12 MAART 1991. - Koninklijk besluit betreffende de dienstgeschiktheid van de van elke militaire dienst vrijgestelde gewetensbezwaarden.
HOOFDSTUK I. - Principes.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Keuring in de daartoe door de Koning aangewezen verpleeginrichting.
Art. 3-11
HOOFDSTUK III. - De keuring in het buitenland.
Art. 12-15
HOOFDSTUK IV. - De keuring ten huize.
Art. 16-17
HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen.
Art. 18-24
HOOFDSTUK I. - Principes.
Artikel 1. Aan dit besluit zijn onderworpen : de van elke militaire dienst vrijgestelde gewetensbezwaarden.
Art.2. Artikel 14 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, is van toepassing op de gewetensbezwaarden bedoeld in artikel 1.
De gewetensbezwaarden worden geschikt bevonden, voorlopig afgekeurd of vrijgesteld op basis van de op de dienstplichtigen toegepaste criteria voor lichamelijke geschiktheid, zoals ze door de Koning bepaald worden.
HOOFDSTUK II. - Keuring in de daartoe door de Koning aangewezen verpleeginrichting.
Art.3. De overgifte van de gewetensbezwaarde aan de door de Koning aangewezen verpleeginrichting voor de keuring inzake lichamelijke geschiktheid, gebeurt volgens de hierna bepaalde regels.
Art.4. De overgifte begint op 16 oktober van het jaar voorafgaand aan dat waarnaar de klasse genoemd is en eindigt op 31 december van het daar op volgende jaar.
(De gewetensbezwaarde die tot de lichting 1993 of tot een voorgaande lichting behoort, kan tot 31 december 1995 worden opgeroepen om voor de door de Koning aangewezen verpleeginrichting te verschijnen.) <KB 1994-04-22/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Art.5. Op voorstel van de verpleeginrichting beveelt de afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken de gewetensbezwaarde voor de keuring naar de verpleeginrichting te gaan.
Het bevel wordt de betrokkene ten minste twintig dagen voor de dag van de keuring ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief.
Art.6. De gewetensbezwaarde die op 25 oktober van het jaar waarnaar zijn lichting genoemd is, de kennisgeving van het bevel om naar de keuring te gaan nog niet ontvangen zou hebben, moet een bezwaar indienen bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de Minister van Binnenlandse Zaken, opdat deze laatste hem dat bevel ter kennis zou brengen.
Art.7. De medische directie van de verpleeginrichting wijst de geneesheren aan die bevoegd zijn om het onderzoek naar de lichamelijke geschiktheid van de gewetensbezwaarden te doen.
Als de geneesheer-keurder bloed- of anverwant tot en met de vierde graad is van de gewetensbezwaarde, of als hij de behandelende geneesheer van de gewetensbezwaarde is, moet hij zich voor zijn taak door een andere geneesheer-keurder laten vervangen.
Art.8. De gewetensbezwaarde wordt maximum één dag in de verpleeginrichting gehouden om medische onderzoeken te ondergaan.
Indien er wordt getwijfeld of indien de criteria voor de lichamelijke geschiktheid vermeld in artikel 2 dit voorschrijven, kan de geneesheer-keurder bijkomende onderzoeken gelasten of een inobservatiestelling die maximum tien dagen mag duren. Die bijkomende onderzoeken en de inobservatiestelling moeten binnen dertig dagen na de eerste keuring gebeuren.
Art.9. De geneesheer-keurder stuurt binnen acht dagen het dossier van de gewetensbezwaarde, samen met zijn verslag en de documenten tot staving van zijn conclusies, naar de medische directie.
Art.10. De medische directie beslist in de volgende bewoordingen over de dienstgeschiktheid van de gewetensbezwaarde :
- aangewezen, geschikt voor de dienst;
- voorlopig afgekeurd, tijdelijk ongeschikt;
- vrijgesteld, voorgoed ongeschikt.
Art.11. De medische directie neemt binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier een beslissing, die binnen acht dagen ter kennis wordt gebracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de provinciegouverneur, die de gemeenteoverheid daarover inlicht.
HOOFDSTUK III. - De keuring in het buitenland.
Art.12. De gewetensbezwaarde die zijn gewone verblijfplaats buiten het land heeft, ondergaat de keuring op een door de diplomatieke of consulaire ambtenaar aangeduide plaats. (Als hij tot de lichting 1993 of tot een voorgaande lichting behoort, kan hij tot 31 december 1995 voor die keuring worden opgeroepen.) <KB 1994-04-22/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
Daartoe wendt de Minister van Binnenlandse Zaken zich tot de Minister van Buitenlandse Zaken.
De geneesheer-keurder wordt door de diplomatieke of consulaire ambtenaar aangewezen. Hij moet bij zijn verslag de documenten tot staving van zijn conclusies voegen.
De diplomatieke of consulaire ambtenaar stuurt het dossier naar de medische directie van de verpleeginrichting bedoeld in artikel 3.
Art.13. De medische directie komt binnen een maand na ontvangst van het dossier bijeen.
Zij kan zich alle nodig geachte stukken doen overleggen, een aanvullend onderzoek voorschrijven en de inobservatiestelling van de betrokkene in een door de diplomatieke of consulaire overheid aangewezen verpleeginrichting gelasten.
