16 JANUARI 1991. - Ministerieel besluit houdende inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van Afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 juni 1990. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-01-1991 en tekstbijwerking tot 13-04-1995.)
HOOFDSTUK I. - Voorafgaandelijke bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De financiële tussenkomst.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. - De tewerkstellingsinitiatieven.
Art. 5-8
HOOFDSTUK IV. - De voortijdige stopzetting van de toekenning van de financiële tussenkomst en de terugvordering.
Art. 9-12
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art. 13
Bijlage I.
Art. N1
Bijlage 2.
Art. N2
Bijlage 3.
Art. N3
Bijlage 4.
Art. N4
HOOFDSTUK I. - Voorafgaandelijke bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :
- het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van Afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van Titel III van de programmawet van 30 december 1988, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 juni 1990;
- de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
- de Dienst : de Dienst Inschakeling in het Arbeidsproces van de Administratie van de Werkgelegenheid van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
- de overeenkomst tot beroepsinschakeling : de overeenkomst gesloten tussen de Minister en een onderneming, een groep van ondernemingen, één of meer organisaties of één of meer instellingen die deze overeenkomst toepassen;
- de werkzoekende : de werkzoekende die behoort tot één van de risicogroepen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 2 februari 1989 houdende uitvoering van artikel 138 van de programmawet van 30 december 1988;
- de Evaluatiecommissie : de commissie ingesteld bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit;
- de indiener : iedere private of publieke persoon die een tewerkstellingsinitiatief opzet overeenkomstig artikel 3, tweede lid van het koninklijk besluit;
- de werkgever : iedere private persoon of publieke persoon die een werknemer of een leerling tewerkstelt in het kader van een tewerkstellingsinitiatief zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit;
- het aanvraagformulier : het document houdende aanvraag tot tussenkomst waarvan het model in bijlage 1 of 3, al naargelang het geval.
HOOFDSTUK II. - De financiële tussenkomst.
Art.2. De tewerkstellingsinitiatieven zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit dienen te beantwoorden aan nieuwe of bijkomende tewerkstellings- of vormingsacties ten voordele van de werkzoekenden.
Art.3. § 1. De financiële tussenkomst van het Tewerkstellingsfonds wordt bepaald in de overeenkomst tot beroepsinschakeling, in functie van de kwaliteit van het project en het profiel van de werkzoekenden die beoogd wordt door de actie of het project. De voorziene bedragen kunnen degressief zijn in de tijd.
De financiële tussenkomst kan maar voor een periode van maximum (twaalf maanden) worden toegekend. <MB 1994-12-29/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1990>
§ 2. Wat de acties betreft bedoeld in artikel 3, eerste lid van het koninklijk besluit, bedraagt de maximale financiële tussenkomst :
1° 15 000 F per maand voor een werkzoekende ouder dan 18 jaar;
2° 7 000 F per maand voor een werkzoekende jonger dan 18 jaar;
§ 3. (Wat de projecten betreft bedoeld in artikel 3, tweede lid van het koninklijk besluit, bedraagt de globale financiële tussenkomst voor het project maximum 406 224 F per persoon ten behoeve waarvan het tewerkstellingsinitiatief werd opgezet.) <MB 1991-05-15/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
(§ 4. De periode van twaalf maanden bedoeld in § 1, tweede lid vangt aan op de datum van indienstneming of van het begin van de opleiding van elke betrokken persoon.
In geval van schorsing van de tussenkomst omwille van het ontbreken van prestaties, kan de periode van tussenkomst verlengd worden met drie maanden bovenop de voornoemde 12 maanden naar verhouding van het aantal dagen gedurende dewelke de tussenkomst geschorst is geweest.) <MB 1994-12-29/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1990>
Art.4. § 1. De financiële tussenkomst voorzien in artikel 3 van dit besluit kan niet worden toegekend :
- wanneer aanwervings- of tewerkstellingspremies worden toegekend in uitvoering van decretale of reglementaire bepalingen die tot de bevoegdheid van de Gewesten behoren;
- wanneer de actie of the project erin bestaat de uitvoering van een verplichting tot bevordering van de tewerkstelling in het kader van een collectieve arbeidsovereenkomst of een collectief akkoord afgesloten in toepassing van artikel 139, § 1, van de programmawet van 30 december 1988;
- wanneer het gaat om een individuele opleiding in de onderneming georganiseerd door de VDAB of FOREM.
