Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

6 JULI 1990. - Koninklijk besluit tot regeling van de dienst en het tuchtregime van de van welke militaire dienst vrijgestelde en geschikt verklaarde gewetensbezwaarden.



Inhoudstafel:

TITEL I. - Voorafgaande bepalingen.
Art. 1-2
TITEL II. - Gemene bepalingen.
HOOFDSTUK I. - De werkelijke diensttermijn.
Art. 3-6
HOOFDSTUK II. - De stand.
Art. 7-13
HOOFDSTUK III. - De arbeidsvoorwaarden.
Art. 14
HOOFDSTUK IV. - Machtiging om het nationaal grondgebied te verlaten.
Art. 15
HOOFDSTUK V. - Verloven.
Art. 16
Afdeling I. - Reglementaire verlof.
Art. 17-19
Sectie II. - Spoedverlof om gewichtige redenen.
Art. 20-22
Afdeling III. - Vergunningen.
Art. 23-25
HOOFDSTUK VI. - Tuchtregime.
Afdeling I. - Plichten en rechten.
Art. 26-31
Afdeling II. - Disciplinaire vergrijpen.
Art. 32-35
Afdeling III. - Tuchtstraffen.
Art. 36-40
Afdeling IV. - De procedure.
Art. 41-46
Afdeling V. - Het beroep.
Art. 47-54
Afdeling VI. - Wettelijke maatregelen met disciplinair karakter.
Art. 55
Onderafdeling I. - De terugroeping in dienst.
Art. 56
Onderafdeling II. - De wegzending uit de dienst.
Art. 57-60
Onderafdeling III. - De procedure.
Art. 61-64
Afdeling VII. - Het gevolg dat aan sommige disciplinaire vergrijpen moet worden gegeven.
Art. 65-67
TITEL III. - Bepalingen die van toepassing zijn op de gewetensbezwaarden aangewezen bij een van de instellingen bedoeld bij artikel 21 van de gecoördineerde wetten of bij een centrale dienst van de civiele bescherming.
HOOFDSTUK I. - Taken.
Art. 68-69
HOOFDSTUK II. - Arbeidsvoorwaarden.
Art. 70-73
HOOFDSTUK III. - Zendingen.
Art. 74-79
HOOFDSTUK IV. - Verloven.
Afdeling I. - Reglementair verlof.
Art. 80-83
Afdeling II. - Spoedverlof om gewichtige redenen.
Art. 84
Afdeling III. - Vergunningen.
Onderafdeling I. - Vergunningen wegens familieomstandigheden.
Art. 85
Onderafdeling II. - Vergunningen om bijzondere redenen.
Art. 86
HOOFDSTUK V. - Tuchtregime.
Afdeling I. - De tuchtstraffen.
Art. 87-89
Afdeling II. - De procedure.
Art. 90-91
TITEL IV. - Bepalingen toepasselijk op de gewetensbezwaarden die aangewezen zijn bij een permanente eenheid of bij de hoofdwacht van de civiele bescherming.
HOOFDSTUK I. - Het onderricht.
Art. 92
HOOFDSTUK II. - De taken.
Art. 93
HOOFDSTUK III. - De reglementering van de arbeidstijd.
Art. 94-96
HOOFDSTUK IV. - De verloven.
Afdeling I. - Het reglementair verlof.
Art. 97-99
Afdeling II. - Het spoedverlof om gewichtige redenen.
Art. 100
Afdeling III. - Vergunningen.
Onderafdeling I. - Vergunningen wegens familieomstandigheden.
Art. 101
Onderafdeling II. - Vergunningen om bijzondere redenen.
Art. 102
HOOFDSTUK V. - Het uniform en de beschermkledij.
Art. 103-105
HOOFDSTUK VI. - De toekenning van de graden.
Art. 106
HOOFDSTUK VII. - Tuchtregime.
Afdeling I. - De specifieke plicht.
Art. 107
Afdeling II. - De specifieke tuchtovertreding.
Art. 108
Afdeling III. - De tuchtstraffen.
Art. 109-112
Afdeling IV. - De procedure.
Art. 113-114
TITEL V. - Slotbepalingen.
Art. 115-117



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1966062706 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - Voorafgaande bepalingen.
Artikel 1. In dit besluit verstaat men onder :
  a) "gecoördineerde wetten", de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980 en gewijzigd bij de wetten van 16 juni 1987, 20 april 1989 en 29 juni 1989;
  b) "Minister", de Minister van Binnenlandse Zaken;
  c) "Directeur-generaal",
  1° de Directeur-generaal van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen, voor de gewetensbezwaarden die aangewezen zijn bij één van de in artikel 21 van de gecoördineerde wetten genoemde instellingen;
  2° de Directeur-generaal van de Civiele Bescherming, voor de bij de civiele bescherming aangewezen gewetensbezwaarden;
  d) "overheid",
  1° de provinciegouverneur of zijn gemachtigde, voor de gewetensbezwaarden die aangewezen zijn bij een van de in artikel 21 van de gecoördineerde wetten genoemde instellingen;
  2° de ambtenaar van de centrale diensten van de civiele bescherming of zijn vervanger, die ten minste met een graad van rang 10 is bekleed en die de gewetenbezwaarde onder bevel heeft, wat de gewetensbezwaarden betreft die bij deze diensten van de civiele bescherming zijn aangewezen;
  3° de ambtenaar die belast is met de directie van de permanente eenheid of de grote wacht van de civiele bescherming of zijn vervanger, voor de bij deze diensten van de civiele bescherming aangewezen gewetensbezwaarden;
  e) "instelling", elke publiek- of privaatrechtelijke instelling die overeenkomstig artikel 21 van de gecoördineerde wetten bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit aangewezen of erkend is, of elke dienst van de instelling, alsmede de verschillende diensten van de civiele bescherming waarbij de gewetensbezwaarden aangewezen kunnen worden;
  f) "dienst", de administratieve toestand waarin de gewetensbezwaarde zich bevindt wanneer hij hetzij in werkelijke dienst, hetzij op non-activiteit is.

Art.2. Aan dit besluit zijn onderworpen, de van elke militaire dienst vrijgestelde en geschikt verklaarde gewetensbezwaarden.

