8 AUGUSTUS 1991. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en van de werking van de "Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer".
Art. 1-10
Artikel 1. De zetel van de "Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer", hierna te noemen Commissie, ingesteld bij artikel 92 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid is gevestigd in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
Art.2. § 1. Benevens de leden van rechtswege bestaat de Commissie uit acht leden, onder wie de magistraat die het voorzitterschap waarneemt, en acht plaatsvervangende leden, onder wie een magistraat. De Koning kan bij in Ministerraad overlegd besluit het aantal leden evenwel op zodanige wijze verhogen dat het aantal leden van rechtswege niet hoger is dan de helft van het totale aantal leden. Een toezichtscomité mag in de Commissie door niet meer dan twee leden worden vertegenwoordigd.
§ 2. De Commissie bestaat uit een gelijk aantal nederlandstalige en franstalige leden.
§ 3. De door de Kamer en de Senaat aangewezen leden worden gekozen voor een hernieuwbare termijn van zes jaar op door de Ministerraad voorgedragen lijsten die voor ieder te bekleden mandaat twee kandidaten bevatten. Zij kunnen door de Kamer die hen heeft aangewezen, van hun opdracht worden ontheven wegens tekortkomingen in hun taken of wegens inbreuk op de waardigheid van hun ambt.
De leden, aangewezen door de Kamer of de Senaat, moeten alle waarborgen bieden met het oog op een onafhankelijke uitoefening van hun opdracht, alsmede volledig bevoegd zijn op het stuk van de informatiesystemen.
De Commissie is op zodanige wijze samengesteld dat in haar midden een evenwicht bestaat tussen de verschillende sociaal-economische groepen.
Benevens de voorzitter, bevat de Commissie, onder haar leden en onder haar plaatsvervangende leden, ten minste een jurist, een informaticus, een persoon die beroepservaring in het beheer van persoonsgegevens afhangende van de private sector kan voorleggen, en een persoon die beroepservaring in het beheer van persoonsgegevens afhangende van de openbare sector kan voorleggen.
§ 4. Binnen de perken van hun bevoegdheden krijgen de voorzitter en de leden van niemand onderrichtingen. Zij kunnen niet van hun mandaat worden ontheven voor meningen die zij uiten of daden die zij stellen bij het vervullen van hun functie.
§ 5. Het is de leden van de Commissie verboden tegenwoordig te zijn bij een beraadslaging over zaken waarbij zij een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad een persoonlijk en rechtstreeks belang hebben.
Art.3. Wanneer een werkend lid verhinderd is of afwezig alsmede in het geval dat zijn mandaat openvalt, wordt het lid vervangen door zijn plaatsvervanger.
Het lid of het plaatsvervangend lid waarvan het mandaat een einde neemt vóór het verstrijken van de termijn van zes jaar, wordt volgens de in artikel 2 bedoelde procedures vervangen door een lid of een plaatsvervangend lid dat voor de rest van de termijn wordt gekozen.
Art.4. <KB 1991-10-17/30, art.1, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1991> Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de voorzitter en de leden of de plaatsvervangende leden, naar gelang van het geval, in handen van de Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers of van de Voorzitter van de Senaat de eed af voorgeschreven bij decreet van 20 juli 1831.
Art.5. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet binnen een maand na haar instelling haar reglement van orde opstellen. Het wordt medegedeeld aan de Wetgevende Kamers.
De Commissie beraadslaagt slechts dan op geldige wijze, wanneer ten minste de meerderheid van haar leden aanwezig is. Zij beslist bij volstrekte meerderheid. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter of bij diens afwezigheid, van zijn plaatsvervanger doorslaggevend.
De adviezen van de Commissie zijn met redenen omkleed.
Art.6. De plaatsvervangende voorzitter en de werkende of plaatsvervangende leden hebben recht op presentiegelden gelijk aan een dertigste van de vergoeding toegekend aan de voorzitter.
Zij zijn gerechtigd op de vergoedingen voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van de ministeries. De personen die niet tot het bestuur behoren of voor wie de rang waartoe hun graad behoort niet is bepaald, worden gelijkgesteld met ambtenaren van rang 13; de voorzitter wordt gelijkgesteld met een ambtenaar van rang 17.
De deskundigen wier medewerking door de Commissie wordt gevorderd of die de leden bijstaan welke belast zijn met een onderzoek ter plaatse, kunnen worden vergoed op de wijze bepaald door Onze Minister van Justitie in overleg met de Ministers tot wier bevoegdheid het Openbaar Ambt en de Begroting behoren.
De vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de bezoldiging van het Rijkspersoneel in actieve dienst.
Art.7. De Commissie beschikt over een secretariaat waarvan het personeel verbonden is aan het Ministerie van Justitie.
Art.8. Het Ministerie van Justitie draagt de werkingskosten van de Commissie en van haar secretariaat.
Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 10. Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.