld met:
1° "het koninklijk besluit van 30 juli 1986" : het koninklijk besluit van 30 juli 1986 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;
2° "het ministerieel besluit van 2 augustus 1986" : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 december 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991 en 20 november 1991;
3° "het ministerieel besluit van 28 november 1990" : het ministerieel van 28 november 1990 tot vaststelling, voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 20 maart 1991 en 7 augustus 1991;
4° " het koninklijk besluit van 27 oktober 1989" : het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 1991;
5° "het koninklijk besluit van 18 maart 1985" : het koninklijk besluit van 18 maart 1985 houdende vaststelling van de criteria voor de programmatie en de financiering van de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem;
6° "het koninklijk besluit van 5 april 1991" : het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd door het Koninklijk besluit van 17 oktober 1991;
7° "de wet van 26 juni 1990" : de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;
8° "het sociaal akkoord" : de protocolakkoorden gesloten tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering, gesloten op 4 juli 1991 en op 12 november 1991.
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
Afdeling 1. - Deel A van het budget voor alle ziekenhuizen.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Art.3. Bij toepassing van het koninklijk besluit van 30 juli 1986 kan volgens nader te bepalen regelen, het percentage dat in artikel 16, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 is bepaald, op 70% worden gebracht.
Art.4. Het in artikel 20 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde forfaitair bedrag om de lasten te dekken verbonden aan de afschrijving van materiaal voor medische en nietmedische uitrusting, met inbegrip van de informatica-apparatuur, alsmede van meubilair, wordt vastgesteld op het niveau van de lasten die voor 1991 werden in aanmerking genomen.
Dit forfaitair bedrag wordt vermeerderd met de bedragen toegekend overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.5. Voor het dekken van de kosten voortvloeiend uit de afschrijvingen van het rollend materieel, wordt een forfaitair bedrag vastgesteld op het niveau van de lasten die voor 1991 werden weerhouden.
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art.6. § 1. Onderdeel A2 van het budget der financiële middelen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 21 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
§ 2. Voor de toepassing van § 1, wordt het in artikel 21, 1° van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 6 procent vastgesteld, en wordt het in artikel 21,2° van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 16 procent vastgesteld.
Voor de psychiatrische ziekenhuizen worden de percentages respectivelijk op 6 procent en op 8 procent vastgesteld.
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Art.7. Het in artikel 22 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 voorziene bedrag wordt op 2 frank vastgesteld.
Onderafdeling 4. - Onderdeel A4 van het budget.
Art.8. Onderdeel A4 van het budget der financiële middelen wordt, op jaarbasis, forfaitair als volgt vastgesteld:
1° voor de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem opgesteld in een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als die welke voor het dienstjaar 1991 gelden, van toepassing met dien verstande dat voor de uitrusting, toegekend op basis van het Koninklijk besluit van 18 maart 1985, eveneens dezelde regels van toepassing zijn als deze waarin werd voorzien voor het dienstjaar 1991;
2° voor de apparatuur opgesteld in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het Koninklijk besluit van 5 april 1991 wordt in de volgende financiering voorzien:
a) voor de diensten waar minder dan 750 patiënten per jaar worden behandeld : 3,6 miljoen frank, indien de dienst over een bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Dit bedrag verhoogd met 1/500e van het voormelde bedrag per behandelde patiënt begrepen tussen 500 en 749 behandelde patiënten;
b) voor de diensten waar 750 tot 1 199 patiënten per jaar worden behandeld : 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 4,8 miljoen frank indien de dienst over één bestralingsapparaat beschikt, dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Deze bedragen worden verhoogd met 1/750e van het voormelde bedrag per behandelde patiënt, naargelang het geval, (begrepen tussen 1 000 en 1 199 behandelde patiënten); <Erratum, B.St. 11-03-1992, blz. 5105>
c) voor de diensten waar meer dan 1 200 patiënten per jaar worden behandeld : 9,2 miljoen frank indien de dienst over drie bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, en 4,8 miljoen frank indien de dienst over een bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
Deze bedragen worden verhoogd met 1/1 200e van bovenvermelde bedragen, naargelang het geval, per behandelde patiënt begrepen tussen 1 500 en 1 700 behandelde patiënten;
d) voor de diensten waar meer dan 1 700 patiënten per jaar worden behandeld : 12,4 miljoen frank indien de dienst over vier bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden. Dit bedrag wordt 9,2 miljoen frank indien de dienst over drie bestralingsapparaten beschikt, die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, 6 miljoen frank indien de dienst over twee bestralingsapparaten beschikt die na 1 januari 1982 in werking zijn getreden, en 3,6 miljoen frank indien de dienst over één bestralingsapparaat beschikt dat na 1 januari 1982 in werking is getreden.