TITEL II. - Gemene bepalingen.
HOOFDSTUK I. - De werkelijke diensttermijn.
Art.3. Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder :
  1° "werkelijke diensttermijn", de periode werkelijke dienst die de gewetensbezwaarde wettelijk gehouden is te volbrengen;
  2° "diensttermijn", de termijn werkelijke dienst die de gewetensbezwaarde effectief volbrengt, voorafgegaan door, aangevuld met of onderbroken door periodes van non-activiteit.

Art.4. De werkelijke diensttermijn vangt aan op de dat dat de daartoe opgeroepen gewetensbezwaarde zich meldt op de voor zijn indiensttreding bepaalde plaats.
  Van deze termijn worden afgetrokken :
  1° de tijd die in een door de Koning aangewezen verpleeginrichting werd doorgebracht voor het medisch onderzoek inzake lichamelijke geschiktheid of voor de inobservatiestelling die aan de laatste beslissing tot geschiktheid voor de dienst voorafging;
  2° de tijd in een verpleeginrichting doorgebracht naar aanleiding van de opneming ter observatie die voorafgaat aan de laatste beslissing waarbij de betrokkene voor de dienst geschikt is bevonden;
  3° de tijd in een verpleeginrichting doorgebracht, wanneer de gewetensbezwaarde tijdens de overgifteverrichtingen in de door de Koning voor het medisch onderzoek inzake lichamelijke geschiktheid aangewezen verpleeginrichting hetzij gehospitaliseerd werd, hetzij in observatie gehouden werd ten gevolge van een ongeluk of van een ziekte opgedaan of verergerd tijdens een verblijf in die verpleeginrichting.

Art.5. Bij de afloop van zijn diensttermijn wordt de gewetensbezwaarde met onbepaald verlof gezonden.
  De toepassing van deze bepaling kan bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit geschorst worden wanneer de omstandigheden dit vergen. De regering dienst deze beslissing onmiddellijk ter kennis te brengen van de Kamers.
  De gewetensbezwaarde die in een verpleeginrichting in behandeling is op het ogenblik dat hij met onbepaald verlof gezonden zou moeten worden, kan in dienst gehouden worden. Hij wordt met onbepaald verlof gezonden zodra zijn gezondheidstoestand het toelaat of wanneer hij het wenst.

Art.6. Bij de afloop van termijnen bedoeld in artikel 3 van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of als hij bij reform ontslagen wordt met toepassing van artikel 26 van de gecoördineerde wetten wordt de gewetensbezwaarde met definitief verlof gezonden.

HOOFDSTUK II. - De stand.
Art.7. De gewetensbezwaarde is ofwel in werkelijke dienst, ofwel op non-activiteit.

Art.8. § 1. De gewetensbezwaarde is in werkelijke dienst in alle gevallen die niet bepaald worden in artikel 9 van dit besluit.
  § 2. De gewetensbezwaarde is in elk geval in werkelijke dienst :
  1° terwijl hij in een verpleeginrichting verblijft, mits deze periode voorafgaat aan de laatste beslissing waarbij de betrokkene geschikt bevonden is,
  2° wanneer hij op het einde van een periode van werkelijke dienst arbeidsongeschikt is tengevolge van kwesturen opgelopen of ziekten opgedaan of verergerd in werkelijke dienst en wanneer hij in werkelijke dienst wenst te blijven, onder dezelfde voorwaarden dan voor de dienstplichtigen.

Art.9. Geacht wordt van rechtswege op non-activiteit te zijn :
  1° de gewetensbezwaarde die hetzij op zijn verzoek, hetzij om gezondheidsredenen, hetzij van ambtswege tijdelijk van zijn ambt ontheven wordt;
  2° de gewetensbezwaarde veroordeeld tot een vrijheidsstraf, terwijl hij deze straf ondergaat;
  3° de gewetensbezwaarde van wie de afwezigheid onregelmatig is bevonden;
  4° de gewetensbezwaarde die zich bevindt in de periode die verloopt tussen het verblijf in de door de Koning voor het medisch onderzoek inzake lichamelijke geschiktheid aangewezen verplegingsinrichting en de dag waarop hij zich, daartoe opgeroepen, bij zijn instelling vervoegt.

Art.10. Tijdelijke ambtsontheffing heeft voor de gewetensbezwaarde in werkelijke dienst slechts in de volgende gevallen plaats :
  1° op eigen verzoek,
  2° om gezondheidsredenen,
  3° van ambtswege voor het geval bedoeld in artikel 26, derde lid van de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962.
  Voor de toepassing van voornoemd artikel 26 wordt verstaan onder overheid de overheid bepaald in dit besluit.

Art.11. De gewetensbezwaarde die hierom verzoekt, kan door de Minister tijdelijk uit zijn ambt ontheven worden. Behoudens uitzonderlijke redenen, waarover de Minister bij gemotiveerde beslissing oordeelt, mag de duur van alle ontheffingen op eigen verzoek een totaal van twaalf maanden niet overschrijden.
  De aanvraag om tijdelijke ambtsontheffing moet schriftelijk bij de overheid ingediend worden, de begin- en einddatum van ambtsontheffing vermelden en met redenen omkleed zijn. Behoudens dringende gevallen, moet zij ten minste één maand voor de begindatum van de ambtsontheffing ingediend worden. De overheid stuurt de aanvraag samen met haar advies naar de Minister.

Art.12. De gewetensbezwaarde wordt tijdelijk van zijn ambt ontheven om gezondheidsredenen voor elke periode van afwezigheid om gezondheidsredenen die niet het gevolg is van kwesturen opgelopen of ziekten opgedaan of verergerd in werkelijke dienst.

Art.13. De gewetensbezwaarde die zich in een van de in artikel 10 van dit besluit bedoelde gevallen bevindt, blijft onderworpen aan de tuchtbepalingen die van toepassing op gewetensbezwaarden zijn.

HOOFDSTUK III. - De arbeidsvoorwaarden.
Art.14. Binnen de perken van zijn statuut moet de gewetensbezwaarde dezelfde arbeidsvoorwaarden genieten als een persoon die in dezelfde instelling gelijkaardige functies uitoefent.

HOOFDSTUK IV. - Machtiging om het nationaal grondgebied te verlaten.
Art.15. De machtiging het nationaal grondgebied te verlaten moet behoudens dringende gevallen, tenminste vijftien dagen voor het vertrek schriftelijk worden aangevraagd bij de overheid.

