Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

22 DECEMBER 1989. - Wet op de bescherming van de gezinswoning. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 11-12-2002).



Inhoudstafel:

TITEL I. - Bescherming van de huurder.
Art. 1-11
TITEL II. - Kadastrale perekwatie.
Art. 12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1979071904 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - Bescherming van de huurder.
Artikel 1. Deze titel is van toepassing op de huurovereenkomsten en op de andere overeenkomsten onder bezwarende titel die het genot verlenen van een al dan niet gemeubileerd onroerend goed of van een gedeelte van een dergelijk goed indien deze zijn bestemd :
  - hetzij als woning welke de huurder tot hoofdverblijfplaats dient;
  - hetzij voor de vestiging van de zetel of voor de uitoefening van activiteiten van een vereniging zonder winstoogmerk die een opdracht vervult van algemeen belang op sociaal, cultureel of menslievend gebied of van (een stichting van openbaar nut die onderworpen zijn aan de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen). <W 2002-05-02/51, art. 59, 003; Inwerkingtreding : onbepaald >
  Deze titel is evenwel niet van toepassing op de handelshuurovereenkomsten, noch op de pachtcontracten.

Art.2. De huurovereenkomsten die vóór 1 januari 1991 vervallen of eindigen door opzegging van de huur aan de huurder, worden met één jaar verlengd.
  De gevolgen van de opzeggingen die lopen op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet en van die welke vóór 1 januari 1991 ter kennis zijn gebracht, worden geschorst gedurende de verlenging, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.
  De huurder geniet het voordeel van de verlenging, ook ten aanzien van degene die het verhuurde goed tegen betaling of om niet verkrijgt.

Art.3. De huurder kan evenwel afstand doen van het voordeel van de verlenging of er een einde aan maken.
  Behoudens overeenstemming tussen de partijen moet de huurder in dat geval een termijn van ten minste drie maanden in acht nemen.
  Voor de overeenkomsten die eindigen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet, wordt de termijn welke de huurder in acht moet nemen, verminderd tot de helft van de overblijvende duur van de overeenkomst, zonder dat die termijn een maand kan te boven gaan.

Art.4. § 1. De verhuurder of de verkrijger van het verhuurde goed kan evenwel op de vastgestelde vervaldatum of gedurende de verlenging de overeenkomst met inachtneming van een termijn van ten minste zes maanden beëindigen in de volgende gevallen en onder de volgende voorwaarden :
  a) indien hij het inzicht heeft, en daarvan schriftelijk aan de huurder kennis geeft, om persoonlijk en werkelijk het verhuurde goed te bewonen, of het op dezelfde wijze te doen bewonen door zijn afstammelingen, zijn aangenomen kinderen, zijn bloedverwanten in de opgaande lijn, zijn echtgenoot, door diens afstammelingen, bloedverwanten in de opgaande lijn of aangenomen kinderen, door zijn bloedverwanten in de zijlijn of de bloedverwanten in de zijlijn van zijn echtgenoot tot in de tweede graad; dit geschrift vermeldt de identiteit van de persoon die het onroerend goed zal bewonen;
  b) indien hij, door mededeling aan de huurder van de hem toegekende bouwvergunning, van een omstandig bestek, of van een beschrijving van de werken met gedetailleerde prijsraming, of nog van een aannemingsovereenkomst, zijn wil bewijst om het onroerend goed geheel of gedeeltelijk weder op te bouwen, te verbouwen of te renoveren; hij bewijst bovendien dat deze werken overeenstemmen met de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften inzake stedebouw, betreffende de bestemming van de goederen, dat zij het door de huurder bewoonde gedeelte betreffen, en dat de kosten ervan drie jaar huur te boven gaan.
  § 2. Voor de overeenkomsten die eindigen binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de inwerkingtreding van deze wet, wordt de termijn bedoeld in § 1 verminderd tot de helft van de overblijvende duur van de overeenkomst, zonder dat die termijn twee maanden kan te boven gaan.
  § 3. Het goed moet worden betrokken binnen drie maanden na de ontruiming ervan door de huurder; het goed moet gedurende ten minste twee jaar werkelijk en doorlopend worden bewoond.
  De werken moeten worden aangevat binnen drie maanden en beëindigd zijn binnen achttien maanden na de ontruiming van het goed door de huurder.
  § 4. Indien de verhuurder of de verkrijger, zonder het bewijs te leveren van buitengewone omstandigheden, binnen de gestelde termijn en voorwaarden het goed niet bewoont of de werken niet uitvoert, heeft de huurder recht op een vergoeding die ten minste gelijk is aan achttien maanden huur.
  Op verzoek van de huurder is de verhuurder of de verkrijger verplicht hem kosteloos de stukken mede te delen waaruit blijkt dat de werken overeenkomstig de bij dit artikel gestelde voorwaarden zijn uitgevoerd.

Art.5. Deze wet laat de toepassing van de artikelen 1741 en 1759bis van het Burgerlijk Wetboek onverlet.

Art.6. In de gevallen waarin een aanpassing van de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud niet is bedongen, kan die toch worden toegestaan, overeenkomstig artikel 1728bis van het Burgerlijk Wetboek, voor de geschreven overeenkomsten die verstrijken en die krachtens deze wet worden verlengd.
  Die aanpassing moet door de verhuurder aan de huurder worden gevraagd. Zij geldt ten vroegste vanaf de datum waarop de verlenging aanvangt.

Art.7. (Opgeheven) <W 1991-02-20/33, art. 13, § 2, 002; Inwerkingtreding : 28-02-1991>

Art.8. (Opgeheven) <W 1991-02-20/33, art. 13, § 2, 002; Inwerkingtreding : 28-02-1991>

Art.9. Met uitzonderling van artikel 3 zijn de bepalingen van deze titel van dwingend recht.

Art.10. Artikel 1344bis van het Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de vorderingen gegrond op de bepalingen van deze titel.

Art.11. De bepalingen van deze titel treden in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

TITEL II. - Kadastrale perekwatie.
Art. 12. In artikel 45, § 4, van de wet van 19 juli 1979 houdende wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen en van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, op het stuk van onroerende fiscaliteit, gewijzigd bij artikel 37 van de wet van 27 december 1984, wordt de vermelding " 1 januari 1991 " vervangen door de vermelding " 1 januari 1992 ".