22 AUGUSTUS 1989. - Koninklijk besluit betreffende de voorschotten op en invordering van onderhoudsgelden verschuldigd aan kinderen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-08-1989 en tekstbijwerking tot 28-05-2004).
HOOFDSTUK I. - De aanvraag om voorschotten op termijnen van het onderhoudsgeld.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Het onderzoek van de aanvraag om voorschotten.
Art. 3-7
HOOFDSTUK III. - De beslissing en de betaling.
Art. 8-11
HOOFDSTUK IV. - De invordering.
Art. 12-15
HOOFDSTUK V. - De afstand.
Art. 16
HOOFDSTUK VI. - Eindbepalingen.
Art. 17-18
HOOFDSTUK I. - De aanvraag om voorschotten op termijnen van het onderhoudsgeld.
Artikel 1. De aanvraag om voorschotten op termijnen van het onderhoudsgeld wordt mondeling of schriftelijk door de onderhoudsgerechtigde aan het bevoegd centrum gericht.
De aanvraag wordt, de dag van haar ontvangst, ingeschreven in het daartoe gehouden register; de inschrijvingen gebeuren chronologisch, zonder tussenruimte, doorhaling of kanttekening.
Wanneer de aanvraag mondeling gebeurt, ondertekent de aanvrager het register in het vak ad hoc; indien hij niet kan tekenen, plaatst hij een kruisje.
Naargelang van het geval overhandigt of stuurt het centrum dezelfde dag een ontvangstbewijs aan de aanvrager.
Art.2. Het centrum dat een aanvraag ontvangt waarvoor het niet bevoegd is, stelt de onderhoudsgerechtigde hiervan onmiddellijk in kennis en zendt deze aanvraag binnen drie dagen door naar het bevoegd centrum.
Wanneer het centrum vaststelt dat het niet langer bevoegd is, zet het het onderzoek voort van de aanvraag die in behandeling is, en zorgt het voor de uitvoering ervan voor de lopende termijn van het onderhoudsgeld. Op het einde van die termijn brengt het centrum onmiddellijk de onderhoudsgerechtigde op de hoogte en zendt het binnen drie dagen de aanvraag met de bewijsstukken door naar het bevoegd centrum.
HOOFDSTUK II. - Het onderzoek van de aanvraag om voorschotten.
Art.3. § 1. Voor het onderzoek wordt een document opgesteld dat volgende gegevens bevat :
1° de lijst van de termijnen die daadwerkelijk werden betaald in de loop van de twaalf maanden die aan de aanvraag voorafgingen, alsook de aanduiding van de twee termijnen die gedurende deze periode niet werden betaald;
2° alle inlichtingen betreffende de identiteit en de materiële en sociale toestand van de vader of moeder die geen onderhoudsgeld verschuldigd is en van het kind, of alleen van het kind als dit meerderjarig is en niet samenwoont met voormelde ouder;
3° de gedetailleerde inventaris van de bestaansmiddelen van de onder 2° bedoelde persoon of personen;
4° de door de aanvrager aan het centrum gegeven machtiging om deze inventaris na te zien bij de openbare besturen en inzonderheid (bij de ambtenaren van de Mechanografische Dienst van de Administratie der Directe Belastingen) en bij de ontvanger der registratie en domeinen; <KB 1993-02-28/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-1993>
5° de identiteit, het adres en eventueel alle informatie met betrekking tot de materiële toestand van de ouder die het onderhoudsgeld verschuldigd is.
De inlichtingen en inventarissen bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3° moeten door de betrokkene oprecht en volledig verklaard worden, gedateerd en ondertekend worden; indien hij niet kan tekenen plaatst hij een kruisje.
§ 2. De aanvrager moet een afschrift overleggen van de voorlopige of definitieve in België uitvoerbare beslissing, die de vader en de moeder van de onderhoudsgerechtigde of één van hen verplicht tot het betalen van onderhoudsgeld.
Wanneer het onderhoudsgeld verschuldigd is krachtens de overeenkomst bedoeld bij artikel 1288, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, is de aanvrager ertoe gehouden het bewijs te leveren van de overschrijving van de gerechtelijke beslissing waarbij de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed wordt toegestaan en een afschrift bij te voegen van de tussen de echtgenoten getekende overeenkomst.
§ 3. Indien het centrum dit nodig acht, verzoekt het (de ambtenaren van de Mechanografische Dienst van de Administratie der Directe Belastingen) of de ontvanger der registratie en domeinen hem de inlichtingen te bezorgen in verband met de bestaansmiddelen en het patrimonium van de onder § 1, 2° en 5° van dit artikel vermelde personen; in voorkomend geval zenden deze ambtenaren de vraag door naar de kantoren in het ambtsgebied waarvan de betrokkenen bekend zijn; het antwoord wordt binnen vijftien dagen verschaft. <KB 1993-02-28/41, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-03-1993>
Dezelfde termijn moet in acht genomen worden door de andere openbare besturen en door de instellingen belast met een opdracht van openbaar nut, die eventueel door het centrum geraadpleegd worden.