HOOFDSTUK V. - Verloven.
Art.16. De gewetensbezwaarde in werkelijke dienst kan de volgende verloven bekomen :
  1° reglementaire verloven;
  2° spoedverloven om gewichtige redenen;
  3° vergunningen.
  De gewetensbezwaarde die een verlof of een vergunning bedoeld in het eerste lid geniet bevindt zich in werkelijke dienst.

Afdeling I. - Reglementaire verlof.
Art.17. De verlofaanvraag moet drie werkdagen voor de begindatum van het verlof schriftelijk worden ingediend bij de overheid en de begin- en einddatum van het verlof moet erin vermeld zijn.
  Het verlof mag alleen om dienstredenen geweigerd worden.

Art.18. De reglementaire verloven kunnen met spoedverloven om gewichtige redenen en vergunningen worden samengevoegd.

Art.19. Wat de periode en de duur van het reglementair verlof betreft, genieten de volgende gewetensbezwaarden de voorrang onder hen :
  1° de werkzoekende gewetensbezwaarden;
  2° de leiders van jeugdbewegingen voor de kampperioden waartoe zij opgeroepen zijn;
  3° de gewetensbezwaarden die een bij wet bepaalde politieke functie vervullen, ten aanzien van de activiteiten die met die functie rechtstreeks samenhangen.
  Een weigering van een aanvraag van een verlof bedoeld in het eerste lid moet uitdrukkelijk gemotiveerd worden.

Sectie II. - Spoedverlof om gewichtige redenen.
Art.20. § 1. De spoedverloven om gewichtige redenen bedoeld in artikel 84, 1° tot 4° en artikel 100, 1° tot 4°, van dit besluit worden aan de gewetensbezwaarde door de overheid toegekend.
  § 2. Het spoedverlof om gewichtige redenen bedoeld in artikel 84, 5°, en in artikel 100, 5°, van dit besluit wordt door de Minister toegekend.
  Het kan ingetrokken worden indien vastgesteld wordt dat de redenen die tot het toestaan leidden weggevallen zijn.

Art.21. Dit verlof moet schriftelijk bij de overheid ingediend worden, met bijvoeging van de bewijsstukken, zodra de betrokkene weet op welke datum de gebeurtenis valt die op een dergelijk verlof recht geeft.
  In spoedeisende gevallen, verwittigt de gewetensbezwaarde zelf of door tussenkomst van een derde persoon uit zijn omgeving op de snelste wijze. Hij moet de stavingsbewijzen voor zijn aanvrag zo snel mogelijk opsturen.

Art.22. Op verzoek van de gewetensbezwaarde kan het spoedverlof om gewichtige redenen door de overheid verlengd worden door een reglementair verlof of een vergunning waarop hij aanspraak kan maken.

Afdeling III. - Vergunningen.
Art.23. De gewetensbezwaarde geniet de volgende vergunningen :
  - de vergunningen wegens familieomstandigheden;
  - de vergunningen om bijzondere redenen.

Art.24. De vergunningen worden door de overheid toegekend, hetzij van ambtswege hetzij op het verzoek van de betrokkene.
  In dit geval zijn de bepalingen van artikel 21 mede van toepassing.

Art.25. Op verzoek van de gewetensbezwaarde, kunnen de vergunningen door de overheid verlengd worden door het toekennen van verloven, voor zover de dienst het toelaat.

HOOFDSTUK VI. - Tuchtregime.
Afdeling I. - Plichten en rechten.
Art.26. De gewetensbezwaarde waakt er altijd over dat de belangen van de instelling waarvoor hij aangewezen is, gevrijwaard worden.

Art.27. De gewetensbezwaarde gehoorzaamt, in de dienst, onverwijld zijn hiërarchische meerderen, voert de bevelen stipt uit en vervult zijn taak ijverig en correct.
  Wanneer hij zich door het gekregen bevel benadeeld acht, mag hij daarna een bezwaar bij de overheid indienen.
  Hij mag zijn prestaties niet staken zonder voorafgaande toestemming van de persoon belast met de dagelijkse controle op de gewetensbezwaarde binnen de instelling.

Art.28. Elke gewetensbezwaarde moet de meest volstrekte beleefdheid in acht nemen, zowel in zijn dienstbetrekkingen met zijn meerderen en collega's als in zijn omgang met het publiek.
  Hij moet alles vermijden wat het vertrouwen van het publiek kan schaden of afbreuk kan doen aan de eer of de waardigheid van zijn statuut of van de instelling waarbij hij aangewezen is.

Art.29. Behoudens buitengewone omstandigheden beschikt de gewetensbezwaarde over de nodige tijd om zijn godsdienstplichten te vervullen op de door zijn eredienst gestelde dagen.
  Precies evenveel tijd wordt aan de gewetensbezwaarde gegund om een consulent van een niet-confessionele levensbeschouwing naar keuze te ontmoeten.

Art.30. Onverminderd de andere bepalingen die de uitoefening van politieke activiteiten en mandaten regelen, is de gewetensbezwaarde gerechtigd die activiteiten en mandaten uit te oefenen voor zover het verenigbaar is met de behoeften van de dienst en die activiteiten plaats hebben buiten de diensturen.

Art.31. De gewetensbezwaarde is gerechtigd een winstgevende activiteit uit te oefenen terwijl hij zijn diensttermijn vervult, mits dit verenigbaar is met de belangen van de dienst.
  Een weigering toe te schrijven aan de belangen van de dienst moet in het bijzonder gemotiveerd worden door de Directeur-generaal.
  In geval van arbeidsongeval overkomen tijdens de uitoefening van een winstgevende activiteit, blijven de wettelijke bepalingen van toepassing betreffende de schadeloosstelling van de arbeidsongevallen en de burgerlijke aansprakelijkheid van de werkgever.

Afdeling II. - Disciplinaire vergrijpen.
Art.32. Aan een disciplinair vergrijp maakt zich schuldig de gewetensbezwaarde die zijn plichten niet nakomt of de voorschriften en reglementen van politie of dienst, die van kracht zijn in de instelling waar hij zijn dienst vervult, niet naleeft.

Art.33. De gewetensbezwaarde die door wanorde of buitensporigheden lichamelijke of materiële schade veroorzaakt bij andere, kan gestraft worden, onverminderd de vergoeding van de veroorzaakte schade.

