3 SEPTEMBER 1991. - Ministerieel besluit betreffende de vergoeding voor definitieve beëindiging van de melkproduktie.
Art. 1-12
Artikel 1. Producenten zoals gedefinieerd in artikel 1, van het ministerieel besluit van 4 juli 1990 betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68, die er zich toe verbinden de melkproduktie volledig en definitief te beëingigen, kunnen een aanvraag indienen tot het bekomen van de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie, vastgesteld bij Verordening (EEG), nr. 1637/91.
Art.2. De beëindiging van de melkproduktie moet effektief zijn uiterlijk op 31 maart 1992.
Voor de toepassing van dit besluit wordt beschouwd als melkproduktie niet alleen de levering van melk en andere zuivelprodukten aan een koper of de rechtstreekse verkoop, maar eveneens het houden van koeien die gemolken worden voor het eigen verbruik van de aanvrager of voor de voeding van de dieren. Wordt niet beschouwd als melkproduktie het houden van zoogkoeien.
Art.3. Komen in aanmerking voor de vergoeding, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 6 van dit besluit, de producenten die beschikken over een referentiehoeveelheid voor leveringen en/of voor rechtstreekse verkoop in uitvoering van het koninnklijk besluit van 3 juli 1990 betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG), nr. 804/68.
Art.4. De vergoeding bedraagt 25 F pet liter uit te betalen in 5 jaarlijkse schijven van 5 F per liter.
De uitbetaling van de jaarlijkse schijven gebeurt in de periode van 16 oktober tot 31 december, en voor de eerste maal in de periode van 16 oktober tot 31 december 1992.
Art.5.
§ 1. Als basis voor de berekening van het totaal bedrag van de vergoeding waarop de aanvrager recht heeft wordt rekening gehouden met respektievelijk de niet-geschorste referentiehoeveelheid voor leveringen, de referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkoop, of desgevallend de som van beide, waarover de producent beschikte voor het tijdvak van 1 april 1990 tot 31 maart 1991, verminderd met de bijzondere referentiehoeveelheden toegekend in uitvoering van artikel 3, leden 1 en 2, de artikelen 3bis en 3ter, en artikel 4, lid 1, onder b) en c) van Verordening (EEG) nr. 857/84.
§ 2. Het totaal bedrag van de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie wordt verminderd met het bedrag van de vergoeding dat aan de producent is uitgekeerd voor de verlaging van zijn referentiehoeveelheid voor het tijdvak van 1 april 1991 tot 31 maart 1992 zoals bepaald in artikel 1 van Verordening (EEG), nr. 1637/91.
Art.6. Ingeval de som van de aanvragen voor de vergoeding, ingediend binnen de (in artikel 7 voorziene) periode, betrekking heeft op een totaal bedrag aan vergoedingen dat hoger is dan 2 250 341 723 F voor wat de leveringen betreft, respektievelijk hoger dan 277 256 473 F voor wat de rechtstreekse verkoop betreft, komen slechts de aanvragen in aanmerking van de producenten die beschikken over een referentiehoeveelheid voor leveringen respektievelijk voor rechtstreekse verkoop die niet hoger is dan een nader vast te stellen hoeveelheid. (B.St. 1991-12-12)
Art.7. De aanvragen voor de vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie moeten uiterlijk op 31 december 1991, per aangetekend schrijven, ingediend worden bij het bestuur der ekonomische diensten, dienst dierlijke produkten, Bolwerklaan 21, te 1210 Brussel, door middel van een type-aanvraagformulier dat kan worden bekomen bij de rijkslandbouwkundig ingenieur van de omschrijving of bij de Nationale Zuiveldienst.
Art.8. De aanvrager wordt uiterlijk op 29 februari 1992 ingelicht over het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Na ontvangst van deze mededeling beschikt de producent, in geval zijn aanvraag werd goedgekeurd, over maximaal tien werkdagen om eventueel af te zien van de hem toegekende vergoeding voor de definitieve beëindiging van de melkproduktie.
Art.9. De Nationale Zuiveldienst is belast met de uitbetaling van de vergoeding en verleent zijn medewerking aan de uitvoering van dit besluit.
Art.10. _ Onverminderd de strafbepalingen vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen of toelagen van elke aard, die geheel of ten dele ten laste van de Staat zijn, kan de vergoeding geweigerd worden aan de aanvragers die een verklaring hebben gedaan die na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals blijkt te zijn.
Art.11. Overtredingen van de bepalingen van Verordening (EEG), nr. 1637/91, van Verordening (EEG), nr. 2349/91 en van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten.
Art. 12. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.