12 APRIL 1991. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.
Art. 1-4
Artikel 1. De risicogroepen bedoeld in artikel 173, eerste lid, a), van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen worden bepaald als volgt :
§ 1. Onder langdurig werkloze wordt verstaan :
1° de werkzoekende die, gedurende de twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan zonder onderbreking genoten heeft van werkloosheids- of wachtuitkeringen voor alle dagen van de week;
2° de werkzoekende die gedurende de twaalf maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan zonder onderbreking werkloosheidsuitkeringen genoten heeft volgens de bepalingen van artikel 171 nonies van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende de arbeidsvoorziening en werkloosheid;
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt wat dient te worden verstaan onder " onderbreking " voor de toepassing van 1° en 2° van deze paragraaf.
§ 2. Onder laaggeschoolde werkloze wordt verstaan de werkzoekende, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van :
- ofwel een diploma van het universitair onderwijs;
- ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type;
- ofwel een getuigschrift van het hoger secundair onderwijs.
§ 3. Onder gehandicapte wordt verstaan de werkzoekende mindervalide die op het ogenblik van zijn indienstneming bij het Rijksfonds voor sociale reclassering van de mindervaliden of bij één van haar rechtsopvolgers ingeschreven is;
§ 4. Onder deeltijds leerplichtige wordt verstaan de werkzoekende van minder dan 18 jaar die onderworpen is aan de deeltijdse leerplicht en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt;
§ 5. Onder herintreder wordt verstaan de werkzoekende die tegelijkertijd de volgende voorwaarden vervult :
1° geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten heeft gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat;
2° geen beroepsactiviteit verricht heeft gedurende de periode die zijn indienstneming voorafgaat;
3° vóór de periode van drie jaar voorzien in 1° en 2;, zijn beroepsactiviteit onderbroken heeft ofwel nooit een dergelijke aktiviteit begonnen is.
§ 6. Onder bestaansminimumtrekker wordt verstaan de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming sinds minstens zes maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangt;
§ 7. Onder laaggeschoolde werknemer wordt verstaan de werknemer, ouder dan 18 jaar, die geen houder is van :
- ofwel een diploma van het universitair onderwijs;
- ofwel een diploma of een getuigeschrift van het hoger onderwijs van het lange of korte type;
- ofwel een getuigeschrift van het hoger secundair onderwijs.
Art.2. § 1. Collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in een paritair orgaan of gesloten voor een onderneming of een groep van ondernemingen kunnen een omschrijving van andere categorieën van laaggeschoolde werklozen of laaggeschoolde werknemers bevatten.
§ 2. Bij de neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten voorzien in § 1, wordt de Voorzitter van de Commissie bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van Afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988, hiervan bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht door :
a) ofwel de Voorzitter van het paritair orgaan voor zover het gaat om een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in dit orgaan;
b) ofwel door de ondertekenende partijen indien het gaat om een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in een onderneming of een groep van ondernemingen.
De Voorzitter van de Commissie bedoeld in het eerste lid brengt de inhoud van het schrijven op de agenda van de eerstkomende vergadering van de voornoemde Commissie.
Rekening houdend met de bijzondere aard van de aktiviteiten van de sector of van het bedrijf, onderzoekt deze Commissie de uitbreiding van het begrip laaggeschoolde werklozen of werknemers.
Indien na beraadslaging minstens de helft van de werknemersafgevaardigden of minstens de helft van de werkgeversafgevaardigden in de Commissie zijn bemerkingen handhaaft, is de uitbreiding verworpen.
De Voorzitter deelt de beslissing van de Commissie mee aan de personen bedoeld in a) of b) en aan de administrateur-generaal van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
§ 3. Bij ontstentenis van een beslissing tot weigering van de Commissie uiterlijk twee maanden na ontvangst va het aangetekend schrijven bedoeld in § 2, wordt de ruimere omschrijving van zoals voorgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst verworpen.
§ 4. Het aangetekend schrijven bedoeld in § 2 vermeldt :
a) het begrip laaggeschoolde werklozen of laaggeschoolde werknemers zoals voorgesteld in de collectieve abeidsovereenkomst;
b) de omstandige motivering van de uitbreiding.
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.
Art. 4. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.