Art.34. Het is iedere gewetensbezwaarde verboden, rechtstreeks of via tussenpersonen, zelfs buiten zijn dienst maar uit hoofde daarvan welke giften of beloningen ook te vragen, te eisen of aan te nemen.

Art.35. Het is de gewetensbezwaarde verboden feiten te onthullen waarvan hij uit hoofde van zijn functie kennis zou hebben en die uiteraard of krachtens voorschriften van de hiërarchische meerderen geheim zijn.

Afdeling III. - Tuchtstraffen.
Art.36. De tuchtstraffen moeten niet alleen in evenredigheid zijn met de zwaarte van de fouten, maar ook met het gewoon gedrag van de gewetensbezwaarde, met de duur van de diensttijd die hij volbracht heeft en met zijn kennis van de tuchtregelen.

Art.37. Het is verboden een tuchtstraf of te leggen wegens misdrijven die onder de bevoegdheid van de strafrechtbanken vallen en niet tevens tuchtvergrijpen zijn.

Art.38. Wanneer de fouten het dubbel karakter van inbreuk op de strafbepalingen en van tuchtvergrijp hebben, zijn de publieke vordering en de disciplinaire vordering onafhankelijk van elkaar.

Art.39. Twee opeenvolgende straffen mogen niet worden opgelegd wegens vergrijpen waarvan het ene het rechtstreeks gevolg is van het andere; indien verscheidene tuchtvergrijpen gelijktijdig begaan werden of met elkander in nauw verband staan, kan daarvoor slechts één enkele straf opgelegd worden.

Art.40. De tuchtactie mag slechts betrekking hebben op feiten die zich voorgedaan hebben of vastgesteld werden in de zes maanden die de datum waarop de actie ingezet wordt, voorafgaan.

Afdeling IV. - De procedure.
Art.41. Voordat de overheid een tuchtstraf uitspreekt of voorstelt wordt de gewetensbezwaarde vooraf over de feiten ondervraagd.

Art.42. De tuchtstraf wordt zo spoedig mogelijk uitgesproken nadat zorgvuldig alle omstandigheden zijn onderzocht waarin de begane fout zich voordeed.

Art.43. De redenen voor de straffen worden klaar en duidelijk, in beknopte termen gesteld, derwijze dat de bedreven fout juist en nauwkeurig beoordeeld kan worden, en met opgave van de eventuele verzwarende en verzachtende omstandigheden waarmee de fout gepaard ging.

Art.44. De tuchtstraf wordt de gewetensbezwaarde bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht.

Art.45. Wanneer vastgesteld wordt dat het onmogelijk is de straf aan de gewetensbezwaarde persoonlijk te betekenen, gebeurt de kennisgeving geldig aan de burgemeester van de woonplaats van de gewetensbezwaarde of, wanneer die woonplaats onbekend is, aan de burgemeester van zijn militiewoonplaats.

Art.46. Alle tuchtstraffen worden in het dossier van de gewetensbezwaarde ingeschreven.

Afdeling V. - Het beroep.
Art.47. De gewetensbezwaarde tegen wie een andere tuchtstraf dan deze bedoeld in artikel 87, 1°, en in artikel 109, 1°, is uitgesproken, kan per bij de post aangetekende brief een beroep indienen binnen zeven dagen na de betekening van de straf.

Art.48. Het beroep wordt ofwel gericht aan de Directeur-generaal, indien het de overheid is die de tuchtstraf heeft opgelegd, of aan de Minister, indien de Directeur-generaal ze heeft opgelegd.

Art.49. Het beroep schorst de uitvoering van de tuchtstraf.

Art.50. De beslissing over het beroep wordt genomen binnen veertig dagen na de ontvangst ervan.

Art.51. Vooraleer uitspraak te doen over het beroep, verzoekt de Directeur-generaal de gewetensbezwaarde schriftelijk zijn verweermiddelen voor te leggen en vraagt hij aan de overheid een advies met vermelding van de redenen der beslissing waartegen beroep is aangetekend.
  Indien hij het nuttig acht, ontvangt de Directeur-generaal de gewetensbezwaarde in hoorzitting, hetzij op verzoek van laatstgenoemde, hetzij ambtshalve.

Art.52. Vooraleer uitspraak te doen over het beroep, wint de Minister het advies in van een beroepscommissie.
  De Minister bepaalt de samenstelling en de werkwijze van deze commissie en de te volgen procedure.

Art.53. De tuchtstraf mag niet verzwaard worden.
  De beslissing wordt met redenen omkleed.
  De Minister motiveert in het bijzonder elke beslissing die niet overeenstemt met het advies van de beroepscommissie

Art.54. De beslissing wordt aan de gewetensbezwaarde betekend, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 44 en 45 van dit besluit.

Afdeling VI. - Wettelijke maatregelen met disciplinair karakter.
Art.55. Ten opzichte van de gewetensbezwaarden kunnen de volgende wettelijke maatregelen met disciplinair karakter uitgesproken worden :
  1° de terugroeping in dienst;
  2° de wegzending uit de dienst.

Onderafdeling I. - De terugroeping in dienst.
Art.56. De gewetensbezwaarde met onbepaald verlof kan in dienst worden teruggeroepen voor de duur van ten hoogste dertig dagen, wanneer hij de bepalingen van artikel 30 overtreedt of krachtens de artikelen 31, 32, 33 of 33bis van de gecoördineerde wetten veroordeeld werd.

Onderafdeling II. - De wegzending uit de dienst.
Art.57. De wegzending uit de dienst wordt uitgesproken ten opzichte van de gewetensbezwaarde in dienst of met onbepaald verlof die :
  1° volstrekt onverbeterlijk blijkt of onwaardig is om te dienen;
  2° veroordeeld is tot een van de straffen, bedoeld bij artikel 24, § 1, 1° tot 3° van de gecoördineerde wetten;

Art.58. De gewetensbezwaarde in dienst, die voorgesteld is om als volstrekt onverbeterlijk en onwaardig om te dienen uit de dienst weggezonden te worden, moet verscheidene tuchtstraffen opgelopen hebben wegens feiten waaruit duidelijk blijkt dat hij onmogelijk te verbeteren is, en die tot onwaardigheid om te dienen moeten leiden.
  De gewetensbezwaarde kan voor de wegzending uit de dienst uitgesproken is, overgeplaatst worden naar een andere dienst van de instelling of zelfs naar een andere instelling.

