11 OKTOBER 1991. - Koninklijk besluit tot gelijkstelling van sommige periodes met periodes van arbeid met het oog op de verlenging van de periode van arbeidsonderbreking na de achtste week na de bevalling(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-06-2020 en tekstbijwerking tot 18-06-2020)
Art. 1-3
Artikel 1.De volgende periodes worden met periodes van arbeid gelijkgesteld:
1° de periodes van jaarlijkse vakantie;
2° de tijd dat de werkneemster als raadsheer of rechter in sociale zaken moet zetelen in de arbeidshoven en rechtbanken;
3° de dagen waarop de werkneemster het recht heeft om van het werk afwezig te zijn met behoud van haar normaal loon ter gelegenheid van familiegebeurtenissen voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten en in geval van verschijning voor het gerecht en die wettelijk, reglementair of bij collectieve arbeidsovereenkomst zijn geregeld;
4° de dagen waarop de werkneemster het recht heeft om van het werk afwezig te zijn wegens dwingende redenen en die wettelijk, reglementair of bij collectieve arbeidsovereenkomst zijn geregeld;
5° de dagen waarvoor, in toepassing van artikel 27 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, gewaarborgd loon wordt toegekend;
6° de periodes bedoeld bij de artikelen [1 26, 49, 50, 51 en 77/1 tot 77/8]1 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
7° de sluiting van een onderneming die voortvloeit uit de maatregelen getroffen bij toepassing van de wetgeving op de reglementering betreffende de vrijwaring van het leefmilieu;
8° de feestdagen, de vervangingsdagen en de inhaalrustdagen toegekend in toepassing van de wet van 4 januari 1974, betreffende de feestdagen;
9° voor de werkneemster die afwisselend volgens de vijfdagen- en zesdagenweekregeling arbeidt, de dag in de week van de vijfdaagse arbeidsregeling waarop er normaal zou zijn gearbeid indien die dag in een week van zesdaagse arbeidsregeling was gevallen;
10° de inhaalrustdagen toegekend ingevolge de bepalingen betreffende de arbeidswet van 16 maart 1971, evenals de dagen inhaalrust die worden toegekend als gevolg van de vermindering van de arbeidsduur;
[1 11° de dagen bedoeld bij artikel 31, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
12° de dagen van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst of vrijstelling van arbeid met toepassing van artikel 42, § 1, eerste lid, 3°, of artikel 43, § 1, tweede lid, 2°, van de arbeidswet van 16 maart 1971.]1
----------
(1)<W 2020-06-12/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-03-2020>
Art.2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991 en geldt voor de bevallingen die vanaf deze datum plaatshebben.
Art. 3. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.