Art.14. Overeenkomstig artikel 10 neemt de medische directie een beslissing binnen de vijftien dagen die volgen op de vergadering bedoeld in artikel 13, eerste lid, of na ontvangst van de laatste voorgelegde documenten of het op de inobservatiestelling volgend rapport.
Art.15. Van de beslissing van de medische directie wordt binnen acht dagen kennis gegeven aan de belanghebbende, de Minister van Binnenlandse Zaken en de provinciegouverneur, die het gemeentebestuur ervan in kennis stelt.
HOOFDSTUK IV. - De keuring ten huize.
Art.16. Wanneer de gewetensbezwaarde ten gevolge van ziekte of lichaamsgebrek, hechtenis of internering niet naar de in artikel 3 vermelde inrichting kan gaan, wordt zijn verschijning verdaagt.
Zo het beletsel nog bestaat op het einde van de verrichtingen van overgifte of wanneer reeds voor het einde van de verrichtingen blijkt dat het beletsel na die termijn nog zal bestaan, brengt de afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken de medische directie van de verpleeginrichting bij een gemotiveerde beslissing daarvan op de hoogte, opdat die de betrokkene door één van de geneesheren bedoeld in artikel 7, eerste lid, ten huize kan doen keuren.
Artikel 7, tweede lid, artikel 8, tweede lid, en artikel 9 zijn mede van toepassing.
De medische directie beslist overeenkomstig de artikelen 10 en 11.
Art.17. Hij die zijn gewone verblijfplaats buiten het land heeft en, ten gevolge van een van de hierboven bedoelde beletselen, niet gekeurd is kunnen worden voor de sluiting van de overgifteverrichtingen, wordt ten huize gekeurd.
De bepalingen van de artikelen 12 tot 15 zijn mede van toepassing.
HOOFDSTUK V. - Algemene bepalingen.
Art.18. Nadat hij de keuring voor lichamelijke geschiktheid voor zijn indiensttreding heeft ondergaan, wordt de geschikt bevonden gewetensbezwaarde huiswaarts gezonden in afwachting van de oproeping voor zijn diensttijd bij de civiele bescherming of bij een van de instellingen bedoeld bij artikel 21, §§ 1 en 2, van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980.
Art.19. § 1. Al de kennisgevingen geschieden geldig aan de persoon of aan de woonplaats van de gewetensbezwaarde of van de borg. Ingeval vastgesteld is dat het onmogelijk is de kennisgevingen aan de persoon of aan de woonplaats te doen, worden zij geldig gedaan aan de burgemeester van de woonplaats van de gewetensbezwaarde.
Is de woonplaats van de gewetensbezwaarde onbekend, dan worden de kennisgevingen geldig gedaan aan de burgemeester van de militiewoonplaats.
§ 2. Hij die voor de militie is ingeschreven doch in het buitenland verblijft mag een in België verblijfhoudende borg aanwijzen. Bij ontstentenis van een borg worden hem de voormelde mededelingen door de burgemeester van zijn militiewoonplaats toegezonden.
§ 3. De van elke militaire dienst vrijgestelde gewetensbezwaarde moet, zo hij van woonplaats verandert, de burgemeester van zijn militiewoonplaats hiervan kennis geven.
Verlaat hij het grondgebied voor langer dan één maand, dan moet hij de voormelde burgemeester laten weten wanneer hij vertrekt en wanneer hij terugkomt.
Tevens moet hij de naam en het adres opgeven van de borg die hij, onder zijn verantwoordelijkheid, aanwijst om alle mededelingen inzake militie en dienst, in ontvangst te nemen.
Art.20. De geneesheer-keurder van de verpleeginrichting bedoeld in artikel 3, de diplomatieke of consulaire ambtenaar en de hoofdgeneesheer van de medische directie van de verpleeginrichting signaleren aan de Minister van Binnenlandse Zaken welke gewetensbezwaarde geldig opgeroepen werd en zich, behoudens de gevallen bepaald in de artikelen 12 en 16, niet voor de keuring of voor de door de geneesheer-keurder of de commissie gelaste inobservatiestelling meldt.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 21 wordt aan de gewetensbezwaarde een nieuwe oproeping betekend.
Als de gewetensbezwaarde, behoudens in de gevallen bepaald in de artikelen 12 en 16, opnieuw verstek laat gaan, klaagt de Minister van Binnenlandse Zaken de gewetensbezwaarde bedoeld bij artikel 30bis van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, aan bij de Procureur des Konings met het oog op eventuele vervolging.
Art.21. De reiskosten van de gewetensbezwaarden komen ten laste van de Staat onder voorwaarden als voor het vervoer van dienstplichtigen zijn bepaald.
De kosten van de keuring zomede van een inobservatiestelling en van een keuring ten huize van de gewetensbezwaarden, komen ten bezware van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Evenwel zijn ten laste van de diplomatieke of consulaire overheid de kosten van de keuring in het buitenland.
Art.22. Het koninklijk besluit van 8 september 1965 tot regeling van de indeling der gewetensbezwaarden bij de civiele bescherming wordt opgeheven.
Art.23. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 24. Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.