Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 FEBRUARI 1990. - Koninklijk besluit houdende maatregelen tot bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen in de overheidsdiensten. (NOTA : opgeheven bij BESL2011-03-03/03, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 15-03-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-03-2011 en tekstbijwerking tot 15-03-2011)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definitie.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Gelijke-kansenplannen.
Art. 3-5, 5bis, 6-7
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 8-9



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1990800858  1999012139 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definitie.
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing :
  1° op de besturen en andere diensten van de Staat, met inbegrip van de diensten die de rechterlijke macht ter zijde staan, en bijgevolg ook op de diensten van de Gemeenschaps- en de Gewestexecutieven;
  2° op de instellingen van openbaar nut vallende onder het gezag, de controle- of voogdijbevoegdheid van de Staat;
  3° op de provincies, de gemeenten en alle andere provinciale of plaatselijke instellingen bedoeld in de artikelen 108, 108bis en 108ter van de Grondwet;
  4° op de openbare instellingen die ondergeschikt zijn aan de gemeenten.

Art.2. De positieve acties bestaan in acties op de gebieden bedoeld in artikel 116, eerste lid van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, en hebben tot doel de feitelijke ongelijkheden die de kansen van de vrouwen nadelig beïnvloeden, op te heffen. Deze acties worden gevoerd door middel van gelijke-kansenplannen die maatregelen bevatten tot verbetering van de nadelige gevolgen die voor de vrouwen voortvloeien uit traditionele maatschappelijke toestanden en gedragingen, en maatregelen tot bevordering van hun aanwezigheid in en hun deelneming aan het beroepsleven op alle hiërarchische niveaus.

HOOFDSTUK II. - Gelijke-kansenplannen.
Art.3. In elke overheidsdienst behoort een gelijke-kansen plan te worden opgemaakt.
  Dit plan wordt in twee stadia uitgewerkt :
  1° het opstellen van een analytisch rapport op basis van statistische gegevens betreffende de toestand van het personeel vergeleken per geslacht. Dit rapport omvat inzonderheid inlichtingen uitgesplitst per geslacht betreffende de toegang tot het arbeidsproces per niveau en per graad, de bevorderingen, het aantal personeelsleden per dienst en de daadwerkelijke deelneming aan vormingsactiviteiten;
  2° het opstellen van het plan.

Art.4. § 1. Binnen een termijn van een maand volgend op de inwerkingtreding van dit besluit, wijst de minister of de bevoegde overheid een ambtenaar aan belast met het opmaken van het rapport bedoeld in artikel 3, tweede lid, 1° en met het aan de minister of de bevoegde overheid voorleggen van het ontwerp van gelijke-kansenplan bedoeld in artikel 3, tweede lid, 2°.
  § 2. Binnen een termijn van zes maanden volgende op de inwerkingtreding van dit besluit wordt het rapport bedoeld in artikel 3, tweede lid, 1°, opgesteld.
  § 3. Binnen zes maanden na het opmaken van het rapport stelt de minister of de bevoegde overheid een ontwerp van gelijke-kansenplan vast.
  § 4. Binnen de veertien dagen na de vaststelling van het ontwerp van plan legt de minister of de bevoegde overheid het om advies voor aan de Commissie Vrouwenarbeid, aan de minister of het lid van de Executieve die de maatschappelijke emancipatie tot zijn bevoegdheid heeft, alsook aan de in artikel 6 bedoelde interne begeleidingscommissie.
  § 5. De gevraagde adviezen worden uitgebracht binnen een termijn van twee maanden vanaf het verzoek. De minister of de bevoegde overheid neemt het plan aan binnen de twee maanden die volgen op het verstrijken van de termijn.

Art.5. Het gelijke-kansenplan omvat ten minste :
  1° een beschrijving van de toestanden die verholpen dienen te worden;
  2° een beschrijving van de doelstellingen die in de overheidsdienst moeten bereikt worden, uitgaande van de vergelijking van de toestand mannen - vrouwen;
  3° een beschrijving van de positieve acties die in het vooruitzicht worden gesteld;
  4° de datum van inwerkingtreding van het plan;
  5° de duur van het plan en de termijnen vastgesteld voor de verwezenlijking van de tussenstadia;
  6° de naam van de leidende persoon (personen) voor het uitvoeren van de in het plan opgenomen positieve acties;
  7° de nadere regelen betreffende de periodieke beoordeling en de eindbeoordeling van de positieve acties alsook betreffende het toezicht op de toepassing van die regelen in de overheidsdienst alsmede de eventuele correcties daarop.

