Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 MAART 1990. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de betaling van de achterstallen van tegemoetkomingen aan de gehandicapten wordt gespreid.



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1969111702 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de achterstallen van :
  1° de inkomensvervangende tegemoetkoming;
  2° de integratietegemoetkoming;
  3° de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden;
  4° de tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden;
  5° de tegemoetkoming voor hulp van derde, toegekend aan de gerechtigde op een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of aan de gerechtigde beoogd bij artikel 43bis, § 3, derde lid van het koninklijk besluit van 17 november 1969 houdende algemeen reglement betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen.
  Het is evenwel niet van toepassing :
  1° op de vervallen en aan een overleden gerechtigde niet uitbetaalde termijnen;
  2° op de achterstallen verschuldigd in uitvoering van een gerechtelijke beslissing;
  3° op de vervallen en niet uitbetaalde bedragen in de zin van artikel 1410, § 4 van het Gerechtelijk Wetboek;
  4° op de achterstallen die 24 000 F niet overschrijden;
  5° op de achterstallen verschuldigd aan een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn krachtens artikel 12 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum of krachtens artikel 99 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  6° op de bedragen verschuldigd krachtens artikel 1412 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art.2. De betaling van de bij artikel 1 beoogde achterstallen wordt in gelijke delen gespreid over vier kwartalen.
  De betaling van elke kwartaaltermijn wordt verricht ten vroegste de vijftiende van de tweede maand van elk kwartaal.
  De betaling van de eerste, tweede, derde en vierde kwartaaltermijn wordt respectievelijk verricht tijdens het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de beslissing werd genotificeerd, ten aanzien van de achterstallen van de inkomensvervangende tegemoetkoming, van de integratietegemoetkoming en van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.
  De betaling van de eerste, tweede, derde en vierde kwartaaltermijn wordt respectievelijk verricht tijdens het eerste, tweede, derde en vierde kwartaal dat volgt op het kwartaal waarin de eerste maandelijkse betaling werd verricht, ten aanzien van de achterstallen van de tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden en van de tegemoetkoming voor hulp van derde.
  De afronding op de frank wordt gedaan bij de laatste kwartaaltermijn.

Art.3. <wijzigingsbepaling van KB 1969-11-17/01, art. 48>

Art.4. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 1990 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1992.

Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid en Gehandicaptenbeleid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.