11 APRIL 1991. - Koninklijk besluit betreffende de commissies voor geschiktheid en reform bevoegd voor de van elke militaire dienst vrijgestelde gewetensbezwaarden.
HOOFDSTUK I. - De commissie voor geschiktheid en reform.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - De commissie van beroep voor geschiktheid en reform.
Art. 8-14
HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art. 15-21
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 22-27
HOOFDSTUK I. - De commissie voor geschiktheid en reform.
Artikel 1. De commissie voor geschiktheid en reform heeft haar zetel te Brussel.
Art.2. De commissie voor geschiktheid en reform moet zich uitspreken over de definitieve lichamelijke ongeschiktheid van de in dienst zijnde gewetensbezwaarden, de gewetensbezwaarden met onbepaald verlof of de gewetensbezwaarden die voor hun opreformstelling in dienst wederopgeroepen zijn.
Zij doet over de dienstgeschiktheid van de gewetenbezwaarde uitspraak in de volgende bewoordingen :
- geschikt voor de dienst;
- tijdelijk ongeschikt, over ... maanden opnieuw te keuren;
- voorgoed ongeschikt.
Art.3. De commissie voor geschiktheid en reform wordt gesplitst in twee kamers, een Nederlandse en een Franse.
Art.4. Elke kamer bestaat uit drie geneesheren, waaronder de voorzitter, die sedert ten minste tien jaar gediplomeerd zijn en die de Minister van Socile Zaken voor een termijn van vijf jaar aanwijst.
Deze wijst eveneens plaatsvervangende geneesheren aan die aan dezelfde voorwaarden voldoen.
Art.5. Als een lid van de commissie voor geschiktheid en reform bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad is van de gewetensbezwaarde, of als hij de behandelende geneesheer van de gewetensbezwaarde is, moet hij zich voor zijn taak door zijn plaatsvervanger laten vervangen.
Art.6. De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde maakt de zaak aanhangig bij de commissie voor geschiktheid en reform, zodra hij het verslag ontvangen heeft dat opgesteld werd door de door hem aangewezen geneesheer die tot de definitieve ongeschiktheid van de gewetensbezwaarde heeft beslist.
Zij komt binnen een maand na de ontvangst van het verslag op de dag en het uur bepaald door de voorzitter bijeen, na oproeping door de secretaris-verslaggever.
Art.7. De ambtenaar die door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen wordt om als secretaris-verslaggever te fungeren bij de ene of de andere kamer :
- roept de gewetensbezwaarde op;
- brengt bij het begin van de zitting verslag uit over de zaak;
- stelt de notulen van de zitting op;
- doet de in dit besluit voorziene kennisgevingen.
HOOFDSTUK II. - De commissie van beroep voor geschiktheid en reform.
Art.8. De commissie van beroep voor geschiktheid en reform heeft haar zetel te Brussel.
Art.9. De commissie van beroep voor geschiktheid en reform neemt, op beroep van de belanghebbende of van de Minister van Binnenlandse Zaken, in tweede aanleg kennis van de beslissingen welke de commissie voor geschiktheid en reform met toepassing van artikel 2, eerste lid, heeft genomen.
Zij doet bij meerderheid van stemmen en in dezelfde bewoordingen als de commissie voor geschiktheid en reform uitspraak over de dienstgeschiktheid van de gewetenbezwaarde.
Art.10. De commissie van beroep voor geschiktheid en reform wordt gesplitst in twee kamers, een Nederlandse en een Franse.
Art.11. Elke kamer bestaat uit drie geneesheren, waaronder de voorzitter, die sedert ten minste vijftien jaar gediplomeerd zijn en die de Minister van Sociale Zaken voor een termijn van vijf jaar aanwijst.
Deze wijst eveneens plaatsvervangende geneesheren aan die aan dezelfde voorwaarden voldoen.
Art.12. De bepalingen van artikel 5 zijn van toepassing op de leden van de commissie van beroep voor geschiktheid en reform.
Art.13. Het in artikel 9 bedoelde beroep wordt bij een ter post aangetekende brief bij de voorzitter van de commissie van beroep ingesteld binnen dertig dagen na de kennisgeving van de bestreden beslissing. Het moet de datum van de bestreden beslissing vermelden en door de eiser ondertekend zijn.
Art.14. De ambtenaar die door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen is om als secretaris-verslaggever te fungeren bij de ene of de andere kamer :
- roept de gewetensbezwaarde op;
- brengt bij het begin van de zitting verslag uit over de zaak;
- stelt de notulen van de zitting op;
- doet de in dit besluit voorziene kennisgevingen.
HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art.15. § 1. De betrokkene wordt ten minste twintig dagen van tevoren bij een ter post aangetekende brief verzocht voor de commissie te verschijnen.
§ 2. Hij verschijnt in persoon; hij kan zich door een raadsman laten bijstaan.
Alleen de advocaten en de dokters worden als raadsman aanvaard, alsmede de personen die daartoe in iedere zaak door de voorzitter van de commissie erkend zijn.
Art.16. § 1. De gewetensbezwaarde wordt ten zetel van de commissie gekeurd.
§ 2. De betrokkene die lichamelijk niet in staat is zich te verplaatsen om te verschijnen, moet dat door een geneeskundig getuigschrift bewijzen.
In dat geval of wanneer de commissie, op een met redenen omkleed voorstel van de voorzitter, oordeelt dat aan het verschijnen van de belanghebbende ernstige bezwaren kunnen zijn verbonden, kan zij hetzij een van haar leden gelasten zich naar de verblijfplaats van de betrokkene te verplaatsen om hem ter plaatse te horen en te keuren, hetzij hem ervan ontslaan zelf te verschijnen en hem toestaan zich door een geneesheer te laten vertegenwoordigen.
§ 3. Wanneer de blanghebbende, na behoorlijk te zijn opgeroepen, verzuimt te verschijnen zonder een door de commissie geldig bevonden reden, kan de rechtspleging in zijn afwezigheid worden voortgezet.
Art.17. Vanaf de vijfde werkdag voor de zitting der commissie kan de belanghebbende of zijn gevolmachtigde het dossier van de zaak ten zetel van de commissie raadplegen.
In uitzonderlijke gevallen kan de commissie beslissen dat bepaalde stukken alleen aan de gevolmachtigde van de belanghebbende worden medegedeeld.
Art.18. De commissie mag van alle onderzoeksmiddelen gebruik maken en inzonderheid het advies van deskundigen inwinnen.
Als zij het nodig acht, kan zij bijkomende onderzoeken, en zelfs een inobservatiestelling die maximum tien dagen mag duren, gelasten. Die moeten binnen dertig dagen na de verschijning voor de commissie plaatsvinden.
Art.19. De gewetensbezwaarde of zijn raadsman kan een memorie of een verweerschrift indienen, alsmede alle documenten die hij nuttig acht.
Art.20. De commissie doet uitspraak bij meerderheid van stemmen. Zij kan een administratief onderzoek doen instellen.
Art.21. De gemotiveerde beslissingen van de commissie worden zo vlug mogelijk getroffen. Zij worden binnen vijftien dagen ter kennis gebracht van de betrokkene, de Minister van Binnenlandse Zaken en de provinciegouverneur, die er de gemeenteoverheid van op de hoogte brengt. Zij worden in alle gevallen beschouwd als op tegenspraak genomen.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.22. Na de keuring voor lichamelijke geschiktheid tijdens de dienst te hebben ondergaan, wordt de geschikt bevonden gewetensbezwaarde onmiddellijk terug in dienst geroepen door de administratie. De beslissing van de commissie maakt een einde aan alle vroegere medische beslissingen.
Het eventueel beroep is niet opschortend.
Art.23. De gewetensbezwaarde die in dienst of met onbepaald verlof is of in dienst wederopgeroepen is en die definitief ongeschikt wordt bevonden, wordt bij reform ontslagen.
Art.24. De voorzitter van de commissie signaleert aan de Minister van Binnenlandse Zaken welke gewetenbezwaarde geldig opgeroepen werd en zich zonder door de commissie geldige erkende reden niet voor de keuring of voor de door de commissie gelaste inobservatiestelling heeft gemeld.
De Minister van Binnenlandse Zaken klaagt de gewetensbezwaarde aan bij de procureur des Konings met het oog op eventuele vervolging.
Art.25. De beslissingen van de commissies kunnen, in geval van bedrog, op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken worden herzien.
De aanvraag om herziening wordt gericht aan de voorzitter van de commissie die de bestreden beslissing genomen heeft.
Zij moet binnen vijf jaar na de kennisgeving van deze beslissing ingediend worden.
De gevallen om herziening worden door de commissie die de bestreden beslissing genomen heeft, onderzocht als of het een eerste aanvraag gold.
Tegen beslissingen van de commissie voor geschiktheid en reform over aanvragen om herziening kan het in artikel 9 bedoelde beroep worden ingesteld.
Art.26. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 27. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.