De bovenvermelde bedragen worden met 0,6 miljoen frank verminderd in geval van litera a) en met 1,8 miljoen frank in geval van litera b), litera c) of litera d), indien het voor financiering in aanmerking genomen bestralingsapparaat een cobaltbom betreft.
Voor de diensten waar minder dan 500 patiënten per jaar worden behandeld, wordt per patiënt een bedrag toegekend dat gelijk is aan 1/500e van het onder a) bedoelde bedrag.
Met behandelde patiënten wordt bedoeld het aantal geattesteerde simulaties (verstrekkingen nr. 441512 - 441523 van de nomenclatuur der geneeskundige verstrekkingen) uitgevoerd tussen 1 januari en 31 december. Zolang het aantal voor het dienstjaar 1992 niet bekend is, wordt een provisioneel bedrag toegekend op basis van het aantal patiënten behandeld in het laatst gekende dienstjaar.
Indien diensten voor radiotherapie een samenwerkingsakkoord hebben afgesloten, zoals bedoeld in artikel 1bis, 2°, van het koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt de financiering gebaseerd op het totaal aantal patiënten die in de betrokken diensten worden behandeld.
Afdeling 2. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art.9. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 40, § 2 en 43, § 2, 1°, c), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt Onderdeel B1 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1991.
Art.10. Voor de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 23, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt Onderdeel B1 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december met de waarde op 31 december 1991.
Art.11. Om de kosten te dekken voortvloeiend uit de toekenning per 30 bezette bedden van een 3/4-tijds personeelslid, bestemd voor het interne vervoer van de opgenomen patiënten, wordt Onderdeel B1 van het budget der financiële middelen van de openbare ziekenhuizen op 1 juni 1992 verhoogd met een bedrag berekend als volgt:
- voor de bedden in de ziekenhuisdiensten:
3/4 FTE x bedden/30 x bg x 1 000 000 frank
Hierin is:
bedden = aantal erkende en bestaande bedden op 1 januari 1992 in de betrokken dienst;
bg = de bezettingsgraad van de bedden in de betrokken diensten, vastgesteld gedurende het laatst bekende dienstjaar;
FTE = full-time equivalent.
Rubriek 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art.12. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 42, § 8, laatste lid, 42, § 9, 43, § 2, 1°, c), 43, § 2, 4° en 5° van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1991, met inbegrip van de in 1991 toegekende bedragen, overeenkomstig de artikelen 15 en 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.13. Voor de in artikel 23, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde ziekenhuizen, wordt Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen vastgesteld op het bedrag, dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1991, met inbegrip van de in 1991 toegekende bedragen, overeenkomstig de artikelen 15 en 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.14. Met het oog op het dekken van de lasten voortvloeied uit de toekenning van een halftijds personeelslid, voor logistieke en administratieve steun, wordt Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen per 30 bezette en erkende bedden in de diensten C, D, C + D, C + D ( intensief) en N, op 1 januari 1992 vermeerderd met een bedrag, als volgt berekend:
- voor de bedden in de betrokken diensten:
1/2 FTE x bedden/30 x bg x 1 000 000 frank;
Hierin is:
bedden = aantal erkende en bestaande bedden op 1 januari 1992 in de betrokken dienst;
bg = de bezettingsgraad van de bedden in de betrokken diensten, vastgesteld gedurende het laatst bekende dienstjaar;
FTE = full-time equivalent.
