Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 AUGUSTUS 1991. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra.



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° centrum : een centrum dat de voordelen geniet ingevolge artikel 5 van het koninklijk besluit nr. 187 van 30 december 1982 betreffende de oprichting van coördinatiecentra;
  2° geldbeleggingen : geldbeleggingen zoals omschreven in de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekening van de ondermingen, ongeacht de termijn en de munt waarin zij zijn uitgedrukt, die rechtstreeks of onrechtstreeks gedaan zijn bij andere natuurlijke of rechtspersonen dan leden van de groep waartoe het centrum behoort.

Art.2. Het aanhouden van sommen als geldbeleggingen behoort niet tot activiteiten als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van het voormelde koninklijk besluit nr. 187, wanneer die sommen voortkomen van kapitaalinbrengen in het centrum waarvoor de inbrengers zelf, rechtstreeks of onrechtstreeks, een lening hebben aangegaan wanneer lasten van die lening met toepassing van artikel 44 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen in mindering worden gebracht en zolang de hoofdsom van de lening niet is afgelost.
  De belegde gelden worden, tot bewijs van het tegendeel, geacht te zijn gefinancierd met een lening door de rechtstreekse of onrechtstreekse inbrenger wanneer diens financiële lasten wezenlijk en samen met de aangroei van de uit de deelneming voortvloeiende inkomsten stijgen.

Art.3. De in artikel 2 bedoelde geldbeleggingen moeten niet worden aangemerkt als afkomstig van in dat artikel 2 vermelde kapitaalinbrengen wanneer ten minste 75 pct. van de inbreng uiterlijk twaalf maanden na de volstorting van die inbreng tot andere doeleinden dan dergelijke beleggingen wordt aangewend en zulks vervolgens gedurende ten minste zes maanden per jaar zo blijft, waarbij de in artikel 2 vermelde inbreng eerst wordt aangerekend op de rubrieken 20 to 40/41 zoals die op het actief van de jaarrekeningen vermeld zijn.
  Met een bijlage van zijn jaarlijkse aangifte dient de belastingplichtige aan te tonen dat hij de in het voorgaande lid gestelde voorwaarden vervult.

Art.4. Dit besluit is van toepassing op geldbeleggingen gedaan of aangehouden vanaf 1 september 1991.

Art. 5. Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.