24 NOVEMBER 1989. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering en de inwerkingtreding van de wet van 11 april 1989 houdende goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-08-2000 en tekstbijwerking tot 17-09-2012)
HOOFDSTUK 1. - Aansprakelijkheidsbeperkingen in de binnenvaart.
Art. 1-3
HOOFDSTUK 2. - Aansprakelijkheidsbeperkingen in de zeevaart.
Art. 4-5
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen.
Art. 6-8
HOOFDSTUK 1. - Aansprakelijkheidsbeperkingen in de binnenvaart.
Artikel 1. § 1. Worden voor de toepassing van de artikelen 2 en 3 met binnenvaartuigen gelijkgesteld voor zover zij enkel op de binnenwateren worden gebruikt :
1° de volgende soorten vaartuigen :
- vaartuigen geëxploiteerd door een openbare overheid of door een openbare dienst, wie ook de eigenaar ervan is;
- vaartuigen aangewend voor de pleziervaart of voor wetenschappelijk onderzoek;
- draagvleugelboten;
- veerponten;
- duwboten;
2° drijvende tuigen als baggermolens, kranen, elevatoren en alle andere drijvende en verplaatsbare werktuigen en materiaal van soortgelijke aard.
§ 2. Zijn geen vaartuigen of drijvende tuigen in de zin van paragraaf 1 : de zeilplanken en andere tuigen voor strandvermaak of waterrecreatie.
§ 3. Voor de toepassing van paragraaf 1 worden als binnenwateren beschouwd de wateren vermeld in het eerste lid van artikel 5 van het Verdrag inzake de territoriale zee en de aangrenzende zone gesloten te Genève op 29 april 1958, alsmede de wateren behorend tot de havens, die worden omschreven door het politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust.
§ 4. Binnenvaartuigen en daarmede gelijkgestelde vaartuigen worden in de artikelen 2 en 3 " vaartuigen " genoemd.
§ 5. Het Verdrag inzake de beperking van aansprakelijkheid voor zeevorderingen, gesloten te Londen op 19 november 1976, wordt verder het LLMC verdrag genoemd.
Art.2. § 1. Voor de toepassing van de eerste paragraaf van artikel 6 van het LLMC verdrag worden de aansprakelijkheidsgrenzen en de grondslag voor de berekening van de aansprakelijkheidsbeperking voor andere vorderingen dan die genoemd in artikel 3 van dit besluit, en ontstaan uit eenzelfde voorval, als volgt vastgesteld :
a) met betrekking tot vorderingen terzake van dood of letsel :
(i) voor een vaartuig, niet bestemd tot het vervoer van goederen, in het bijzonder een passagiersschip : (250 EUR) per kubieke meter waterverplaatsing tot het vlak van de grootste diepgang; <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(ii) voor een vaartuig dat bestemd is voor het vervoer van goederen : (250 EUR) per ton laadvermogen van het vaartuig; <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(iii) voor een duw- of sleepboot : (870 EUR) voor elke KW van het vermogen van de voortbewegingswerktuigen; <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(iv) voor drijvende tuigen : hun waarde op het tijdstip van de schadeverwekkende gebeurtenis;
b) met betrekking tot alle andere vorderingen, de helft van de onder letter a) genoemde bedragen.
§ 2. De grenzen van de aansprakelijkheid van degene die hulp verleent aan een vaartuig of drijvend tuig en die daarbij geen werkzaamheden verricht vanaf een zeegaand schip, een vaartuig of een drijvend tuig, of die daarbij uitsluitend werkzaamheden verricht aan boord van dat vaartuig of drijvend tuig, worden berekend volgens een laadvermogen van 350 ton.
Art.3. § 1. Met betrekking tot vorderingen, voortkomend uit eenzelfde gebeurtenis, terzake van dood of letsel van passagiers van een vaartuig, beloopt de aansprakelijkheidsgrens van de scheepseigenaar een bedrag van (136 500 EUR) per hoofd, vermenigvuldigd met het aantal passagiers dat het vaartuig op het moment van de gebeurtenis daadwerkelijk heeft vervoerd. <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Deze grenzen kunnen niet lager zijn dan (895 000 EUR) per vaartuig en kunnen niet hoger zijn dan de volgende bedragen : <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
a) (3 750 000 EUR) voor vaartuigen met niet meer dan 100 passagiers; <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
b) (7 500 000 EUR) voor vaartuigen met niet meer dan 180 passagiers; <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
c) (15 000 000 EUR) voor vaartuigen met meer dan 180 passagiers. <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder " vorderingen ter zake van dood of letsel van passagiers van een vaartuig " verstaan, alle vorderingen uit dien hoofde ingesteld door of namens een aan boord van dat vaartuig vervoerde persoon :
a) krachtens een overeenkomst tot het vervoer van passagiers, of
b) die, met toestemming van de vervoerder, een voertuig of levende dieren begeleidt, waaromtrent een overeenkomst van goederenvervoer is gesloten.
HOOFDSTUK 2. - Aansprakelijkheidsbeperkingen in de zeevaart.
Art.4. § 1. Voor de zeegaande vaartuigen waarvan de brutotonnenmaat minder bedraagt dan 300, zijn de aansprakelijkheidsgrenzen degene die door artikel 6, 1, a (i) en b (i) van het verdrag van 1976 betreffende de beperking van aansprakelijkheid inzake zeevorderingen worden vastgesteld.
§ 2. De eigenaar van een zeegaand vaartuig dat niet onderworpen is aan het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen 1969 kan voor de toepassing van de artikelen 12 tot en met 18 van de wet vermeld in het tweede lid van § 1, zijn aansprakelijkheid beperken tot de waarde van zijn vaartuig op het ogenblik van de schadeverwekkende gebeurtenis, met een minimum evenwel van (375 000 EUR). <KB 2000-07-20/53, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.5.
<Opgeheven bij W 2012-01-30/05, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 31-12-2012. Zie ook art. 11>
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen.
Art.6. De artikelen 2 tot 8 en 10 tot 25 van de wet van 11 april 1989 houdende goedkeuring en uitvoering van diverse internationale akten inzake de zeevaart, treden in werking de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 9 van die wet treedt in werking op 1 januari 1990.
Art.7. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 1 tot 3 die in werking treden op 1 januari 1990.
Art. 8. Onze Minister van Verkeerswezen is belast met de uitvoering van dit besluit.