Art.15. Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen wordt, overeenkomstig de regelen en modaliteiten te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, als volgt vermeerderd:
1° voor de privé-ziekenhuizen met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, vanaf 1 juni 1992, met het oog op de dekking van de lasten die voortvloeien enerzijds uit de toekenning aan het ((verpleegkundig en paramedisch personeel die een A1- of A2-opleiding heeft gevolgd, alsmede aan de voormelde personeelsleden die in de schaal 1.80 zijn gerangschikt)) van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit, en anderzijds uit de 1% verhoging van de loonschaal, toepasselijk op het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel. (Deze percentages worden provisionneel toegestaan en zullen herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.) <MB 1992-06-09/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 11-08-1992; nota : voor de vermeerdering van het percentage, zie MB 1992-06-09/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-06-1992> <MB 1992-10-19/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992>
2° met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, met het oog op de dekking van de lasten voortvloeiend uit de verhoging van de functietoeslag toegekend aan de hoofdverpleegkundige(n) en de verpleegkundige(n)- hoofd van de dienst, a rato van 4 tot 8% op 1 juni 1992 voor de openbare ziekenhuizen en op 1 december 1992 voor de privé-ziekenhuizen. Die verhoging bedraagt 0%, 4% of 6% indien de geldelijke anciënniteit van het betrokken personeel respectivelijk minder dan 9 jaar, 9 tot 17 jaar of 18 jaar en meer bedraagt. (Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.) <Nota : voor de vermeerdering van het percentage, zie MB 1992-06-09/33, art. 2, Inwerkingtreding : 01-06-1992> <MB 1992-12-29/36, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 1992-12-01>
3° (met een percentage, te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, om de lasten te dekken voortvloeiend uit de toekenning van een vergoeding van 45 F (index van 1 december 1992) per werkelijk gepresteerd uur op zaterdagen, zondagen en officiële feestdagen in de openbare ziekenhuizen vanaf 1 december 1992. Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.) <MB 1992-12-29/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 1992-12-01>
Rubriek 3. - Onderdeel B3 van het budget.
Art.16. Onderdeel B3 van het budget van financiële middelen wordt, op jaarbasis, forfaitair als volgt vastgesteld:
1° voor de dienst medische beeldvorming met een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als voor het dienstjaar 1991 van toepassing, met dien verstande dat voor de uitrusting toegekend op basis van het koninklijk besluit van 18 maart 1985 dezelfde regels als deze voor het dienstjaar 1991 van toepassing zijn;
2° voor de dienst radiotherapie, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt in een forfaitair bedrag voorzien, om de vaste basiswerkingskosten te dekken, bedoeld in artikel 12bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, dat als volgt wordt vastgesteld:
a) voor de diensten waar minder dan 750 patiënten per jaar worden behandeld : 5,5 miljoen frank;
b) voor de diensten waar 750 tot 1 199 patiënten per jaar worden behandeld : 8,25 miljoen frank;
c) voor de diensten waar 1 200 tot 1 699 patiënten per jaar woorden behandeld : 13,2 miljoen frank;
d) voor de diensten waar 1 700 patiënten en meer per jaar worden behandeld : 18,7 miljoen frank.
Deze bedragen worden, voor de diensten waar meer dan 500 patiënten per jaar worden behandeld, vermeerderd met 11 000 frank per behandelde patiënt.
Voor de toekenning van dit bedrag gelden eveneens de bepalingen van (de drie laatste alinea's) van artikel 8 van dit besluit. <Erratum, B.St. 11-03-1992, blz. 5105.>
Rubriek 4. - Onderdeel B4 van het budget.
Art.17. De bedragen bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990 blijven in 1992 gehandhaafd.
Art.18. Het bedrag, waarin artikel 19, § 1 van het ministerieel besluit van 28 november 1990 voorziet, blijft gehandhaafd tot op de datum, bepaald in de overeenkomst afgesloten met de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.19. Met het oog op de betaling van de wedde voor de administratieve taken van de geneesheren-hoofd van dienst, bedoeld in de wet van 26 juni 1990, wordt vanaf 1 januari 1992, Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen die geesteszieken opnemen, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd, vermeerderd:
1° met een forfaitair bedrag van 150 000 frank per jaar, op voorwaarde dat minstens één geesteszieke, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 uitgevaardigd werd, in het jaar 1992 in het ziekenhuis werd opgenomen;
2° met een bijkomend forfaitair bedrag van 7 500 frank per geesteszieke, opgenomen in het jaar 1992 en waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd.
Ten provisionele titel wordt de helft van het aantal gecolloceerde patiënten die in het dienstjaar 1989 in het ziekenhuis verbleven hebben, in aanmerking genomen.
Rubriek 5. - Onderdeel B5 van het budget.
Art.20. Onderdeel B5 van het budget der financiële middelen wordt op de waarde van 31 december 1991 vastgesteld.