Art. 5bis. <ingevoegd bij KB 1994-08-24/32, art. 1, Inwerkingtreding : 01-12-1994> In de besturen en andere diensten van de Staat, met inbegrip van de diensten die de rechterlijke macht bijstaan, en in de instellingen van openbaar nut die vallen onder het gezag, de bevoegdheid van de Staat voor controle of toezicht, kan (kunnen) de leidende persoon (personen) voor de uitvoering van de positieve acties bedoeld in artikel 5, 6° worden bijgestaan door een ambtenaar van niveau 1, naargelang van het geval aangewezen door de secretaris-generaal, de leidend ambtenaar of de bevoegde overheid. Deze ambtenaar kan dezelfde persoon zijn als die bedoeld in artikel 4, § 1. De aanwijzing geschiedt voor een hernieuwbare periode van twee jaar.
  De secretaris-generaal, de leidend ambtenaar of de bevoegde overheid nemen binnen het personeelsbestand waarover zij beschikken de gepaste maatregelen om de in het eerste lid bedoelde ambtenaar te ontslaan van de taken die hem zijn toevertrouwd, binnen de hierna vermelde perken :
  1° hij wordt voor 4/5 van een voltijds ambt vrijgesteld wanneer er 2 500 of meer personeelsleden zijn;
  2° hij wordt voor 3/5 van een voltijdsambt vrijgesteld wanneer er tussen 2 499 en 1 000 personeelsleden zijn;
  3° hij wordt voor 2/5 van een voltijds ambt vrijgesteld wanneer er tussen 999 en 500 personeelsleden zijn;
  4° hij wordt voor 1/5 van een voltijds ambt vrijgesteld wanneer er tussen 499 en 100 personeelsleden zijn;
  5° hij wordt, naargelang van de behoeften van zijn ambt, vrijgesteld wanneer de personeelssterkte minder dan 100 leden bedraagt.

Art.6. In elke overheidsdienst wordt binnen het hoogste bevoegde overlegcomité, een interne begeleidingscommissie opgericht. Deze commissie is bevoegd om :
  - een advies over het ontwerp van gelijke-kansenplan uit te brengen,
  - de positieve acties te evalueren;
  - toezicht uit te oefenen over de tenuitvoerlegging van de positieve acties.
  Deze commissie is samengesteld enerzijds uit personeelsleden van de overheidsdienst die door de minister of de bevoegde overheid aangeduid worden en anderzijds uit vertegenwoordigers aangeduid door de representatieve vakorganisaties die in het eerste lid bedoelde overlegcomité zetelen. Ten hoogste twee derden van de vertegenwoordigers van de minister of de bevoegde overheid enerzijds en van de globale vertegenwoordiging van de representatieve vakorganisaties anderzijds behoren tot hetzelfde geslacht. De commissie wordt voorgezeten door de ambtenaar met de hoogste graad of zijn afgevaardigde die tot niveau 1 moet behoren.
  De in artikel 4, § 1, bedoelde ambtenaar, de verantwoordelijken voor de uitvoering van de in het plan opgenomen positieve acties of één van hen, evenals de vormingsdirecteurs maken deel uit van de commissie.

Art.7. De algemene begeleiding van de gelijke-kansenplannen berust bij een commissie samengesteld uit de ministers of staatssecretarissen die openbaar ambt, binnenlandse zaken, sociale zaken, pensioenen, tewerkstelling en arbeid, en maatschappelijke emancipatie tot hun bevoegdheid hebben, of hun afgevaardigden, alsook uit leden van de Executieven van de Gemeenschappen en de Gewesten, of hun afgevaardigden.
  Deze commissie legt elk jaar een rapport voor aan de Regering, de Executieven van de Gemeenschappen en de Gewesten en aan het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten.
  De afwezigheid van één of meer regelmatig opgeroepen leden van de commissie maakt de werkzaamheden ervan niet ongeldig.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.8. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 9. Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.