19 DECEMBER 1990. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van [artikel 52bis, §§ 2 en 2bis], van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen. (KB 1999-04-11/71, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1999) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-1990 en tekstbijwerking tot 24-06-1999)
Art. 1-3
Artikel 1. § 1. (Onverminderd artikel 52bis, § 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen wordt de bijdragevoet van het vrijaanvullend pensioen vastgesteld op 1pct. of een veelvoud van 1 pct. zonder 7 pct. te overschrijden.) <KB 1999-04-11/71, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Deze percentages worden toegepast op het bij artikel 11, § 2 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen bedoelde bedrijfsinkomen mits dit inkomen, geherwaardeerd overeenkomstig de bepalingen van § 3 van hetzelfde artikel, ten minste twee derde van het bij artikel 12, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit vastgestelde inkomen bereikt en desgevallend beperkt wordt tot twee derde van het bij (artikel 12, § 1, 1°, van hetzelfde besluit) beoogde inkomen. <KB 1999-04-11/71, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
§ 2. Wanneer het, ingevolge de aanvang of hervatting van een beroepsbezigheid, onmogelijk is de bijdrage te berekenen op basis van de bedrijfsinkomsten van het refertejaar bedoeld in artikel 11, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt deze, binnen de grenzen bedoeld bij § 1, vastgesteld op basis van het bedrijfsinkomen dat in aanmerking wordt genomen voor de bijdrageberekening in het sociaal statuut der zelfstandigen of, op aanvraag van de zelfstandige, op basis van het minimuminkomen bedoeld bij § 1.
§ 3. De bijdragen worden geacht per burgerlijk kwartaal, na verlopen termijn, verschuldigd te zijn en dienen uiterlijk op 31 december van het lopende jaar te zijn vereffend. Na deze datum is er verval van recht.
(§ 4. De meewerkende echtgenoot bedoeld in artikel 52bis, § 1, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, mag een bijdrage storten die gelijk is aan 7 pct. van de twee derden van het inkomen bedoeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van voormeld koninklijk besluit nr. 38.
De bepaling bedoeld in § 3 is ook van toepassing voor de meewerkende echtgenoot.) <KB 1999-04-11/71, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1999>
Art.2. Het koninklijk besluit van 23 juli 1981 houdende uitvoering van artikel 52bis, § 2, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 mei 1982, wordt opgeheven.
Art. 3. Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Financiën en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.