Rubriek 6. - (Gemeenschappelijke bepalingen voor Onderdeel B van de algemene ziekenhuizen.)
Art.21. Voor de ziekenhuizen die over een materniteit beschikken, worden de onderdelen B1 en B2 van het budget der financiële middelen voorlopig zo aangepast dat het aantal verpleegdagen die voor de financiering in aanmerking komen, beperkt wordt tot het aantal bevallingen in de instelling in het dienstjaar 1992, vermenigvuldigd met een verblijfsduur vastgesteld op 6,21 dagen.
In afwachting dat de werkelijke verblijfsduur en het werkelijke aantal bevallingen in 1992 bekend zijn, wordt provisioneel de voor het dienstjaar 1991 uitgevoerde vermindering toegepast.
De Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, kan een afwijking toestaan van de beperkingen die krachtens de voorgaande regelen op Onderdeel B van het budget der financiële middelen worden toegepast op voorwaarde dat de beheerder, na advies van de hoofdgeneesheer, op een behoorlijlke wijze het bewijs levert dat de vastgestelde verblijfsduur gerechtvaardigd is.
Aan dit verzoek kan een gunstig gevolg worden gegeven na advies van een werkgroep van geneesheren die daartoe in de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen wordt opgericht.
Art.22. Onderdeel B <NOTA : hier moet waarschijnlijk "Deel B" worden gelezen; zie Franse tekst> van het budget der financiële middelen <NOTA : voor de volgende invoeging tussen haakjes, gelieve na te zien bij het - onduidelijk - artikel in referte> (met uitzondering van Onderdeel B6) wordt op 1 januari 1992 met 0,33% vermeerderd om de financiering van de toekenning van twee bijkomende verlofdagen voor de continue diensten te waarborgen. Op 1 november 1992 wordt Deel B van het budget der financiële middelen (met uitzondering van Onderdeel B6) vermeerderd met een percentage te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft om de lasten die voortvloeien uit de loonschaalverhoging met 3% te dekken. <MB 1992-10-19/32, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992>
(Op 1 november 1992 wordt het deel B van het budget van financiële middelen, uitgezonderd onderdeel B6, van de privé-ziekenhuizen verhoogd met 1,30 % met het oog op de dekking van :
1° de lasten die voortvloeien uit de toekenning van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit aan het ziekenhuispersoneel ander dan het verplegend personeel, de maatschappelijk assistenten, de psychologische assistenten, de opvoeders en de paramedici, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 gerangschikt zijn, die een A1- of A2-opleiding hebben.
Voor het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel, dient in de weerslag van die maatregel de weerslag van de in artikel 15, 1°, genoemde maatregel inzake dit personeel geïntegreerd te worden.
2° de lasten die voortvloeien uit de toekenning van een vergoeding van 6 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen.) <MB 1992-12-29/35, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-11-1992>
(Op 1 december 1992 wordt Deel B van het budget van financiële middelen, met uitzondering van Onderdeel B6, vermeerderd met 0,31 % om de lasten te dekken die voortvloeiend uit de toekenning van een vergoeding van 10 % van de brutouurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag voor de privé-ziekenhuizen.
Dit percentage wordt provisioneel toegestaan en zal herzien worden op grond van de reële kosten van ieder ziekenhuis.) <MB 1992-12-29/36, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 1992-12-01>
Art.23. Op 1 maart 1992 wordt voorlopig een bedrag gelijk aan 0,26% van Deel B van het budget der financiële middelen toegekend om zekere bepalingen van het sociaal akkoord uit te voeren. Dit bedrag zal slechts definitief worden toegekend op voorwaarde dat voor het einde van de maand juni 1992 een sectorieel akkoord wordt afgesloten, inzake de financiering en de toekenning van bepaalde voordelen aan personeelsleden alsmede inzake de doorzichtigheid van de geldstromen en de integratie van de medische activiteit in het ziekenhuis, en overeenkomstig regelen en voorwaarden nader te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.
(Deze provisie zal naar het in rubriek 7 bedoelde Onderdeel B6 worden overdragen op het ogenblik dat de bepalingen van deze rubriek 7 zullen worden toegepast.) <MB 1992-10-19/32, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992>
Rubriek 7.
