31 JULI 1990. - Decreet tot reorganisatie van de Vlaamse Commissie voor Preventief Bedrijfsbeleid. (Opgeheven bij DVR 2004-05-07/52, art. 15, 2°, 002; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-09-1990 en tekstbijwerking tot 07-06-2004).
Art. 1
HOOFDSTUK I. - De Commissie.
Art. 2-5
HOOFDSTUK II. - Opdracht van de Commissie.
Art. 6-11
HOOFDSTUK III. - Zwijgplicht.
Art. 12
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 13
Artikel 1. Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
HOOFDSTUK I. - De Commissie.
Art.2. Bij de Vlaamse Executieve is er een Vlaamse Commissie voor preventief bedrijfsbeleid, hierna te noemen de Commissie.
De Commissie heeft tot taak de ondernemingen of exploitatie-eenheden in het Vlaamse Gewest aan te sporen tot een beleid gericht op het voorkomen van moeilijkheden die hun leefbaarheid kunnen bedreigen.
Art.3. § 1. De Commissie bestaat uit negen leden. Deze worden door de Vlaamse Executieve aangewezen op grond van hun deskundigheid in het algemeen bedrijfsbeleid of van hun bijzondere bekwaamheid in het financieel beleid, de organisatie, de marketing of het produktiebeheer.
Twee leden van de Commissie worden aangewezen uit een dubbeltal voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties. Twee andere leden worden aangewezen uit een dubbeltal voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties.
De Vlaamse Executieve wijst onder de leden van de Commissie de voorzitter aan.
Het mandaat van voorzitter en lid van de Commissie duurt zes jaar; het kan worden vernieuwd.
§ 2. De Vlaamse Executieve bepaalt de vergoedingen die aan de voorzitter en de leden van de Commissie worden toegekend.
§ 3. De Vlaamse Executieve kan aan het mandaat van voorzitter of lid van de Commissie voortijdig een einde maken, om zwaarwichtige reden of op grond van ernstige tekortkoming of van niet-naleving van de regel van onafhankelijkheid en objectiviteit zoals bedoeld in artikel 4. De beslissing van de Vlaamse Executieve wordt met redenen omkleed.
§ 4. De Commissie stelt een reglement van orde vast dat voor goedkeuring aan de Vlaamse Executieve wordt voorgelegd.
Art.4. § 1. De leden van de Commissie mogen geen functies vervullen die de onafhankelijkheid en de objectiviteit waarmee zij hun mandaat uitoefenen, kunnen belemmeren.
§ 2. Er is onverenigbaarheid tussen het lidmaatschap van de Commissie en
a) een op het vlak van de Europese Gemeenschap, de Staat, de Gewesten of de Gemeenschappen door verkiezing verworven politiek mandaat, of
b) een mandaat van bestuurder of een betrekking van werknemer in een financiële instelling of portefeuille-maatschappij, zo van publiekrechtelijke als van privaatrechtelijke aard.
Art.5. De Commissie beschikt over een eigen personeelsformatie.
De Vlaamse Executieve wijst de ambtenaren aan die de Commissie bijstaan.
HOOFDSTUK II. - Opdracht van de Commissie.
Art.6. § 1. De Commissie analyseert periodiek de ondernemingen of exploitatie-eenheden in het Vlaamse Gewest die gemiddeld vijftig of meer werknemers tewerkstellen.
§ 2. De Commissie kan de ondernemingen of exploitatie-eenheden in het Vlaamse Gewest die gemiddeld vijftig tot negenennegentig werknemers tewerkstellen, grondig onderzoeken, indien zij dit unaniem beslist.
De Commissie kan de ondernemingen of exploitatie-eenheden in het Vlaamse Gewest die gemiddeld honderd of meer werknemers tewerkstellen, op eigen initiatief, grondig onderzoeken.
De Commissie zal de ondernemingen of exploitatie-eenheden in het Vlaamse Gewest die gemiddeld honderd of meer werknemers tewerkstellen, grondig onderzoeken :
1° op verzoek van de Vlaamse Executieve;
2° op verzoek van de onderneming of exploitatie-eenheid;
3° op gemotiveerd verzoek van een meerderheid van de werknemersafgevaardigden nadat de commissaris-revisor in de ondernemingsraad is gehoord.
§ 3. Voor de toepassing van de paragrafen 1 en 2 wordt het gemiddeld aantal werknemers op dezelfde wijze berekend als voor de toepassing van artikel 14 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven.