Art.59. In het bij artikel 24, § 1, 3°, van de gecoördineerde wetten bepaalde geval, moet de Directeur-generaal voorafgaandelijk het advies van de betrokken Procureur-generaal inwinnen over het vrijwillige karakter van het misdrijf.

Art.60. Alleen de veroordelingen die door Belgische of buitenlandse rechtscolleges uitgesproken werden en in kracht van gewijsde gegaan zijn, kunnen in aanmerking worden genomen voor de toepassing van artikel 57, 2°.

Onderafdeling III. - De procedure.
Art.61. De wegzending uit de dienst en de terugroeping in dienst worden op voorstel van de Directeur-generaal door de Minister uitgesproken.

Art.62. Het voorstel bedoeld in artikel 61, wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en aan de betrokken gewetensbezwaarde meegedeeld. De gewetensbezwaarde wordt vooraf over de feiten ondervraagd.

Art.63. De gewetensbezwaarde beschikt over een termijn van zeven dagen, vanaf de dag na de mededeling van het voorstel, om zijn verweermiddelen uiteen te zetten. Ze worden bij het voorstel gevoegd dat naar de Minister wordt gestuurd.

Art.64. De wettelijke maatregel met disciplinair karakter wordt met redenen omkleed. Hij wordt de gewetensbezwaarde ter kennis gebracht overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 44 en 45 van dit besluit.

Afdeling VII. - Het gevolg dat aan sommige disciplinaire vergrijpen moet worden gegeven.
Art.65. Onverminderd de tuchtmaatregelen die uitgesproken zouden worden, meldt de overheid de Minister of zijn gemachtigde welke gewetensbezwaarde :
  1° zonder toelating uit zijn dienst of zijn instelling wegblijft gedurende meer dan drie dagen in oorlogstijd of gedurende meer dan acht dagen in vredestijd;
  2° die alleen reist, in oorlogstijd drie dagen of in vredestijd acht dagen na de gestelde dag niet ter bestemming is aangekomen;
  3° met vergunning of verlof zich in oorlogstijd drie dagen of in vredestijd vijftien dagen na het einde van zijn verlof of vergunning niet bij zijn dienst of instelling gevoegd heeft.

Art.66. Ze meldt ook welke gewetensbezwaarde :
  1° zich aan zijn verplichtingen onttrokken heeft, geweigerd heeft aan een bevolen dienst deel te nemen of die opzettelijk niet uitgevoerd heeft;
  2° ofwel materieel, ofwel uitrustings- of kledingsstukken die hem werden toevertrouwd weggegeven, verpand, uitgeleend, te koop aangeboden, verkocht of verduisterd heeft, ze vrijwillig vernietigd of beschadigd heeft, of geweigerd heeft ze terug te geven, wanneer hem dat gevraagd werd;
  3° zich schuldig gemaakt heeft aan grove nalatigheid bij het bewaren of onderhouden van ofwel het materieel, ofwel de uitrustings- en kledingsstukken, die hem werden toevertrouwd.

Art.67. De Minister of zijn gemachtigde geeft de gewetensbezwaarde bedoeld in artikelen 65 en 66 aan bij de procureur des Konings met het oog op eventuele vervolgingen.

TITEL III. - Bepalingen die van toepassing zijn op de gewetensbezwaarden aangewezen bij een van de instellingen bedoeld bij artikel 21 van de gecoördineerde wetten of bij een centrale dienst van de civiele bescherming.
HOOFDSTUK I. - Taken.
Art.68. De gewetensbezwaarde vervult de taken waarvoor hij is aangewezen.
  Wanneer de noodwendigheden van de werking van de instelling of de situatie van de gewetensbezwaarde het vereisen, kunnen die taken in de loop van de dienst worden gewijzigd, nadat de overheid de nieuwe taken aanvaard heeft. Wat de taken van gezondheidszorg, bijstand of van sociale of culturele aard betreft moeten die taken overeenkomen met die beschreven in de erkennings- of aanwijzingsbeslissing.

Art.69. De instelling is verantwoordelijk voor de ontvangst en de integratie van de gewetensbezwaarde, alsmede voor de opleiding in rechtstreeks verband met de door deze laatste te vervullen taken in de instelling.

HOOFDSTUK II. - Arbeidsvoorwaarden.
Art.70. Alle bepalingen van de arbeidswet zijn van toepassing op de gewetensbezwarden, o.m. de regels betreffende de wekelijkse maximumduur an de arbeid, de dagelijkse maximumduur, nacht- en zondagswerk.

Art.71. Het dienstrooster van de prestaties van de gewetensbezwaarde moet conform de regels zijn van de arbeidswet en van de uitvoeringsbesluiten ervan, alsmede van de collectieve arbeidsovereenkomsten die van toepassing zijn in de sector waarin de gewetensbezwaarde zijn burgerdienst vervult en van de overeenkomsten die op het niveau van de instelling gesloten worden. Het wordt ten laatste op de dag van indiensttreding van de gewetensbezwaarde in overleg met de overheid vastgelegd door de persoon belast met de dagelijkse controle op de gewetensbezwaarde binnen de instelling.

Art.72. Wanneer de noodwendigheden van de werking van de instelling of de bijzondere situatie van de gewetensbezwaarde het vereisen, kan die dienstrooster in de loop van de dienst worden gewijzigd, nadat de overheid het nieuwe rooster aanvaard heeft.

Art.73. § 1. De gewetensbezwaarde geniet de verlofdagen die aan geheel het personeel van de instelling worden verleend, voor zover deze verloven voortvloeien uit de wet, een decreet, een besluit, een collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is in de sector waarin de gewetensbezwaarde zijn dienst vervult of uit een overeenkomst die met de instelling gesloten werd, en voor zover zij niet als jaarlijkse vakantie tellen.
  § 2. Wanneer één van die dagen op een zondag valt of op een dag van inactiviteit van de instelling of van de gewetensbezwaarde, moet het compensatiesysteem toegepast worden dat op de andere leden van de instelling van toepassing is.
  § 3. De dienst die op één van die dagen verzekerd wordt geeft aanleiding tot recuperatie.

HOOFDSTUK III. - Zendingen.
Art.74. De arbeid van de gewetensbezwaarde moet in principe in en voor de instelling waarvoor hij aangewezen is, gepresteerd worden.
  Toch kunnen zendingen buiten de instelling toegestaan worden onder de voorwaarden en volgens de procedure die hierna is bepaald.