Art. 23bis. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> <NOTA : Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld met :
1° " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
2° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten;
3° " het ministerieel besluit van 28 november 1990 " : het ministerieel besluit van 28 november 1990 tot vaststelling, voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten;
4° " het ministerieel besluit van 20 november 1991 " : het ministerieel besluit van 20 november 1991 houdende vaststelling voor het dienstjaar 1992 van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 mei 1992 en 9 juni 1992. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> § 1. Onderdeel B6 van het budget betreft de kosten met betrekking tot het personeel bedoeld in artikelen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit van 29 september 1992 die voortvloeien uit de sectoriële akkoorden en betrekking hebben op :
1° de toekenning op 1 juni 1991 van het eerste deel van de functietoelage bedoeld in artikel 15ter, § 1, van het ministerieel besluit van 28 november 1990 wat de openbare ziekenhuizen betreft;
2° de verhoging op 1 juni 1991 van 10 naar 11 % van het percentage, bedoeld in artikel 15ter, § 1, van het ministerieel besluit van 28 november 1990, voor de vergoeding van buitengewone prestaties in de openbare ziekenhuizen;
3° de verhoging, op 1 november 1991, met 1 % van de loonschalen in alle ziekenhuizen;
4° de overgang op 1 december 1991 van schaal 1.10 naar schaal 1.12 voor het personeel van de privéziekenhuizen;
5° de toekenning op 1 december 1991 van het eerste deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15ter, § 2, van het ministerieel besluit van 28 november 1990 wat de privéziekenhuizen betreft;
6° de toekenning op 1 januari 1992 van twee bijkomende wettelijke verlofdagen in alle ziekenhuizen met financiering voor de continu-diensten;
7° de toekenning op 1 juni 1992 van het tweede deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991 wat de openbare ziekenhuizen betreft;
8° de toekenning op 1 juni 1992, in de privéziekenhuizen, van een geldelijke anciënniteit van 2 bijkomende jaren aan het verpleegkundig en paramedisch personeel die een A1- of A2-opleiding heeft gevolgd, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 zijn gerangschikt;
9° de verhoging op 1 juni 1992, met 1 % van de loonschalen van toepassing op het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel in de privéziekenhuizen;
10° de verhoging met 3 % op 1 november 1992 van de loonschalen in alle ziekenhuizen;
11° de toekenning op 1 december 1992 van het tweede deel van de functietoeslag bedoeld in artikel 15, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991, wat de privéziekenhuizen betreft;
12° de toekenning op 1 december 1992 van een vergoeding van 10 % van de brutobezoldiging voor de onregelmatige zaterdagprestaties in de privéziekenhuizen;
13° de toekenning op 1 december 1992 van een vergoeding van F 45 (indexcijfer 1 december 1992) per tijdens de dag werkelijk gepresteerde uren in de openbare ziekenhuizen.
(14° de toekenning op 1 november 1992, in de privé-ziekenhuizen, van twee extra-jaren geldelijke anciënniteit aan het ziekenhuispersoneel ander dan het verplegend personeel, de maatschappelijk assistenten, de psychologische assistenten, de opvoeders en de paramedici, alsmede aan de voormelde personeelsleden met een universitair diploma die in schaal 1.80 gerangschikt zijn, die een A1- of A2-opleiding hebben.
Voor het niet-gekwalificeerd verzorgend personeel dient in de weerslag van die maatregel de weerslag van de in 8° genoemde maatregel inzake dit personeel geïntegreerd te worden.
15° de toekenning op 1 november 1992, in de privé-ziekenhuizen, van een vergoeding van 6 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen.) <MB 1992-12-29/35, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-11-1992>
§ 2. De in § 1 bedoelde kosten worden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 september 1992 provisioneel gedekt, rekening houdend met de verhoging met 0,26 % van Deel B van het budget, die op 1 maart 1992 wordt toegestaan. De provisonele bedragen zullen worden herzien op grond van de reële lasten met betrekking tot elk van de voormelde maatregelen. Voor de toekenning van de provisionele bedragen die betrekking hebben op de maatregelen waarvan de inwerkingtredingsdatum vroeger valt dan die van de vaststelling van Onderdeel B6, wordt een inhaalbedrag toegekend dat in Onderdeel B6 wordt geïntegreerd en de gederfde ontvangsten voor de reeds verstreken maanden compenseert. Dit inhaalbedrag wordt slechts toegekend indien het ziekenhuis de door het koninklijk besluit van 29 september 1992 vereiste bewijzen levert.
