Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 NOVEMBER 1990. - Koninklijk besluit betreffende de toelage voor sociaal onderzoek en voor vorming van de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-11-2006 en tekstbijwerking tot 29-12-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1990912979  2006202941  2010204450  2012206571  2015205734 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de aanvrager : één van de representatieve werknemersorganisaties bedoeld bij artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;
  2° de toelage : de toelage voor sociaal onderzoek en voor de vorming van de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming bedoeld bij artikel 249 van de programmawet van 22 december 1989;
  3° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid,

Art.2. De Minister kan jaarlijks een toelage toekennen voor projecten die aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° het project heeft betrekking op de vorming van de werknemersvertegenwoordigers in de onderneming, op sociaal onderzoek of op beide.
  Een project betreffende de vorming wordt slechts aanvaard indien het tot doel heeft de arbeidsverhoudingen in de onderneming, inzonderheid wat het overleg betreft te verbeteren en indien het betrekking heeft op de vorming inzake de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden, de arbeidsorganisatie of disciplines waarvan de kennis van aard is het overleg gunstig te beïnvloeden. De vorming kan gebeuren in cycli.
  Een project betreffende het sociaal onderzoek wordt slechts aanvaard indien het een vernieuwend karakter heeft en bijdraagt tot een verbetering van het inzicht in de arbeidsvoorwaarden, de arbeidsomstandigheden of de arbeidsorganisatie.
  2° Het project wordt slechts aanvaard in zover de aanvrager ten minste een gelijkwaardige financiële inbreng doet.
  3° De uitvoering van het project gebeurt door de aanvrager zelf of door de door hem aangeduide organisaties of personen.

Art.3.Het bedrag van de toelage per aanvrager wordt vastgesteld op een percentage van de op de begroting voorziene middelen dat vastgesteld wordt rekening houdend met de omvang van de goedgekeurde projecten en de omvang van de in artikel 2, 2° voorziene inbreng en dat toegekend wordt voor het geheel van de per aanvrager goedgekeurde projecten zonder rekening te houden met de verschillende projecten afzonderlijk.
  [1 Bij de vaststelling van het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt rekening gehouden met het aantal effectieve mandaten voor de Comités voor Preventie en Bescherming op het Werk in ondernemingen met handels- en industriële activiteit zoals dat vermeld is in de laatst beschikbare definitieve resultaten van de sociale verkiezingen die op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg gepubliceerd zijn op 1 mei van het jaar waarin de toelage wordt aangevraagd.]1
  De toekenning van de toelagen wordt beperkt tot de middelen die voorzien zijn op de begroting van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
  ----------
  (1)<KB 2015-11-27/16, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.4. De aanvrager die een beroep wenst te doen op de toelage dient uiterlijk op 1 april van het jaar waarvoor het project geldt per aangetekend schrijven een aanvraag in bij de Minister.

Art.5. De aanvraag omvat :
  1° de identiteit van de aanvrager;
  2° een gedetailleerde omschrijving van het doel, de doelgroep, de inhoud van het project, evenals het programma van de realisatie van het project;
  3° de raming van de kosten die de uitvoering van het project met zich zal brengen;
  4° de stukken ter staving van deze kostenraming;
  5° de stukken ter staving van de eigen financiële inbreng van de aanvrager.
  Ze wordt ingediend op een formulier waarvan de Minister het model bepaalt.

Art.6.De Minister duidt de dienst aan die belast is met de inontvangstneming van de aanvragen. Deze dienst deelt aan de aanvrager een ontvangstbericht mee.
  Hij deelt het dossier mede aan (de vaste commissie sensibilisatie en communicatie opgericht in de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk) die ermee belast is binnen de drie maanden na de ontvangst van de aanvraag en uiterlijk op 1 juli van het begrotingsjaar waarvoor het project geldt aan de Minister een gemotiveerd advies te verstrekken betreffende de aanvraag. [1 Indien de Commissie binnen die termijn geen advies, een verdeeld of onvolledig advies heeft uitgebracht, bepaalt de Minister, na onderzoek van de voorwaarden bepaald in artikel 2, het bedrag van de toelage per aanvrager overeenkomstig artikel 3.]1 <KB 2006-10-23/35, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2006>
  Dit advies omvat inzonderheid :
  1° de vermelding dat het project al dan niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden vervat in artikel 2;
  2° de vermelding dat de aanvraag al dan niet voldoet aan de vormvereisten bedoeld in artikel 5;
  3° in voorkomend geval, bijzondere toekenningsvoorwaarden;
  4° [1 de toe te kennen bedragen op basis van de toepassing van artikel 3.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-08-26/12, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2010>

Art.7. (Opgeheven) <KB 2006-10-23/35, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-12-2006>

Art.8. De Minister neemt een beslissing over de aanvraag. Deze beslissing is met redenen omkleed en wordt bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding ter kennis gebracht van de aanvrager. De kennisgeving wordt geacht te hebben plaats gevonden de derde werkdag die volgt op de dag van de afgifte ter post van het aangetekend schrijven.
  Wanneer de beslissing de toelage toekent, vermeldt zij eveneens het bedrag van de toelage en de bijzondere toekenningsvoorwaarden, bedoeld bij artikel 6, derde lid, 3°.

Art.9. De toelage wordt betaald uiterlijk op 31 december van het begrotingsjaar waarop het project betrekking heeft.

Art.10. De goedkeuring van een project verplicht de aanvrager ertoe voor 1 april van het jaar volgend op datgene waarvoor het project geldt, bij de Minister verslag uit te brengen over het gebruik van de toelage. Dit verslag omvat inzonderheid een beschrijving van de reële kosten van het project en het bewijs ervan.
  Bovendien kan de Minister zich door de aanvrager elk document laten bezorgen dat nodig is om na te gaan of de toelage werd besteed voor het project waarop ze betrekking heeft of om na te gaan of de voorwaarden van dit besluit werden nageleefd.

Art.11. De toelage voor een project wordt geweigerd :
  1° wanneer het project niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 2 van dit besluit;
  2° wanneer de verplichtingen opgelegd bij of krachtens artikel 10 van dit besluit voor vorige projecten niet werden nageleefd.

Art.12. In afwijking van de bepalingen van de artikelen 4, 6 en 9 kan de aanvraag voor de toelage die betrekking heeft op het begrotingsjaar 1990 ingediend worden uiterlijk op 1 december 1990, verstrekt de Commissie bedoeld bij artikel 6 haar advies uiterlijk op 15 december 1990 en wordt de toelage betaald uiterlijk op 31 januari 1991.

Art.13. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1990.

Art. 14. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.