Art.75. De zendingen buiten de instelling moeten overeenkomen met de taken die de gewetensbezwaarde binnen de instelling moet vervullen.

Art.76. De aanvraag voor een zending in het binnenland moet, samen met de stavingsdocumenten voor de zending, behoudens dringende gevallen ten minste vijf dagen voor de datum van de zending ingediend worden bij de overheid. Die overheid doet zo spoedig mogelijk uitspraak.
  Wanneer de zending niet langer dan een dag duurt, is de persoon belast met de dagelijkse controle op de gewetensbezwaarde binnen de instelling gemachtigd de gewetensbezwaarde een zendingstoelating te geven. Hij brengt de overheid daarvan op de hoogte.

Art.77. De aanvraag om een zending in een Europees land moet, samen met de stavingsdocumenten voor de zending, ten minste vijftien dagen voor de datum van de zending ingediend worden bij de overheid, die zo spoedig mogelijk uitspraak doet en de Directeur-generaal daarvan op de hoogte brengt.

Art.78. De aanvraag om een zending buiten Europa moet, samen met de stavingsdocumenten voor de zending, ten minste een maand voor de datum van de zending ingediend worden bij de overheid. Die legt de aanvraag, samen met haar advies, ter beslissing voor aan de Directeur-generaal.

Art.79. De gewetensbezwaarde in zending bevindt zich in werkelijke dienst.

HOOFDSTUK IV. - Verloven.
Afdeling I. - Reglementair verlof.
Art.80. De gewetensbezwaarde geniet twee dagen reglementaire verlof per maand werkelijke dienst.

Art.81. De verloven worden per volledige werkdagen geteld. Op verzoek van de belanghebbende echter kunnen de verloven in halve dagen opgedeeld worden. In dat geval moet vermeld worden of het verlof in de voormiddag of in de namiddag valt.

Art.82. De gewetensbezwaarde moet twee dagen reglementaire verlof reserveren voor de laatste dienstmaand.

Art.83. De verlofaanvraag moet vergezeld zijn van het advies van de persoon belast met de dagelijkse controle op de gewetensbezwaarde binnen de instelling betreffende de opportuniteit van het verlof in verband met de behoeften van de dienst.

Afdeling II. - Spoedverlof om gewichtige redenen.
Art.84. De redenen en de duur van het verlof worden hierna bepaald :
  1° overlijden van een bloed- of aanverwant :
  a) in de eerste draag (echtgenote, kind, vader, moeder, schoonmoeder, schoonvader, schoondochter, schoonzoon) : vier opeenvolgende dagen die ten laatste de dag voorafgaand aan de begrafenis aanvangen;
  b) in de tweede graad (broer, zuster, schoonzuster, schoonbroer, grootvader, grootmoeder van de gewetensbezwaarde of zijn echtgenote) onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde : twee dagen, al dan niet opeenvolgend, te kiezen in de periode die aanvangt op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis;
  c) in de tweede graad, maar niet onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde de dag van de begrafenis;
  d) vanaf de derde graad en onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde de dag van de begrafenis;
  2° bijzonder ernstige gezondheidstoestand, ziekte of ongeval van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of de tweede graad en onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde van maximum vier opeenvolgende dagen.
  3° overlijden, bijzonder ernstige gezondheidstoestand, ziekte of ongeval van de voogd of de pupil : van maximum vier opeenvolgende dagen, die bij een overlijden ten laatste de dag voorafgaand aan de begrafenis aanvangt;
  4° bevalling van de echtgenote vier dagen, al dan niet opeenvolgend, naar keuze van belanghebbende;
  5° in uitzonderlijke omstandigheden wegens ernstige redenen voor een duur die geval per geval bepaald wordt.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt het geadopteerd kind gelijkgesteld met het kind wiens afstamming wettelijk vaststaat.

Afdeling III. - Vergunningen.
Onderafdeling I. - Vergunningen wegens familieomstandigheden.
Art.85. De redenen en de duur van vergunningen wegens familieomstandigheden worden hierna bepaald :
  1° huwelijk van de gewetensbezwaarde vier dagen, al dan niet opeenvolgend en de dag van de plechtigheid inbegrepen;
  2° huwelijk van een kind van de gewetensbezwaarde twee dagen, al dan niet opeenvolgend en de dag van de plechtigheid inbegrepen;
  3° huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste of de tweede graad : de dag van de plechtigheid;
  4° effectieve woonstverandering ten gevolge van een mutatie nadat de gewetensbezwaarde zijn instelling van aanwijzing heeft vervoegd : twee dagen, al dan niet opeenvolgend, naar keuze van belanghebbende;
  5° plechtige communie van een kind of de daarmee overeenstemmende plechtigheid van een andere erkende cultus : de dag van de plechtigheid;
  6° de deelneming van een kind aan het feest van de vrijzinnige jeugd : de dag van de plechtigheid;
  7° bijwonen van een bijeenkomst van de familieraad bijeengeroepen door een vrederechter : de dag van de bijeenkomst.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt het geadopteerd kind gelijkgesteld met het kind wiens afstamming wettelijk vaststaat.

Onderafdeling II. - Vergunningen om bijzondere redenen.
Art.86. Er wordt een vergunning om bijzondere redenen toegestaan aan :
  1° de gewetensbezwaarde van wie de werkelijke diensttermijn verstrijkt op een zondag, een wettelijke of reglementaire feestdag of de dag daaropvolgend : voor de duur bij ministerieel besluit bepaald;
  2° de gewetensbezwaarde als individuele of collectieve beloning voor uitzonderlijke prestaties : één tot drie dagen met een globaal maximum van drie dagen voor het geheel van de werkelijke diensttermijn;
  3° de geselecteerde gewetensbezwaarde, sportbeoefenaar van hoog niveau, voor wedstrijden of ontmoetingen van nationaal of internationaal niveau van burgerlijke aard : voor de duur van deze evenementen en de verplaatsingen;
  4° de gewetensbezwaarde die bloed heeft gegeven : de dag zelf van de bloedgift alsmede een dag naar keuze van belanghebbende gedurende de maand die op de bloedgift volgt; de gewetensbezwaarde mag slechts éénmaal per kwartaal gebruik maken van die vergunning;
  5° de gewetensbezwaarde in een instelling waar de zesdaagse werkweek wordt toegepast : voor de afwezigheid op zaterdag.

