14 FEBRUARI 1991. - Koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot afwijking van de vereiste inzake beroepservaring beoogd in artikel 39, § 1, 2° van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, ten gunste van personeelsleden van kredietinstellingen.
Art. 1-6
Artikel 1. De aanvragen tot het verlenen van de titel van effectenmakelaar die in uitvoering van artikel 88 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten worden ingediend, dienen uiterlijk op 31 december 1992 bij een ter post aangetekende brief te worden gericht aan de Erkennings- en Tuchtraad van de betrokken Effectenbeurs. Tegelijk met de indiening van een aanvraag, dient een dossier dat overeenkomstig artikel 2 is samengesteld, te worden ingediend en dienen de in artikel 3 beoogde dossierrechten te worden gestort.
Art.2. Het dossier moet verantwoorden dat de in artikel 39, § 1, 1° en 3° van de wet van 4 december 1990 gestelde voorwaarden inzake de verlening van de hoedanigheid van effectenmakelaar zijn vervuld. Het dossier bevat desgevallend een kopie van de diploma's op basis waarvan een vrijstelling van het wetenschappelijk examen mag worden verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 39, § 1, 1° van de wet van 4 december 1990. Bovendien dient het dossier de informaties te bevatten die de beroepservaring bewijzen, welke de afwijking van de door artikel 39, § 1, 2° van de wet van 4 december 1990 gestelde voorwaarden mogelijk maakt.
Deze voorwaarden worden geacht vervuld te zijn in geval dat de kandidaat bij de Beurs ingeschreven is geweest tijdens de laatste drie jaren die de indiening van zijn aanvraag voorafgaan.
Zo dit niet het geval is, dient de kandidaat te bewijzen ofwel dat hij sedert drie jaar een functie uitoefent in een operationele dienst in verband met de Beurs bij één of meerdere in België of in het buitenland gevestigde kredietinstellingen, ofwel dat hij tijdens minstens drie jaar, doch hoogstens één jaar geleden een dergelijke functie heeft uitgeoefend. Bovendien dient hij deze functie uit te oefenen of uitgeoefend te hebben op een verantwoordelijkheidsniveau dat zijn bekwaamheid, alsook het vertrouwen dat hij geniet, aantoont.
Art.3. De dossierkosten bedragen 9 000 frank.
Art.4. De door artikel 16 van de voormelde wet van 4 december 1990 opgerichte Erkennings- en Tuchtraad stelt vast dat de door dit besluit gestelde voorwaarden zijn vervuld.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 1993.
Art. 6. Onze Minister van Financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit.