12 OKTOBER 1990. - Ministerieel besluit tot toekenning van een steun aan de gezamenlijke investeringen voor groenvoederproduktie in de probleemgebieden. (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG 1997-07-17/63, art. 72, Inwerkingtreding : 17-07-1997.) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-1990 en tekstbijwerking tot 25-10-1997)
Art. 1-12
Artikel 1. (Zie nota onder TITEL) Aan de groeperingen opgericht onder één van de vormen voorzien in artikel 24 van het koninklijk besluit van 3 maart 1986, betreffende de steunen aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw, en met het oog op inzonderheid de groenvoederproduktie, alsook de verbetering en de uitrusting van gezamenlijk geëxploiteerde weiden, erkend door de Minister van Landbouw, die er om verzoeken, wordt een investeringssteun toegekend voor aankoop van materieel voor de aanleg, de uitbating, de oogst en het behoud van groenvoederteelten en weiden wanneer zij aan de hierna volgende voorwaarden voldoen :
1. in geval van groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid, uitsluitend samengesteld zijn uit leden-landbouwers in hoofdberoep die beantwoorden aan de voorwaarden van artikel 1 en artikel 2, 3° en 4° van het ministerieel besluit van 4 september 1990 tot toekenning van een jaarlijkse compenserende vergoeding voor de permanente natuurlijke belemmeringen aan de landbouwers van probleemgebieden;
2. in geval van groeperingen met rechtspersoonlijkheid :
zijn samengesteld uit leden landbouwers in hoofdberoep en ten minste 40 pct. van de gebruikte bedrijfsoppervlakte uitbaten in het probleemgebied bedoeld bij artikel 1 van hetzelfde ministerieel besluit van 4 september 1990 genoemd onder 1; de gebruikte bedrijfsoppervlakte van de groepering moet minstens 3 ha per lid bedragen;
3. een activiteitsduur van tenminste vijf jaren waarborgen;
4. de verbintenis aangaan de voederproduktiemethoden aanbevolen door de vulgarisatiediensten van het Ministerie van Landbouw toe te passen; ieder lid van een groepering zonder rechtspersoonlijkheid moet afzonderlijk deze verbintenis aangaan;
5. de leden van de groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid moeten aan de financiering van de aankoop van materieel deelnemen in verhouding tot de oppervlakten aan voederteelten die door het aangeschafte materieel behandeld worden.
Art.2. (Zie nota onder TITEL) De investeringssteun bedoeld in artikel 1 is gelijk aan 25 pct. van de aankoopprijs van het materieel, de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) niet inbegrepen.
Deze steun wordt slechts toegekend indien de aankoopprijs van het materieel dat geïnvesteerd wordt in het kader van de groepering ten minste 100 000 F bedraagt, de belasting over de toegevoegde waarde (BTW) niet inbegrepen.
Art.3. (Zie nota onder TITEL) Het materieel besluit in artikel 1 omvat inzonderheid :
1° precisiezaaimachine voor maïs en andere voedergewassen;
2° kunstmeststrooier, mengmestverspreider en stalmeststrooier;
3° sproeitoestel voor fytofarmaceutische produkten;
4° maai-stengelkneuzer en ander materieel voor het oogsten van alle voedergewassen met het oog op het inkuilen of hooien;
5° getrokken opraapwagen van voeders;
6° handelingsmaterieel voor het opladen, het afladen, het inschuren en het inkuilen van ruwvoeders en hun verdeling;
7° kunstmatige droger van voeder;
8° materieel voor het gereed maken en de herinzaai van de weiden;
9° materieel voor collectieve installaties van afsluitingen en drenkplaatsen.
Art.4. (Zie nota onder TITEL) De ingenieur voor de landbouwtechniek van het ambtsgebied waar de groepering gevestigd is, brengt een advies uit over het rationeel gebruik van de investering.
Art.5. (Zie nota onder TITEL) De aanvragen tot erkenning en tot het bekomen van de steun worden gericht aan de landbouwkundig ingenieur van het ambtsgebied waar de groepering gevestigd is, op de door hem afgeleverde formulieren.
Die aanvragen, vergezeld van zijn advies en in voorkomend geval van de adviezen van de ingenieur voor de landbouwtechniek, bedoeld in artikel 4, worden door de landbouwkundig ingenieur overgemaakt aan het Bestuur van Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw.
Art.6. (Zie nota onder TITEL) De steun wordt betaald :
- in geval van een groepering met rechtspersoonlijkheid, aan de met dit doel gemandateerde beheerders;
- in geval van een groepering zonder rechtspersoonlijkheid, rechtstreeks aan de leden, in verhouding tot het gedeelte dat ze dragen in de financiering van het materieel dat het voorwerp is van de steun.
Art.7. (Zie nota onder TITEL) 1° De groepering wordt niet meer erkend vanaf de datum waarop, ingevolge het wegvallen van één of meerdere leden, haar aantal lager wordt dan 3 of wanneer zij aan de vereiste voorwaarden van vereniging bedoeld in artikel 1 niet meer voldoet.
2° De erkenning wordt evenwel niet verloren als het wegvallen van één van de 3 overblijvende leden het gevolg is van overlijden, onteigening of verwerving voor openbaar nut of wanneer de belanghebbende zijn landbouwactiviteit staakt in de voorwaarden voorzien door de wet van 3 mei 1971 tot bevordering van de sanering van de landbouw en van de tuinbouw.
Art.8. (Zie nota onder TITEL) Indien de erkenning wordt verloren binnen de vijf jaren aktiviteit van de groepering, gewaarborgd voor de toekenning van de steun bepaald bij dit besluit, zal de terugbetaling van de ontvangen financiële steun van al de leden van de ontbonden groepering gevorderd worden.
Deze terugbetaling zal berekend worden naar verhouding van de jaren die overblijven tot de groepering de termijn van vijf jaar bereikt. Er is evenwel geen terugbetaling in geval van heraansluiting van het of de overblijvende leden van een ontbonden groepering bij een andere erkende groepering.
Art.9. (Zie nota onder TITEL) In geval van verlengde groeperingen, die meer dan vijf jaren gezamenlijk activiteit hebben, dient elke steunaanvraag vergezeld te zijn van een aanvullend reglement voor gezamenlijk gebruik van het materieel, dat het voorwerp van de aanvraag uitmaakt.
Art.10. (Zie nota onder TITEL) Welke ook de duur van de groepering weze, de landbouwer die deze groepering verlaat of zich onttrekt aan zijn verplichtingen als lid, moet de ontvangen financiële steun terugbetalen zoals bepaald in artikel 8, uitgezonderd in geval van overmacht bedoeld in artikel 7 of in geval van vervanging door een derde, die de verplichtingen van het niet nakomend lid overneemt en er de verkregen voordelen van ontvangt.
Art.11. (Zie nota onder TITEL) Onverminderd de strafbepalingen vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met de subsidies, vergoedingen of toelagen van elke aard, die geheel of ten dele ten laste van de Staat zijn, zal de toelage geweigerd worden aan de aanvragers die een verklaring hebben gedaan die na onderzoek geheel of gedeeltelijk vals blijkt te zijn.
Alle steunbedragen die als gevolg van zulke verklaring ten onrechte zijn uitbetaald, worden onmiddellijk terugbetaald en, bij gebrek hiervan, gerechtelijk ingevorderd.
Art. 12. (Zie nota onder TITEL) Het ministerieel besluit van 16 april 1986 tot toekenning van een steun aan de gezamenlijke investeringen voor groenvoederproduktie in de probleemgebieden, wordt opgeheven.
De erkenningen verleend bij toepassing van dit opgeheven besluit blijven evenwel van kracht voor de toepassing van onderhavig besluit.
Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1990.