§ 3. De in § 2 bedoelde provisionele bedragen zijn brekend op de volgende wijze :
- voor § 1, 1° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle kosten inbegrepen;
- voor § 1, 2° : de massa van de voor 10 % vergoede onregelmatige prestaties, alle lasten inbegrepen, vermenigvuldigd met 1/10;
- voor § 1, 3° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van november 1991, vermenigvuldigd met 1/101, waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 4° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 5° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 6° : het aantal full-time equivalenten die in de continudiensten werken, vermenigvuldigd met hun gemiddelde bezoldiging, alle lasten inbegrepen, en met de breuk 15.12/1976;
- voor § 1, 7° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 8° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 9° : het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van juni 1992 en met 1/101 waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 10° : het aantal full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de gemiddelde brutobezoldiging van november 1992 en met 3/103 waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd;
- voor § 1, 11° : het aantal betrokken full-time equivalenten, vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 12° : het aantal uren zaterdagprestaties, vermenigvuldigd met 10 % en met de uurbezoldiging, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 13° : het aantal uren dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen, vermenigvuldigd met F 45, waarbij de desbetreffende lasten worden gevoegd.
(- § 1, 14° :
het aantal betrokken full-time equivalenten vermenigvuldigd met de bijkomende gemiddelde kosten, alle lasten inbegrepen;
- voor § 1, 15° :
het aantal onregelmatige uren dagprestaties op zaterdag, zondag en feestdagen vermenigvuldigd met 6 % en met de uurbezoldiging, alle lasten inbegrepen.) <MB 1992-12-29/35, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-11-1992>
Art. 23ter. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> <NOTA : Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld met :
1° " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
2° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten;
3° " het ministerieel besluit van 20 november 1991 " : het ministerieel besluit van 20 november 1991 houdende vaststelling voor het dienstjaar 1992 van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 mei 1992 en 9 juni 1992. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> Om de financiering te kunnen genieten waarin artikel 23bis van het ministerieel besluit van 20 november 1991 voorziet, moeten de ziekenhuizen de volgende documenten en inlichtingen aan het Bestuur van de Verzorgingsinstellingen - Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen - ten laatste op 1 januari 1993 doen geworden :
1° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) bij ontstentenis van ondertekening of toetreding tot de sectoriële akkoorden, een attest ondertekend door de beheerder van het ziekenhuis en mede-ondertekend door de Ondernemingsraad of, in voorkomend geval, door de vakbondsafvaardiging wat de privésector betreft, of door het Hoger Overlegcomité of het Bevoegde Overlegcomité of het Basisoverlegcomité wat de openbare sector betreft waarin wordt bevestigd dat de in artikel 23bis, § 1, bedoelde voordelen integraal aan het gezamenlijke ziekenhuispersoneel worden toegekend;
b) door middel van de tabellen waarvan het model als bijlage 1 en 2 bij dit besluit is gevoegd, de in artikel 23bis, § 3, bedoelde gegevens, alsmede die welke betrekking hebben op de tewerkstelling en de personeelskosten in de medische en medisch-technische diensten van het laatste gekende dienstjaar;
c) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad, waarin wordt bevestigd dat alle honoraria met betrekking tot de medisch-technische diensten, zowel wat de gehospitaliseerde als de niet-gehospitaliseerde patiënten betreft, behalve wat de honoraria van de in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde geneesheren betreft, centraal worden geïnd, hetzij door de beheerder, hetzij door de Medische Raad;
d) door middel van de tabel waarvan het model als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 2, § 2, 4°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 voor het laatste gekende dienstjaar;
e) door middel van de tabellen waarvan het model als bijlage 4 en 5 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 2, § 2, 5°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 voor het laatste gekende dienstjaar;
f) een attest ondertekend door de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat voormelde raad werd ingelicht over de punten opgenomen in § 2, 2, 1° tot 5°, van artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 september 1992.
2° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 2, §§ 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) de lijst opgemaakt volgens het model opgenomen in bijlage 6 van het huidig besluit van de geneesheren werkzaam in de hiernavermelde medische disciplines :
a) heelkunde;
b) inwendige geneeskunde;
c) biologie;
d) radiologie;
e) anesthesiologie,
met vermelding van hun werktijd;
b) een kopie van het schriftelijk akkoord tussen de beheerder en de Medische Raad over de centrale inning van alle geneesherenhonoraria door het ziekenhuis, met uitzondering van de honoraria van de geneesheren bedoeld in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen, ten laatste op 1 januari 1994.
3° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de documenten en inlichtingen vermeld in punt 1° :
a) de lijst opgemaakt volgens het model opgenomen als bijlage 7, bij dit besluit van de geneesheren werkzaam in het geheel van de consultatiediensten met vermelding van hun werktijd;
b) door middel van de tabel waarvan het model als bijlage 8 bij dit besluit is gevoegd, de inlichtingen bedoeld in artikel 3, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 29 september 1992;
c) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat alle geneesherenhonoraria, zowel wat de gehospitaliseerde als de niet-gehospitaliseerde patiënten betreft, van de consultatiediensten waarvan het personeel door het ziekenhuis wordt betaald, centraal worden geïnd, hetzij door de beheerder, hetzij door de Medische Raad, met uitzondering van de honoraria van de geneesheren bedoeld in artikel 143, § 2, van de wet op de ziekenhuizen.
4° Om de bepalingen te kunnen genieten van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de documenten en inlichtingen vermeld in de punten 1° en 3° :
a) een attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de Medische Raad waarin wordt bevestigd dat alle honoraria centraal worden geïnd door het ziekenhuis;
b) het bewijs dat, opgemaakt volgens het model opgenomen in bijlage 9, van het huidig besluit voor ten minste 70 % van de ziekenhuisgeneesheren, die uitsluitend en voltijds in het betrokken ziekenhuis werkzaam zijn, artikel 140, § 1, van de wet op de ziekenhuizen niet kan worden toegepast.
Art. 23quater. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> <NOTA : Voor de toepassing van dit artikel wordt bedoeld met " het koninklijk besluit van 29 september 1992 " : het koninklijk besluit van 29 september 1992 houdende uitvoering van artikel 94, 3e lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Zie MB 1992-10-19/32, art. 1.> Met het oog op de herziening van de provisies waarvan sprake in artikel 23bis, § 2, moet het ziekenhuis doen geworden :
1° wat de bijkomende kosten voor elk van de in artikel 23bis, § 1, bedoelde maatregelen betreft, een overzicht opgemaakt per kostenplaats, per personeelscategorie en per individu, waarvan het model zal worden vastgesteld door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft;
2° wat de elementen vermeld in artikel 23ter betreft, voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 :
a) de gegevens die in punten 1 b), 1 d), en 1 e) van artikel 23ter voor het jaar 1992 worden gevraagd, alsmede het algemeen reglement gesloten tussen de beheerder en de geneesheren;
b) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 2, §§ 1, 2 en 3, van het koninklijk besluit van 29 september 1992 naast de in punt 2° a) hierboven bedoelde gegevens, de lijst waarvan sprake in punt 2° a) van artikel 23ter voor het jaar 1992;
c) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 29 september 1992, de lijst waarvan sprake in punt 3° b) van artikel 23ter voor het jaar 1992, alsmede de inlichtingen bedoeld in punt 3° b) van artikel 23ter;
d) voor de instellingen die de bepalingen genieten van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 29 september 1992, de lijst waarvan sprake in punt 4° b) van artikel 23ter voor het jaar 1992.
Onderafdeling 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 en B2 van het budget.
Art.24. De Onderdelen B1 en B2 van het budget der financiële middelen worden vastgesteld op de bedragen die overeenstemmen met de waarde op 31 december 1991, met inbegrip, voor wat Onderdeel B2 van het budget der financiële middelen betreft, van het bedrag toegekend overeenkomstig artikel 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.
Art.25. De bepalingen van artikel 11 en 15 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten, erkend onder kenletter V.
Rubriek 2. _ Onderdeel B5 van het budget.
Art.26. Onderdeel B5 van het budget der financiële middelen wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1991.
Rubriek 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B.
Art.27. De gemeenschappelijke bepalingen voor de vaststelling van Deel B van het budget der financiële middelen, bedoeld in artikel 22 van dit besluit, zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten erkend onder kenletter V.
Rubriek 4.
Art. 27bis. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> De bepalingen van artikel 23bis, 23ter en 23quater van dit besluit zijn eveneens van toepassing voor de ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Onderafdeling 3. - Psychiatrische ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Deel B.
