23 OKTOBER 1991. - Koninklijk besluit houdende het statuut van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid.
Art. 1-15
Artikel 1. De Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, hierna te noemen "de Dienst", is belast met de uitvoering van de bepalingen van:
1° de wet van 16 juni 1960 die de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst en die waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd;
2° de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid.
Art.2. De zetel van de Dienst is gevestigd te Brussel of in de Brusselse agglomeratie.
Art.3. De Dienst mag hypothecaire leningen toestaan binnen de perken en volgens de voorwaatden van een reglement goedgekeurd door de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.4. De Dienst is gemachtigd om, binnen de perken vereist om zijn taak te vervullen, leningen aan te gaan, tot een bedrag waarvan de Dienst met eigen middelen de intresten en lasten kan dragen.
Art.5. De raad van beheer vertegenwoordigt de Dienst en stelt alle daden van beheer en beschikking die deze instelling aanbelangen.
Hij sluit alle overeenkomsten af betreffende deze laatste.
Hij oefent toezicht uit op en leidt alle verrichtingen.
Hij handelt en treft dadingen omtrent alle belangen van de Dienst.
Hij laat gerechtelijke handelingen toe.
Hij aanvaardt giften en legaten ten voordele van de Dienst.
Art.6. De administrateur-generaal bepaalt de organisatie van de diensten alsmede de toewijzing van de personeelsleden aan deze diensten.
Art.7. De administrateur-generaal vertegenwoordigt de Dienst in de gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen en handelt geldig in zijn naam en voor zijn rekening zonder dat hij zulks door een beslissing van de raad van beheer moet staven.
Art.8. Wanneer de administrateur-generaal verhinderd is worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de adjunct-administrateur-generaal en, bij diens verhindering, binnen de perken van de bevoegdheden van dagelijks beheer, door een personeelslid van de Dienst, aangewezen door de raad van beheer.
Art.9. Voor de andere dan de in artikel 7 bedoelde gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, wordt de Dienst vertegenwoordigd door de administrateur-generaal en de voorzitter van de raad van beheer, die gezamenlijk rechtsgeldig in zijn naam en voor zijn rekening optreden.
De voorzitter wordt, wanneer hij verhinderd is, door een lid van de raad van beheer vervangen, die door deze raad wordt aangewezen.
Wanneer de voorzitter en de administrateur-generaal of zijn adjunct, afwezig of verhinderd zijn, verrichten twee door de raad van beheer aangewezen leden samen de handelingen.
Art.10. De akten betreffende het dagelijks beheer worden door de administrateur-generaal of, bij diens verhindering, door de adjunct-administrateur-generaal ondertekend.
Art.11. De Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft bepaalt de vergoedingen der revisoren die bij de Dienst worden aangesteld, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut.
Art.12. De Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft bepaalt de wedde van de administrateur-generaal en van de adjunct-administrateur-generaal. Deze wedden komen ten laste van de Dienst.
Art.13. Het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende statuut van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 1964 en 31 juli 1968, wordt opgeheven.
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.
Art. 15. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.