14 JULI 1989. - Ministerieel besluit waarbij een algemene afwijking wordt verleend van de artikelen 270.5., 270.25.1. en 271.2.3. van Titel III van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming.
Art. 1-3
Artikel 1. In afwijking van de voorschriften van de artikelen 270.5. en 271.2.3. van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming mogen in bestaande gebouwen nieuwe liften opgesteld worden waarvan de vrije ruimte boven het kooidak om bouwkundige redenen afwijkt van de bepalingen van deze artikelen mits de hierna volgende voorwaarden worden nageleefd :
1.1. In het bovendeel van de schacht wordt een bijkomende noodeindschakelaar geplaatst die in werking wordt gesteld door het inschakelen van de inspectiebesturing op het kooidak.
Deze noodeindschakelaar moet de kooi tot stilstand brengen op een hoogte zodat de vrije ruimte boven het kooidak ten minste overeenstemt met de voorschriften van artikel 270.5., respectievelijk artikel 271.2.3., van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming.
1.2. De bijkomende noodeindschakelaar beantwoordt aan de eisen gesteld aan noodeindschakelaars zoals bedoeld in artikel 270.7 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming en in de norm NBN E 52.014 inzake elektrische personenliften.
Art.2. In afwijking van de voorschriften van artikel 270.25.1. van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wordt geen vaste toegang vereist tot de lei-inrichtingen opgesteld in de schacht indien deze gemakkelijk en veilig bereikbaar zijn vanop het kooidak voor onderzoek, beproeving en onderhoud.
Art. 3. In afwijking van de voorschriften van artikel 270.25.1. van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wordt voor bestaande liften geen toegang van buiten de schacht vereist tot de snelheidsbegrenzer opgesteld in de schacht, mits de hierna volgende voorwaarden worden nageleefd :
1. De snelheidsbegrenzer is gemakkelijk en veilig bereikbaar vanop het kooidak.
2. De in de schacht opgestelde snelheidsbegrenzer moet van een type zijn dat na het lossen van de vanginrichting (omhoog brengen van de kooi) automatisch terugkeert in parate stand.
3. De te volgen procedure voor de regeling en de controle van de regeling van de snelheidsbegrenzer in de schacht moet zich in de machinekamer bevinden.
Zonodig mag het erkend organisme bij deze controle een beroep doen op een technieker belast met het onderhoud van de installatie.