Art.4. Voor de toepassing van artikel 68bis, § 5, 1ste lid van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn gelden dezelfde regels als die welke de Koning bepaald heeft ter uitvoering van artikel 5 van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum.
Art.5. Het centrum herziet ambtshalve de beslissing tot toekenning van een voorschot zodra het kennis heeft van een nieuw gegeven dat een weerslag kan hebben op het toegekend bedrag.
Onverminderd het bepaalde in artikel 98, § 1, 2de lid, van de wet van 8 juli 1976, is de herziening van toepassing op het einde van de lopende termijn.
Art.6. Het centrum is ertoe gehouden tijdens het onderzoek de aanvrager te horen indien deze het wenst. De aanvrager mag zich laten bijstaan door een advocaat. De aanvrager moet worden ingelicht over de mogelijkheid die hij heeft, gehoord te worden vóór elke beslissing.
Art.7. De Minister die het maatschappelijk welzijn in zijn bevoegdheid heeft, bepaalt het model van de stukken die hij nodig acht voor de toepassing van de reglementering betreffende het recht op voorschotten op onderhoudsgelden.
HOOFDSTUK III. - De beslissing en de betaling.
Art.8. § 1. Bij met redenen omklede beslissing kent het centrum het recht op termijnvoorschotten toe; dit recht kan worden erkend voor één of voor verscheidene welbepaalde en opeenvolgende termijnen van onderhoudsgeld.
§ 2. De beslissing tot toekenning of herziening vermeldt de termijn of termijnen van onderhoudsgeld waarvoor een voorschot wordt toegekend, het toegekend bedrag evenals de datum waarop het voorschot of de voorschotten worden betaald.
§ 3. Iedere beslissing tot toekenning, weigering of herziening van de voorschotten wordt binnen acht dagen bij aangetekend schrijven aan de onderhoudsgerechtigde betekend.
De tekst van de betekening vermeldt uitdrukkelijk de bepalingen van artikel 71 van de wet van 8 juli 1976 en het adres van de beroepskamer waaraan het bij genoemde artikel bepaalde beroep gericht kan worden.
Art.9. De onderhoudsgerechtigde moet vóór zijn vertrek, het bevoegd centrum inlichten over elk verblijf van meer dan één maand in het buitenland; hij geeft de duur en de reden hiervan op.
Art.10. De betaling van het voorschot op de termijn van het onderhoudsgeld wordt uitgevoerd op een vaste datum, hetzij door een postassignatie, waarvan het bedrag betaalbaar is ten huize en in handen van de gerechtigde, hetzij door een circulaire cheque uitgegeven door het Gemeentekrediet van België, hetzij door een overschrijving.
Art.11. Op de bedragen toegekend als voorschotten op de termijnen van het onderhoudsgeld mogen geen administratie- of onderzoekskosten worden afgehouden.
HOOFDSTUK IV. - De invordering.
Art.12. <KB 2004-05-25/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2004> Binnen de vijf werkdagen volgend op zijn beslissing tot toekenning van voorschotten, licht het centrum de onderhoudsplichtige per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs in over zijn beslissing over de termijn of termijnen van het onderhoudsgeld waarvoor het beslist heeft een voorschot toe te kennen. De aangetekende brief bevat de elementen betreffende de termijn of termijnen van het onderhoudsgeld waarvoor het voorschot betaald werd en het bedrag dat met deze termijn of termijnen overeenstemt.
De kennisgeving vermeldt uitdrukkelijk dat vanaf 1 juni 2004 de opdracht tot invordering van de termijnen van onderhoudsgeld waarvoor door het OCMW voorschotten werden betaald zowel voor als na 1 juni 2004, overgenomen wordt door de dienst alimentatievorderingen bij de FOD Financiën en dat vanaf dezelfde datum enkel de betalingen aan bovenvermelde dienst bevrijdend zijn.
Art.13. (Opgeheven) <KB 2004-05-25/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2004>
Art.14. (Opgeheven) <KB 2004-05-25/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2004>
Art.15. (Opgeheven) <KB 2004-05-25/31, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-06-2004>
HOOFDSTUK V. - De afstand.
Art.16. Onverminderd het recht van het centrum om de termijnen van het onderhoudsgeld, waarvoor voorschotten werden toegekend, in te vorderen, kan de onderhoudsgerechtigde te allen tijde afzien van de hulp van het centrum.
De afstand gebeurt mondeling of schriftelijk door de onderhoudsgerechtigde. Wanneer de aanvraag echter schriftelijk gedaan wordt, gaat het centrum over tot het verhoor van de betrokkene.
HOOFDSTUK VI. - Eindbepalingen.
Art.17. De artikelen 68bis, 68ter en 68quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, ingevoegd bij de wet van 8 mei 1989, en dit koninklijk besluit, treden in werking op 1 september 1989.
Art. 18. Onze Eerste Minister, Onze Minister van Financiën en Onze Staatssecretaris voor Maatschappelijke Emancipatie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.