Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 AUGUSTUS 1989. - KONINKLIJK BESLUIT tot vaststelling van aanvullende nationale maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en voor controle op de visserijactiviteiten.(NOTA : Opgeheven voor wat betreft het Vlaamse Gewest bij BVR 2014-12-19/B3, art. 202, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2015) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-03-1996 en tekstbijwerking tot 23-02-2015)



Inhoudstafel:


Art. 1-5, 5bis, 5ter, 5quater, 6, 6bis, 7-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1970011309  1970011502  1971031007  1971051005  1971110903  1979042301  1988016000  1988016027  1988016210 





Artikels:

Artikel 1.(NOTA : zie verder niet-federale vorme(n) van dit artikel) Bij aankomst van een Belgisch vissersvaartuig in een Belgische haven moeten de ingevulde en ondertekende originele formulieren van het logboek van de Europese Gemeenschappen en van de aangifte van aanvoer/overlading van de betrokken vangst na het lossen en wegen en in ieder geval vóór de verkoop worden afgegeven aan ofwel de hallmeester, ofwel de hallchef ofwel de direkteur van de officiële visveiling waar de aanvoer plaatsgrijpt, ofwel op hun verzoek de inspecteurs of controleurs van de Dienst voor de Zeevisserij van het Ministerie van Landbouw.
  Indien de verkoop niet binnen 48 uur na afloop van het lossen plaatsgrijpt, moeten overeenkomstig de bepaling van punt 4.2.1. van bijlage IV van verordening (EEG) nr. 2807/83 van de Commissie van 22 september 1983, deze ingevulde en ondertekende originele formulieren in elk geval binnen achtenveertig uur na afloop van het lossen worden afgegeven.
  Bij aankomst van een Belgisch vissersvaartuig in een buitenlandse haven, zijn de bepalingen van het eerste en tweede lid van toepassing indien de vangst wordt verkocht in een Belgische visveiling. Indien de vangst in een buitenlandse visveiling wordt verkocht, worden de ingevulde en ondertekende originele formulieren in elk geval binnen achtenveertig uur na afloop van het lossen opgestuurd naar de Dienst voor de Zeevisserij.
  Bij aankomst van een vissersvaartuig van een andere Lidstaat van de Europese Gemeenschappen in een Belgische haven, wordt de eerste copie van de ingevulde en ondertekende originele formulieren overeenkomstig het eerste en tweede lid afgegeven. Art.2.(NOTA : zie verder niet-federale vorme(n) van dit artikel) Het logboek van de Europese Gemeenschappen moet aan boord van het vissersvaartuig worden gehouden en op elk verzoek van de bevoegde overheden vertoond worden.
  De ongebruikte formulieren van het logboek moeten ingediend worden bij de Dienst voor de Zeevisserij indien de machtiging daar moet ingeleverd worden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 januari 1988 houdende aanvullende nationale maatregelen inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden.

