19 SEPTEMBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende de zondagsrust en de arbeidsduur van sommige werklieden tewerkgesteld in de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en electrische bouw.
Art. 1-6
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen van de provincies Antwerpen, Brabant, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen, Limburg, Namen, de streek van Bergen-Borinage en de streek van het Centrum die ressorteren onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en electrische bouw, en op hun werkgever.
Art.2. De inhaalrust waarop de werklieden die op zondag worden tewerkgesteld, recht hebben, wordt toegekend binnen dertien weken die volgen op de zondag waarop zij tewerkgesteld werden.
Art.3. In geval van toepassing van de artikelen 25 en 26, § 1, 3° van de arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de duur van de periode van een trimester, vastgesteld bij artikel 26bis, § 1 van dezelfde wet, op zes maanden gebracht.
In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de duur van de periode van drie maanden, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3 van dezelfde wet, eveneens op zes maanden gebracht.
Art.4. In geval van toepassing van artikel 25 van dezelfde wet, wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, op honderddertig uren gebracht.
Bijgevolg wordt de grens van vijfenzestig uren, vastgesteld bij artikel 26bis, § 1, vijfde lid van dezelfde wet, eveneens op honderddertig uren gebracht.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1991.
Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.