§ 4. Indien de Commissie uit een periodieke analyse of uit een grondig onderzoek afleidt dat de onderneming of exploitatie-eenheid met moeilijkheden te kampen heeft, deelt zij dit onverwijld mede aan de Vlaamse Executieve.
Art.7. § 1. De Commissie kan aan een onderneming of exploitatie-eenheid als bedoeld in artikel 6, § 1, aanbevelingen doen met betrekking tot het concreet oplossen van een moeilijkheid die de leefbaarheid van de onderneming of de exploitatie-eenheid betreft. De Commissie deelt die aanbevelingen tevens mee aan de Vlaamse Executieve en aan de leden van de ondernemingsraad van de betrokken onderneming of exploitatie-eenheid.
Te rekenen vanaf de kennisgeving van de aanbeveling beschikt de onderneming of exploitatie-eenheid over dertig dagen om aan de Commissie mee te delen welk gevolg aan de aanbeveling zal worden gegeven. De Commissie deelt het antwoord van de onderneming of de exploitatie-eenheid mee aan de Vlaamse Executieve en aan de leden van de ondernemingsraad.
§ 2. De Commissie kan zich door deskundigen laten bijstaan.
§ 3. De Vlaamse Executieve kan van het naleven van de aanbevelingen als bedoeld in § 1 een voorwaarde maken voor het toekennen van overheidssteun.
§ 4. Wanneer het Vlaamse Gewest steun heeft verleend aan een onderneming of exploitatie-eenheid waarvoor de Commissie een aanbeveling heeft uitgebracht, volgt de Commissie het herstelproces van de individuele onderneming of exploitatie-eenheid en brengt de Vlaamse Executieve hiervan op de hoogte.
Art.8. De bepalingen van de artikelen 6 en 7 van dit decreet zijn niet van toepassing op ondernemingen of exploitatie-eenheden die door of krachtens een wet of een decreet onderworpen zijn aan een toezicht van de overheid. De Vlaamse Executieve stelt de lijst van deze ondernemingen of exploitatie-eenheden vast.
Art.9. De Commissie verricht de bedoelde analyses en doet, volgens de regelen bepaald in de artikelen 6 en 7, aanbevelingen, het ene en het andere op basis van ondermeer de volgende gegevens :
1. de jaarrekeningen van de ondernemingen of exploitatie-eenheden en andere gegevens die de onderneming krachtens een wet of decreet openbaar moet maken;
2. de gegevens die haar door de ondernemingen of exploitatie-eenheden vrijwillig ter beschikking worden gesteld;
3. de gegevens haar door de diensten van de Vlaamse Executieve ter beschikking gesteld. Aan de Commissie worden geen produktietechnische gegevens medegedeeld.
Art.10. De Commissie brengt geregeld verslag uit bij de Vlaamse Executieve.
Zij brengt bovendien een jaarverslag uit over haar werking en de resultaten ervan. Dat verslag wordt samen met het advies van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) toegezonden aan de Vlaamse Executieve, die beide stukken aan de Vlaamse Raad meedeelt.
Art.11. De kredieten die voor de werking van de Commissie nodig zijn, worden ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Wanneer een onderneming of exploitatie-eenheid zelf heeft verzocht om een grondig onderzoek als bedoeld in artikel 6, § 2, zijn de kosten ten laste van die onderneming of exploitatie-eenheid.
HOOFDSTUK III. - Zwijgplicht.
Art.12. Onverminderd de verplichtingen die hun door een wet, een decreet of een besluit zijn opgelegd en buiten de gevallen waarin ze in rechte dienen te getuigen, mogen de leden van de Commissie, de ambtenaren die hen bijstaan en de externe deskundigen die in opdracht van de Commissie analyses hebben verricht geen ruchtbaarheid geven aan de gegevens of feiten waarvan zij door de uitvoering van hun opdracht kennis krijgen.
Dezelfde zwijgplicht hebben alle personen die ambtshalve van deze gegevens of feiten kennis krijgen.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 13. § 1. Het decreet van 27 juni 1985 houdende oprichting van een Vlaamse Commissie voor preventief bedrijfsbeleid wordt opgeheven.
§ 2. De mandaten van voorzitter of lid van de Commissie die met toepassing van het decreet van 27 juni 1985 zijn toegekend, blijven lopen tot, met toepassing van de bepalingen van onderhavig decreet, de Commissie opnieuw is samengesteld.