HOOFDSTUK V. - Tuchtregime.
Afdeling I. - De tuchtstraffen.
Art.87. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :
  1° de vermaning;
  2° de interne overplaatsing;
  3° de indiensthouding.

Art.88. De interne overplaatsing heeft als gevolg een gewetensbezwaarde over te plaatsen naar een andere dienst of naar andere taken binnen de instelling.
  Ze kan tijdelijk of definitief zijn.

Art.89. _
  § 1. De indiensthouding wordt uitgesproken ten opzichte van de gewetensbezwaarde die zich schuldig gemaakt heeft :
  1° aan ongewettigde afwezigheid;
  2° herhaaldelijk en hoewel hij tot de orde geroepen werd, aan wangedrag, slechte wil of nalatigheid;
  3° aan een ernstig vergrijp tegen de tucht.
  § 2. De gewetensbezwaarde wordt in dienst gehouden :
  - voor een dag per dag ongewettigde afwezigheid;
  - voor dertig dagen maximum per tuchtvergrijp bedoeld bij § 1, 2° of 3° van dit artikel.
  De termijn van de indiensthouding mag niet langer duren dan honderd dagen.

Afdeling II. - De procedure.
Art.90. De vermaning wordt door de overheid uitgesproken.

Art.91. § 1. De interne overplaatsing en de indiensthouding worden op voorstel van de overheid door de Directeur-generaal uitgesproken.
  § 2. Het voorstel tot toepassing van één van de straffen genoemd bij § 1, wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en aan de betrokken gewetensbezwaarde meegedeeld.
  § 3. De gewetensbezwaarde beschikt over een termijn van drie dagen, vanaf de dag waarop hij het voorstel geviseerd heeft, om zijn verwermiddelen uiteen te zetten. Die worden bij het voorstel gevoegd, dat naar de Directeur-generaal wordt gestuurd samen met een mogelijk verzoek door de Directeur-generaal gehoord te worden voor deze uitspraak doet.
  De Directeur-generaal gaat slechts in op een dergelijk verzoek wanneer hij het nodig acht.

TITEL IV. - Bepalingen toepasselijk op de gewetensbezwaarden die aangewezen zijn bij een permanente eenheid of bij de hoofdwacht van de civiele bescherming.
HOOFDSTUK I. - Het onderricht.
Art.92. De gewetensbezwaarde krijgt een onderricht dat past bij de behoorlijke uitvoering van de taken die hij zal moeten verrichten tijdens zijn dienst.

HOOFDSTUK II. - De taken.
Art.93. De gewetensbezwaarde dient deel te nemen aan alle taken van de dienst waarvoor hij is aangewezen, met uitzondering van de taken die verband houden met het civiele opsporingsnet en met taken van vertrouwelijke of geheime aard.

HOOFDSTUK III. - De reglementering van de arbeidstijd.
Art.94. § 1. De gewetensbezwaarde valt onder de toepassing van een arbeidsregeling met vier ploegen in continudienst.
  Deze regeling behelst prestaties van 96 uur, verdeeld in 24 uur ononderbroken dienst en 72 uur rust.
  § 2. Met uitzondering van de interventies, de wacht en de zendingen buiten het kwartier, wordt de ononderbroken dienst van 24 uur verdeeld in :
  - een periode van 13 uur voor het werk, de corvees, het onderricht en de oefeningen;
  - een periode van acht uur voor de nachtrust;
  - een periode van drie uur voor het ochtendtoilet en de maaltijden.

Art.95. Tijdens de onderrichtperiode presteert de gewetensbezwaarde dagelijks 7 uur 36' dienst, van maandag tot en met vrijdag.

Art.96. De langdurige interventies worden als volgt geregeld :
  § 1. In uitzonderlijke omstandigheden kan de overheid steeds de gewetensbezwaarde in dienst houden gedurende ten hoogste 72 uur.
  § 2. In dezelfe omstandigheden kan de overheid steeds de gewetensbezwaarde in dienst terugroepen tijdens de normale rustperiode van 72 uur of tijdens een verlof of vergunning.
  § 3. De prestaties geleverd in toepassing van §§ 1 en 2, geven aanleiding tot recuperatie ten belope van de gepresteerde uren.

HOOFDSTUK IV. - De verloven.
Afdeling I. - Het reglementair verlof.
Art.97. De gewetensbezwaarde geniet één prestatie reglementair verlof per maand werkelijke dienst.

Art.98. De verloven worden in volle prestaties gerekend. De gewetensbezwaarde wordt echter gemachtigd één enkele prestatie op te splisten in breuken van ten minste zes uur.

Art.99. De gewetensbezwaarde moet één prestatie reglementair verlof reserveren voor de laatste dienstmaand.

Afdeling II. - Het spoedverlof om gewichtige redenen.
Art.100. De redenen en de duur van het spoedverlof worden hieronder vastgelegd :
  1° overlijden van een bloed- of aanverwant :
  a) in de eerste graad (echtgenote, kind, vader, moeder, schoonvader, schoonmoeder, schoondochter, schoonzoon) : één prestatie die ten laatste de dag voorafgaand aan de begrafenis aanvangt;
  b) in de tweede graad (broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, grootvader, grootmoeder van de gewetensbezwaarde of zijn echtgenote) onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde : zestien uren te kiezen in de periode die aanvangt de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis;
  c) in de tweede graad, niet onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde : acht uren, de dag van de begrafenis;
  d) vanaf de derde graad en onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde : acht uren, de dag van de begrafenis;
  2° bijzonder ernstige gezondheidstoestand van een bloed- of aanverwant in de eerste, of de tweede graad en onder hetzelfde dak wonend als de gewetensbezwaarde : maximum één prestatie;
  3° overlijden, bijzonder ernstige gezondheidstoestand, ziekte of ongeval van de voogd of de pupil: maximum één prestatie die bij een overlijden ten laatste de dag voorafgaand aan de begrafenis aanvangt;
  4° bevalling van de echtgenote : één prestatie naar keuze van belanghebbende;
  5° in uitzonderlijke omstandigheden wegens ernstige redenen : voor een duur die geval per geval bepaald wordt.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt het geadopteerd kind gelijkgesteld met het kind wiens afstamming wettelijk vaststaat.