Art.3. (NOTA : zie verder niet-federale vorme(n) van dit artikel) <KB 1996-03-11/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-04-1996> Belgische vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan of gelijk aan 8 meter die uitgerust zijn om te vissen met sleepnetten en die niet beschikken over een visvergunning zoals bedoeld in verordening. (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur en verordening (EG) nr. 3690/93 van de Raad van 20 december 1993 tot invoering van een communautair stelsel van regels voor de minimuminformatie die visvergunningen moeten bevatten, mogen enkel uitgerust zijn om te vissen op garnaal overeenkomstig de bepalingen van (verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen), met één boomkor waarvan de lengte van de korrestok, dit wil zeggen de totale Iengte van de boom tussen de uiterste punten met inbegrip van alle toebehoren, niet meer bedraagt dan 3 meter of met één bordennet waarvan de lengte van de bovenpees, inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 4,5 meter, gemeten vanaf de binnenzijde van het ene bord tot de binnenzijde van het andere bord. De korrestok van de boomkor moet uit één stuk bestaan en mag niet verlengbaar zijn. <KB 2000-04-12/30, art. 1, 1°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  Belgische vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 8 meter, die niet beschikken over de in lid 1 bedoelde visvergunning en die uitgerust zijn om te vissen met sleepnetten, mogen enkel uitgerust zijn om te vissen op garnaal met één bordennet waarvan de lengte van de bovenpees inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 4,5 meter, gemeten vanaf de binnenzijde van het ene bord tot de binnenzijde van het andere bord.
  (De maximumlengte van de bovenpees van het bordennet wordt vastgelegd op 10 meter voor vaartuigen, die enkel voor toeristische doeleinden ingezet worden voor de garnaalvisserij en die beschikken over een certificaat van deugdelijkheid afgeleverd door de Dienst Scheepvaartcontrole van het Bestuur van Maritieme Zaken en van Scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en van een speciale machtiging afgeleverd door de Dienst Zeevisserij, Oostende. De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt nadere criteria tot het bekomen van dergelijke speciale machtiging.) <KB 2000-04-12/30, art. 1, 2°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  Het aan boord hebben van tweelingnetten evenals het aan boord hebben van netten voorzien van kelen is verboden zowel bij de boornkor- als bij de bordenvisserij.
  De bepalingen van dit artikel relden niet voor de vaartuigen van de Belgische Scheldevissersvloot. Buiten hun vangstgebied mogen zij echter geen netten aan boord hebben.
  Art. 3. <KB 1996-03-11/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 28-04-1996> Belgische vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan of gelijk aan 8 meter die uitgerust zijn om te vissen met sleepnetten en die niet beschikken over een visvergunning zoals bedoeld in verordening. (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur en verordening (EG) nr. 3690/93 van de Raad van 20 december 1993 tot invoering van een communautair stelsel van regels voor de minimuminformatie die visvergunningen moeten bevatten, mogen enkel uitgerust zijn om te vissen op garnaal overeenkomstig de bepalingen van (verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen), met één boomkor waarvan de lengte van de korrestok, dit wil zeggen de totale Iengte van de boom tussen de uiterste punten met inbegrip van alle toebehoren, niet meer bedraagt dan 3 meter of met één bordennet waarvan de lengte van de bovenpees, inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 4,5 meter, gemeten vanaf de binnenzijde van het ene bord tot de binnenzijde van het andere bord. De korrestok van de boomkor moet uit één stuk bestaan en mag niet verlengbaar zijn. <KB 2000-04-12/30, art. 1, 1°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  Belgische vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 8 meter, die niet beschikken over de in lid 1 bedoelde visvergunning en die uitgerust zijn om te vissen met sleepnetten, mogen enkel uitgerust zijn om te vissen op garnaal met één bordennet waarvan de lengte van de bovenpees inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 4,5 meter, gemeten vanaf de binnenzijde van het ene bord tot de binnenzijde van het andere bord.
  (De maximumlengte van de bovenpees van het bordennet wordt vastgelegd op 10 meter voor vaartuigen, die enkel voor toeristische doeleinden ingezet worden voor de garnaalvisserij en die beschikken over een certificaat van deugdelijkheid afgeleverd door de Dienst Scheepvaartcontrole van het Bestuur van Maritieme Zaken en van Scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur en van een speciale machtiging afgeleverd door de Dienst Zeevisserij, Oostende. (De Vlaamse minister, bevoegd voor de zeevisserij) bepaalt nadere criteria tot het bekomen van dergelijke speciale machtiging.) <KB 2000-04-12/30, art. 1, 2°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000> <MB 2006-04-28/51, art. 13, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  Het aan boord hebben van tweelingnetten evenals het aan boord hebben van netten voorzien van kelen is verboden zowel bij de boornkor- als bij de bordenvisserij.
  De bepalingen van dit artikel relden niet voor de vaartuigen van de Belgische Scheldevissersvloot. Buiten hun vangstgebied mogen zij echter geen netten aan boord hebben.

Art.4. Binnen de vismijn waar de eerste aanvoer gebeurt en na sortering moet door de eigenaar van het vissersvaartuig of zijn afgevaardigde op elke kist of ben voorhanden, te verkopen of af te leveren zeevisserijprodukten de letter en het nummer van het vissersvaartuig dat de zeevisserijprodukten heeft aangevoerd, worden vermeld.
  Indien het lossen van de zeevisserijprodukten niet onmiddellijk wordt gevolgd door de sortering en de verkoop, moeten de letter en het nummer van het vissersvaartuig dadelijk na het lossen op elke kist of ben worden vermeld.
  In en rond de vismijn is het verboden een kist of ben met zeevisserijprodukten te koop te stellen, te verkopen, te laden, te vervoeren of af te leveren zonder de vermelding van letter en nummer van het vissersvaartuig dat de zeevisserijprodukten heeft aangevoerd.