Art.28. § 1. Onverminderd artikel 61 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt voor Deel B van het budget der financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen hetzelfde bedrag toegekend als dat waarin op 31 december 1991 werd voorzien, met inbegrip van het bedrag toegekend overeenkomstig artikel 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990, vermeerderd met de bedragen bedoeld in artikel 72, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
§ 2. Het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, a), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt op 50 000 frank vastgesteld, en het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, b), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op 1 000 000 frank.
Art.29. De bepalingen van artikel 15 van dit besluit zijn op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
Art.30. De bepalingen van artikel 19 van dit besluit zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
Art.31. Onderdeel B5 van het budget der financiële middelen wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1991.
Rubriek 2. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B.
Art.32. De gemeenschappelijke bepalingen voor de vaststelling van Deel B van het budget der financiële middelen, waarin artikel 22 van dit besluit voorziet, zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.
Rubriek 3.
Art. 32bis. <Ingevoegd bij MB 1992-10-19/32, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 07-11-1992> De bepalingen van artikel 23bis, 23ter en 23quater van dit besluit zijn eveneens van toepassing voor de psychiatrische ziekenhuizen.
Afdeling 3. - Onderafdeling C3 van het budget voor alle ziekenhuizen.
Art.33. Onderdeel C3 van het budget wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1991.
Afdeling 4. - Diensten voor niet-intensieve neonatale zorg.
Art.34. Voor de niet-intesieve neonatale zorgen bij een pasgeborene in het ziekenhuis wordt, voor de periode dat de moeder niet in het ziekenhuis verblijft, een bijkomend budget van financiële middelen toegekend a rato van 1 000 frank per effectief gerealiseerde verpleegdag.
Het aanrekenen van verpleegdagen voor niet-intensieve neonatale zorgen is niet toegestaan in andere diensten dan de diensten voor intensieve neonatale zorgen.
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
Art.35. Het quotum van verpleegdagen wordt voor de algemene ziekenhuizen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
Art.36. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt het quotum van verpleegdagen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 55 en 56 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.37. Om het voordeel van de bepalingen van de artikelen 11, 14, 15 en 22 te blijven genieten, moeten de ziekenhuizen (uiterlijk 31 december 1992) aan het Bestuur der verplegingsinstellingen, Dienst Boekhouding en Beheer van de ziekenhuizen, een attest overzenden waaruit blijkt dat de maatregelen op het personeel worden toegepast, medeondertekend namens de ondernemingsraad, of in voorkomend geval door de vakbondsafvaardiging, wat de privé-sector betreft, of door het Hoger Overlegcomité of het bevoegde overlegcomité of het Basisoverlegcomité, wat de openbare sector betreft. <MB 1992-12-29/35, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-11-1992>
Art.38. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1. IDENTIFICATIE VAN HET ZIEKENHUIS. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24014 tot 24016>
<Gewijzigd bij :>
<MB 1992-12-29/35, art. 4, Inwerkingtreding : 01-11-1992>
Art. N2. Bijlage 2. Tabel betreffende de tewerkstelling en de personeelskosten voor het geheel van de medische en medisch-technische diensten op basis van het jaar 1991. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24017>
Art. N3. Bijlage 3. Tabel betreffende de bedragen van de geneesherenhonoraria, met inbegrip van de bijbehorende supplementen. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24018>
Art. N4. Bijlage 4. Tabel betreffende de toepassing van hoofdstuk II van titel IV van de wet op de ziekenhuizen. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24019>
Art. N5. Bijlage 5. Tabel betreffende de aanwending van de honoraria voor de dekking van de kosten voor het geheel van de medisch-technische diensten (basisjaar 1991). <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24020>
Art. N6. Bijlage 6. Tabel betreffende de geneesheren die voltijds werkzaam zijn in de heelkunde, inwendige geneeskunde, biologie, radiologie en anesthesie. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24021>
Art. N7. Bijlage 7. Tabel betreffende de geneesheren werkzaam in het geheel van de consultatiediensten en de medisch-technische diensten. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24022>
Art. N8. Bijlage 8. Tabel betreffende de aanwending van de honoraria voor de dekking van de kosten voor de consultaties (basisjaar 1991). <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24023>
Art. N9. Bijlage 9. Tabel betreffende artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 29 september 1992. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/11/1992, p. 24024>