§ 2. De financiële tussenkomst voorzien in artikel 3 van dit besluit kan, onder andere, worden toegekend wanneer de aanwerving van de werknemers of de leerlingen aanleiding geeft tot :
- vermindering van patronale sociale zekerheidsbijdragen overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen;
- fiscale voordelen zoals voorzien door de van kracht zijnde reglementaire en wettelijke bepalingen;
- een tussenkomst toegestaan overeenkomstig de beslissingen en reglementen die de tussenkomsten van het Europees Sociaal Fonds regelen.
In geen enkel geval mag de financiële tussenkomst voorzien in artikel 3 van dit besluit een financiering van meer dan 100 % van de actie of het project tot gevolg hebben.
§ 3. De werkzoekende die aangeworven wordt in het kader van een tewerkstellingsinitiatief kan voor de in het kader van deze actie gevolgde vorming niet genieten van betaald educatief verlof toegekend in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers, bedoeld in Hoofdstuk IV, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
HOOFDSTUK III. - De tewerkstellingsinitiatieven.
Art.5. § 1. De werkgever of de indieners dienen hun aanvraag in bij de Minister.
Deze wordt opgesteld in drie exemplaren door middel van een aanvraagformulier waarvan het model in bijlage 1 voor de werkgever of in bijlage 3 voor de indieners.
§ 2. Bij de aanvraag van de indieners wordt gevoegd het advies van de FOREM of de VDAB dat werd uitgebracht, wanneer het vormingsproject hem werd voorgelegd;
§ 3. Wanneer het project uitgaat van een onderneming waar een ondernemingsraad bestaat, dan wordt diens advies bij de aanvraag gevoegd.
§ 4. Wanneer het project uitgaat van een groep van ondernemingen die tot dezelfde activiteitssector behoort, vraagt deze zelf het advies van het bevoegde paritaire comité.
§ 5. Wat de tewerkstellingsinitiatieven betreft die een vorming bevatten, dient het vormingsprogramma bij de aanvraag te worden gevoegd. Wanneer de vorming geheel of gedeeltelijk verzekerd wordt door de werkgever, dan brengt de ondernemingsraad zijn advies uit over het vormingsprogramma.
§ 6. De overeenkomst tot beroepsinschakeling wordt opgesteld in vijf exemplaren overeenkomstig het model opgenomen in bijlage 2 of 4, al naargelang het geval.
Art.6. Vanaf de ontvangst van de door de Minister getekende overeenkomst tot beroepsinschakeling, gaat de werkgever over tot de aanwerving van de daarin bedoelde personen.
De werkgever stuurt naar de Dienst drie voor echt verklaarde afschriften van de arbeidsovereenkomsten, de vormingsovereenkomsten of de leerovereenkomsten voor werknemers in loondienst.
Art.7. De werkgever of de indieners zijn ertoe gehouden, op eenvoudig verzoek, aan de Evaluatiecommissie alle informatie te verschaffen die haar toelaten het verloop van de overeenkomst tot beroepsinschakeling te volgen.
Binnen het kader van haar begeleidings- en toezichtsopdracht, kan de Evaluatiecommissie zich ook informeren bij de ondernemingsraden over het goed verloop van de overeenkomst tot beroepsinschakeling.
Art.8. § 1. De financiële tussenkomst wordt op het einde van elk trimester vereffend volgens de bepalingen van de overeenkomst tot beroepsinschakeling en de modaliteiten bepaald in de hierna komende §§ 2 en 3.
§ 2. Om de financiële tussenkomst te bekomen, dienen de werkgever of de indieners een voor echt verklaarde en ondertekende betalingsaanvraag in. Deze aanvraag wordt opgesteld in drie exemplaren en opgestuurd aan de Dienst.
Deze is vergezeld van de individuele prestatiestaten van de door de actie of het project beoogde personen. Deze staten worden per kalendermaand opgesteld.
(Wat de projecten betreft bedoeld in artikel 3, tweede lid van het koninklijk besluit, wordt, daarenboven, de betalingsaanvraag vergezeld van de nodige bewijsstukken tot staving van de in het kader van het project werkelijk verrichte kosten.) <MB 1991-05-15/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
§ 3. De betaling wordt uitgevoerd binnen de drie maanden die volgen op de ontvangst door de Dienst van de betalingsaanvraag vergezeld van de individuele prestatiestaten.
(§ 4. Het recht van de werkgever of de indiener op de toekenning van een financiële tussenkomst, waarvoor de betalingsaanvragen en de documenten bedoeld in § 2 niet werden ingediend binnen een termijn van 30 maanden vanaf het einde van de vervaltermijn, voorzien in de overeenkomst tot beroepsinschakeling, wordt teniet gedaan.