Afdeling III. - Vergunningen.
Onderafdeling I. - Vergunningen wegens familieomstandigheden.
Art.101. De redenen en de duur van vergunningen wegens familieomstandigheden worden hierna bepaald :
  1° huwelijk van de gewetensbezwaarde : één prestatie, de dag van de plechtigheid inbegrepen;
  2° huwelijk van een kind van de gewetensbezwaarde : zestien uur, de dag van de plechtigheid;
  3° huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste of de tweede graad : acht uur, de dag van de plechtigheid;
  4° effectieve woonstverandering ten gevolge van een mutatie nadat de gewetensbezwaarde zijn instelling van aanwijzing heeft vervoegd : zestien uur, naar keuze van belanghebbende;
  5° plechtige communie van een kind of de daarmee overeenstemmende plechtigheid van een andere erkende cultus : acht uur, de dag van de plechtigheid;
  6° deelneming van een kind aan het feest van de vrijzinnige jeugd : acht uur, de dag van de plechtigheid;
  7° bijwonen van een bijeenkomst van de familieraad bijeengeroepen door een vrederechter : acht uur, de dag van de bijeenkomst.
  Voor de toepassing van dit artikel wordt het geadopteerd kind gelijkgesteld met het kind wiens afstamming wettelijk vaststaat.

Onderafdeling II. - Vergunningen om bijzondere redenen.
Art.102. Er wordt een vergunning om bijzondere redenen toegestaan aan :
  1° de gewetensbezwaarde als individuele of collectieve beloning voor uitzonderlijke prestaties : van maximum één prestatie voor het geheel van de werkelijke diensttermijn;
  2° de geselecteerde gewetensbezwaarde, sportbeoefenaar van hoog niveau, voor wedstrijden of ontmoetingen van nationaal of internationaal niveau van burgerlijke aard : voor de duur van deze evenementen en de verplaatsingen;
  3° de gewetensbezwaarde die bloed heeft gegeven : acht uur naar keuze van belanghebbende gedurende de maand die op de bloedgift volgt; de gewetensbezwaarde mag slechts éénmaal per kwartaal gebruik maken van die vergunning.

HOOFDSTUK V. - Het uniform en de beschermkledij.
Art.103. De Minister bepaalt het uniform van de gewetensbezwaarden.
  Het dragen van het uniform is verplicht tijdens de dienst, zowel in het kwartier als daarbuiten.
  Het dragen van het uniform of van stukken van de uitrusting is verboden buiten de normale dienstactiviteiten.

Art.104. Bij het uitvoeren van de hem opgedragen zendingen en taken draagt de gewetensbezwaarde bovendien de beschermingskledij en de stukken van de uitrusting die voor deze zendingen en taken voorzien zijn.

Art.105. Het voorkomen van de gewetensbezwaarde en meer bepaald de haar- en baardsnit mogen in geen geval een hinderpaal vormen voor het dragen van de beschermingsuitrusting.

HOOFDSTUK VI. - De toekenning van de graden.
Art.106. De Minister bepaalt de graden die aan de gewetensbezwaarden kunnen worden toegekend.

HOOFDSTUK VII. - Tuchtregime.
Afdeling I. - De specifieke plicht.
Art.107. De gewetensbezwaarde draagt zorg voor de uitrusting, het materieel, het meubilair en de lokalen van het kwartier.

Afdeling II. - De specifieke tuchtovertreding.
Art.108. Het is de gewetensbezwaarde verboden zonder machtiging een persoon in het kwartier binnen te brengen die vreemd is aan de civiele bescherming.

Afdeling III. - De tuchtstraffen.
Art.109. De volgende tuchtstraffen kunnen worden uitgesproken :
  1° de vermaning;
  2° de inschakeling in een dagelijkse dienstregeling;
  3° de beroving van de graad;
  4° de interne overplaatsing;
  5° de indiensthouding.

Art.110. De inschakeling in een dagelijkse dienstregeling schort, tijdens de duur van de straf, de toepassing van de arbeidsregeling in continudienst op.
  Deze straf is gedurende ten hoogste zeven dagen toepasselijk en wordt ten hoogste drie maal in de loop van de dienst gegeven.

Art.111. De interne overplaatsing heeft als gevolg een gewetensbezwaarde over te plaatsen naar een andere permanente eenheid, bij de hoofdwacht of bij de andere centrale diensten van de civiele bescherming.
  Ze kan tijdelijk of definitief zijn.

Art.112. § 1. De indiensthouding wordt uitgesproken ten opzichte van de gewetensbezwaarde die zich schuldig gemaakt heeft :
  1° aan ongewettigde afwezigheid;
  2° herhaaldelijk en hoewel hij tot de orde geroepen werd, aan wangedrag, slechte wil of nalatigheid;
  3° aan een ernstig vergrijp tegen de tucht.
  § 2. De gewetensbezwaarde wordt in dienst gehouden :
  - één prestatie per onverantwoorde niet verrichte prestatie;
  - maximum acht prestaties per vergrijp tegen de tucht, bedoeld in § 1, 2° of 3° van dit artikel.
  De termijn van de indiensthouding mag niet meer bedragen dan vijfentwintig prestaties.

Afdeling IV. - De procedure.
Art.113. De vermaning en de inschakeling in een dagelijkse dienstregeling worden door de overheid uitgesproken.

Art.114. § 1. De beroving van de graad, de interne overplaatsing en de indiensthouding worden op voorstel van de overheid door de Directeur generaal uitgesproken.
  § 2. Het voorstel tot toepassing van de straffen genoemd bij § 1 wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en aan de betrokken gewetensbezwaarde medegedeeld.
  § 3. De gewetensbezwaarde beschikt over een termijn van drie dagen vanaf de dag waarop hij het voorstel geviseerd heeft, om zijn verweermiddelen uiteen te zetten. Die worden bij het voorstel gevoegd dat naar de Directeur-generaal wordt gestuurd samen met een mogelijk verzoek door de Directeur-generaal gehoord te worden voor deze uitspraak doet.
  De Directeur-generaal gaat slechts in op een dergelijk verzoek wanneer hij het nodig acht.

TITEL V. - Slotbepalingen.
Art.115. <Opheffingsbepaling van het KB 1966-06-27/30>

Art.116. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 117. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.