Art.5. <KB 1996-03-11/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 28-04-1996> Het is verboden voor de eigenaars of gebruikers van vaartuigen die niet beschikken over de in artikel 3 bedoelde visvergunning, om te vissen voorbij de zone van drie zeemijl van de kust. Deze zone wordt gemeten vanaf de basislijnen vanwaar de territoriale wateren van België worden bepaald.
  Het is verboden voor de eigenaars of gebruikers van diezelfde vaartuigen om, binnen die zone van drie zeemijl van de kust vissoorten waarvoor ingevolge de EG-reglementering een TAC of quotum geldt, te vissen, deze vissoorten aan boord te hebben of aan land te brengen.
  Zolang het quotum voor een bepaalde vissoort in het icesgebied IV (Noordzee en Scheldeëstuarium) niet is uitgeput, gelden de bepalingen voorzien bij het eerste en tweede lid niet voor de zeereizen van deze vaartuigen tijdens dewelke uitsluitend het zeehengelen wordt beoefend. Tijdens de zeereizen mag er aan boord van deze vaartuigen geen ander vistuig aanwezig zijn dan dit bestemd voor het niet-geautomatiseerd zeehengelen.
  (De bepalingen voorzien in het eerste lid gelden niet voor vaartuigen, die enkel voor toeristische doeleinden worden ingezet voor de garnaalvisserij en die beschikken over het certificaat van deugdelijkheid en de speciale machtiging bedoeld in artikel 3.) <KB 2000-04-12/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>

Art. 5bis. <ingevoegd bij KB 1996-03-11/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 28-04-1996> Het is verboden voor de eigenaars of gebruikers van vaartuigen die niet beschikken over de in artikel 3 bedoelde visvergunning, om te vissen met sleepnetten binnen de zone van drie zeernijrvan de kust, behalve indien voldaan wordt aan de voorwaarden vermeld in (het lid 2 of de leden 3 en 4 en het lid 5) van dit artikel. <KB 2000-04-12/30, art. 3, 1°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  De eigenaars of gebruikers van diezelfde vaartuigen met een lengte over alles kleiner of gelijk aan 8 meter mogen enkel vissen met één boomkor waarvan de lengte van de korrestok, dit wil zeggen de totale lengte van de boom tussen de uiterste punten met inbegrip van alle toebehoren, niet meer bedraagt dan 3 meter of met één bordennet waarvan de lengte van de bovenpees, inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 4,5 meter, gemeten vanaf de binnenzijde van het ene bord tot de binnenzijde van het andere bord. De korrestok van de boomkor moet uit één stuk bestaan en mag niet verlengbaar zijn.
  De eigenaars of gebruikers van diezelfde vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 8 meter mogen enkel vissen met één bordennet waarvan de lengte van de bovenpees, inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 4,5 meter, gemeten vanaf de binnenzijde van het ene bord tot de binnenzijde van het andere bord.
  (De maximumlengte van de bovenpees van het bordennet wordt vastgelegd op 10 meter voor vaartuigen, die enkel voor toeristische doeleinden ingezet worden voor de garnaalvisserij en die beschikken over het certificaat van deugdelijkheid en de speciale machtiging bedoeld in artikel 3.) <KB 2000-04-12/30, art. 3, 2°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  Het gebruik van tweelingnetten evenals het gebruik van kelen zowel bij de boomkor als bij de bordenvisserij is verboden.
  Het vissen met sleepnetten onder de voorwaarden vermeld in de leden 2 of 3 is enkel toegestaan op garnaal overeenkomstig de voorwaarden van (verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen). Vissoorten die als bijvangst gevangen worden en waarvoor ingevolge de EG-reglementering een TAC-of quotum geldt, mogen niet aan boord worden gehouden en dienen onmiddellijk in zee terug te worden geworpen. Daartoe dient de vangst onmiddellijk na aan boord te zijn gehaald, te worden gesorteerd met de hand of een mechanische zeef. <KB 2000-04-12/30, art. 3, 3°, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  De bepalingen van dit artikel gelden niet voor de vaartuigen van de Belgische Scheldevissersvloot. Buiten hun vangstgebied mogen zij echter geen netten aan boord hebben.