§ 5. Evenwel mogen de werkgevers of de indieners, voor wie de termijn bedoeld in § 4 zou verstreken zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, de betalingsaanvragen en de documenten bedoeld in artikel 1 indienen en hun recht op de financiële tussenkomst laten gelden tot uiterlijk 30 april 1995.) <MB 1995-03-02/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 13-04-1995>
HOOFDSTUK IV. - De voortijdige stopzetting van de toekenning van de financiële tussenkomst en de terugvordering.
Art.9. Wanneer de Minister of de Evaluatiecommissie, ieder binnen het kader van zijn eigen bevoegdheid, vaststelt dat de werkgever of de indieners eenzijdig een einde hebben gemaakt aan het contract of aan de opleiding van de werkzoekende voor ander redenen dan diegene bedoeld in artikel 6, § 1, 1° en § 2, 1° van het koninklijk besluit, of wanneer zij de verplichtingen die zijn opgelegd door de overeenkomst tot beroepsinschakeling niet nakomen, gaat de Minister over tot de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen sommen.
Art.10. Bij een ter post aangetekend schrijven :
- stelt de Dienst de werkgever of de indieners op de hoogte van de beslissing van de Minister om over te gaan tot de terugvordering van de reeds uitbetaalde sommen;
- deelt hij hen de te volgen procedure mede voor de terugbetaling van deze sommen.
Art.11. § 1. De terug te betalen sommen dienen binnen de 60 dagen, te rekenen vanaf de datum van de beslissing, gestort te worden, op de postchequerekening geopend op naam van : Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, Overeenkomst 0,18 %, Belliardstraat 53, 1040 Brussel.
§ 2. Wanneer de terug te storten sommen niet zijn gestort binnen de 60 dagen, zoals bedoeld in § 1, geven zij aanleiding, ten voordele van het Tewerkstellingsfonds en voor de duur van de vertraging, tot een nalatigheidsintrest van 1 % per kalendermaand te storten op de rekening bedoeld in § 1.
De nalatigheidsintrest is niet verschuldigd wanneer het bedrag geen 100 F bedraagt.
§ 3. Bij gebrek aan betaling door de werkgever of de indieners van de sommen waarvan de terugbetaling werd gelast door de Minister overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit en artikel 9 van dit besluit, maakt de Dienst het dossier over aan de Algemene Directie van de Studiën van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Deze laatste Directie kan de invordering toevertrouwen aan de Administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen.
De ingevorderde sommen worden, onder inhouding van de eventuele kosten, gestort op de rekening bedoeld in § 1.
Art.12. Wanneer de Evaluatiecommissie vaststelt dat de in werking gestelde actie of project niet tegemoet komt aan de objectieven van de nagestreefde beroepsinschakeling, verliezen de werkgever of de indieners, overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit, het voordeel van de financiële tussenkomst voorzien in artikel 5 van het koninklijk besluit vanaf de datum vastgesteld door de Commissie.
De Dienst brengt de beslissing van de Evaluatiecommissie ter kennis van de werkgever of de indieners bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis binnen de 8 dagen vanaf deze beslissing.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling.
Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1990.
Bijlage I.
Art. N1. Aanvraag tot tussenkomst van het tewerkstellingsfonds. - Type 1 (In toepassing van artikel 3, eerste lid van het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van Afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van de programmawet van 30 december 1988.) - Aanvraagformulier. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30/01/1991, p. 1896 tot 1899>
Bijlage 2.
Art. N2. Aanvraag tot tussenkomst van het tewerkstellingsfonds - Type 1 - Overeenkomst tot beroepsinschakeling afgesloten in toepassing van artikel 3, eerste lid, van het koninklijk besluit van 27 februari 1989. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30/01/1991, p. 1901 tot 1902>
Bijlage 3.
Art. N3. Aanvraag tot tussenkomst van het tewerkstellingsfonds. - Type 2 (In toepassing van artikel 3, tweede lid van het koninklijk besluit van 27 februari 1989 tot uitvoering van Afdeling 2 - instelling van een bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds - van Hoofdstuk VIII van de programmawet van 30 december 1988.) - Aanvraagformulier. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30/01/1991, p. 1907 tot 1910>
Bijlage 4.
Art. N4. Aanvraag tot tussenkomst van het tewerkstellingsfonds - Type 2 - Overeenkomst tot beroepsinschakeling afgesloten in toepassing van artikel 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 27 februari 1989. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30/01/1991, p. 1912 tot 1913>