3 APRIL 1990. - Ministerieel besluit tot afwijking van de voorschriften van de artikelen 327 tot 341 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming betreffende de motoren met inwendige verbranding.
Art. 1-2
Artikel 1. In afwijking van de voorschriften van de artikelen 333 tot 341 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming betreffende de bijzondere voorwaarden voor de installaties waarvan de aanloopreservoirs gevuld zijn met aan de drijfcylinders afgetapte gassen, de vervaardiging van de aanloopreservoirs en de beproevingen, onderzoekingen en aanduidingen mogen de op binnenvaartuigen opgestelde aanloopreservoirs die in dienst zijn bij het verschijnen van dit besluit en die niet beantwoorden aan voormelde voorschriften, in dienst gehouden worden.
Art. 2. De afwijking is afhankelijk van de naleving van de volgende voorwaarden :
1. De aanloopreservoirs zijn gebouwd en in ontvangst genomen volgens een norm of code van goede praktijk.
2. Er zijn documenten voorhanden afgeleverd door een erkende classificatiemaatschappij waaruit blijkt dat aan punt 1 voldaan is.
3.1. De aanloopreservoirs worden onderworpen aan een waterdrukproef door een organisme erkend voor de controle van de aanloopreservoirs van motoren met inwendige verbranding.
3.2. De waterdrukproef wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van artikel 339 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming of overeenkomstig de norm of code van goede praktijk volgens dewelke de aanloopreservoirs gebouwd zijn.
3.3. Het erkend organisme mag afzien van de waterdrukproef, wanneer documenten voorhanden zijn waaruit blijkt dat de aanloopreservoirs een periodieke waterdrukproef ondergingen uitgevoerd door een erkende classificatiemaatschappij overeenkomstig een norm of code van goede praktijk en deze documenten maximum 10 jaar oud zijn.
4. Het in punt 3 bedoelde erkend organisme gaat na of aan de voorwaarden vermeld onder de punten 1 tot en met 3 voldaan is en bevestigt dit in een attest.
5. Na herstelling of verbouwing en tenminste om de 10 jaar worden de aanloopreservoirs onderworpen aan een waterdrukproef overeenkomstig de bepalingen van punt 3.2.