Art. 5ter. (Voor de strandvisserij, gelden enkel de technische bepalingen in verband met de minimummaaswijdte van de netten, de maaswijdtemeting en de minimumaanvoerlengte van de vis. De maaswijdte van de ankerkuilen en van platte ingegraven netten, gebruikt bij de strandvisserij, wordt vastgelegd op minimum 70 mm. Deze netten mogen geen netdelen bevatten met kleinere maaswijdte. Voor de warrelnetten, gelden de bepalingen vervat in de EG-verordeningen onverkort.) <KB 2001-05-31/36, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-06-2001>

Art. 5quater. <Ingevoegd bij KB 2000-04-12/30, art. 5; Inwerkingtreding : 03-05-2000> Alle in de artikelen 5 en 5bis vermelde visserijactiviteiten zijn verboden van 10 uur 's avonds tot 5 uur «s morgens. De vangsten van alle in artikelen 5, 5bis en 5ter vermelde visserijactiviteiten mogen niet in de handel gebracht worden en/of verkocht worden.

Art.6. De (visserij op levende organismen van sedentaire soorten) binnen de territoriale wateren van België is verboden. <KB 2000-04-12/30, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 03-05-2000>
  De bepaling voorzien bij het eerste lid, is niet van toepassing op de exploratie van levende organismen die tot de sedentaire soort behoren, die uitsluitend wordt uitgevoerd ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek door hiertoe gemachtigde vaartuigen.

Art. 6bis.<KB 2001-05-31/36, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-06-2001; Opheffing : 01-06-2002> De visserij op tong binnen de zone van drie zeemijlen van de kust is verboden voor de vissersvaartuigen met een brutotonnenmaat van meer dan 70 BT.
  Deze zone wordt gemeten vanaf de basislijnen vanwaar de territoriale wateren van België worden bepaald. Art.7. Overtreding van de bepalingen van dit besluit, alsmede van de bepalingen van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van visbestanden, ingesteld bij en in uitvoering van de verordening (EEG) nr. 170/83, wordt opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 augustus 1891 betreffende de zeevisserij in de territoriale wateren, de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, de wet van 13 juni 1969 inzake het continentaal plat van België, de wet van 10 oktober 1978 houdende vaststelling van een Belgische zeevisserijzone en de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten.

Art.8. Worden opgeheven :
  1. het koninklijk besluit van 13 januari 1970 houdende maatregelen om de visstand en de schaaldieren en weekdierenbestand in zee te beschermen, en de koninklijke besluiten van 14 december 1970 en 30 oktober 1975 die het wijzigen;
  2. het koninklijk besluit van 10 maart 1971 betreffende de handel in sommige visserijprodukten, in het binnenland en in de Lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap;
  3. het koninklijk besluit van 10 mei 1971 houdende toelating tot uitoefening van de visserij in de territoriale wateren door vissersvaartuigen varende onder de vlag van één der Lidstaten en ingeschreven op het grondgebied van de Europese Economische Gemeenschappen;
  4. het koninklijk besluit van 9 november 1971 betreffende de handel in garnalen van de crangonsoorten, in het binnenland en in de Lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap;
  5. het koninklijk besluit van 23 april 1979 houdende maatregelen om de visstand en de schaaldieren- en weekdierenbestand in de Belgische visserijzone te beschermen, en het koninklijk besluit van 10 juni 1982 dat het wijzigt;
  6. het ministerieel besluit van 15 januari 1970 houdende maatregelen om de visstand in zee te beschermen;
  7. het koninklijk besluit van 4 februari 1988 houdende maatregelen ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee en van de kontrole op de activiteiten van de visserij;
  8. het koninklijk besluit van 4 januari 1988 houdende maatregelen tot het behoud en beheer van de visstand in zee, en het koninklijk besluit van 17 november 1988 dat het wijzigt.

Art.9. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 10. Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.