30 AUGUSTUS 1989. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor de aanwijzing van de gewetensbezwaarden voor de civiele bescherming.
Art. 1-9
Artikel 1. Overeenkomstig de hierna bepaalde modaliteiten wijst de Minister van Binnenlandse Zaken de gewetensbezwaarden, die dit aangevraagd hebben, aan voor de centrale diensten, de permanente eenheden of de grote wacht van de civiele bescherming.
Art.2. Voor de in artikel 1 vermelde diensten van de civiele bescherming wordt het quotum voor de indeling van de gewetensbezwaarden als volgt vastgesteld :
centrale diensten : 10;
permanente eenheden : 112 (hetzij 28 per permanente eenheid);
grote wacht : 12.
Art.3. Voor de aanwijzing voor de centrale diensten van de civiele bescherming wordt voorrang gegeven aan de houders van een diploma van dokter in de geneeskunde, van licentiaat in de rechten, van burgerlijk ingenieur, van industrieel ingenieur in een van de volgende afdelingen : bouw, elektriciteit, industrie, kernenergie, mechanica of elektromechanica, scheikunde van licentiaat Germaanse filologie, van licentiaat Romaanse filologie, of van geaggregeerde lager secundair onderwijs voor moderne talen of moedertaal.
Art.4. Voor de aanwijzing voor de permanente eenheden en de grote wacht van de civiele bescherming, wordt voorrang gegeven aan de personen die de lessen gevolgd hebben van en van de afdelingen behorend tot de groepen "mechanica", "elektromechanica", "elektriciteit", "bouw", "hout", "keuken" of "hotelbedrijf".
Art.5. Om voor de permanente eenheden en de grote wacht van de civiele bescherming te worden aangewezen, moeten de gewetensbezwaarden aan de volgende eisen inzake fysieke en psysische geschiktheid voldoen :
- een sterke lichaamsgesteldheid hebben die hen in staat stelt vermoeiende en ononderbroken fysieke inspanningen te leveren, de weersgesteldheden te trotseren, te gaan en te lopen op elk soort van terrein, te kruipen, te klimmen, te springen, zware lasten te dragen;
- niet onderhevig zijn aan duizeligheid;
- een gaaf ademhalingsstelsel bezitten dat hen in staat stelt te werken in de rook;
- een gezichtsscherpte vertonen van die aard dat het totaal bekomen door het samentellen van de gezichtsscherpten van beide ogen, afzonderlijk gemeten, desnoods met een optische correctie, ten minste 10/20 bedraagt; indien een optische correctie nodig is, moet de gezichtsscherpte zonder correctie gemeten met beide ogen samen, ten minste 1/10 bedragen; het dragen van een bril is toegelaten, maar deze mag het doelmatig dragen van een gasmasker waarvan de luchtdichtheid streng gewaarborgd moet zijn, niet in de weg staan;
- een gehoorsscherpte hebben die hen in staat stelt gemakkelijk de normale spreekstem op een afstand van 2,5 m te horen, de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd;
- in staat zijn gemakkelijk en duidelijk boodschappen over te brengen langs radio of telefoon;
- geen afwijking vertonen die hen zou beletten een radio- en telefoonhelm te dragen;
- een evenwichtige neuro-psychische gesteldheid hebben die hen in staat stelt hun koelbloedigheid te bewaren in alle omstandigheden waarin zij door hun dienst terecht kunnen komen, onder meer in aanwezigheid van zwaar gewonden of bij het zien van bloed;
- bekwaam zijn motorvoertuigen te besturen en voldoen aan de criteria gesteld in de lijst der afwijkingen en aandoeningen die uitsluiting tot gevolg hebben voor de bestuurders van voertuigen van maximum acht plaatsen, de plaats van de bestuurder niet inbegrepen.
Art.6. De gewetensbezwaarden bedoeld in artikel 5 worden slechts voor de civiele bescherming aangewezen indien zij voorafgaandelijk aanvaard hebben zich periodiek te laten inenten tegen tetanus.
Ter gelegenheid van specifieke interventies moeten zij eveneens aanvaarden zich te onderwerpen aan de door het Ministerie van Volksgezondheid voorgeschreven inentingen en vaccinaties.
Art.7. De gewetensbezwaarden, die voor de inwerkingtreding van dit besluit werden aangewezen voor de permanente eenheden en de grote wacht van de civiele bescherming, onderwerpen zich aan de in artikel 6 bedoelde inentingen en vaccinaties.
Binnen vijf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, wordt de fysieke en psychische geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde gewetensbezwaarden gecontroleerd volgens de criteria bepaald bij artikel 5.
De gewetensbezwaarde die ongeschikt wordt bevonden of weigert zich te laten inenten en/of vaccineren, wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken, na kennisneming van de wensen van de betrokkene, aangewezen voor de centrale diensten van de civiele bescherming of voor taken van openbaar nut bij publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organen als bedoeld in artikel 21 van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, gewijzigd bij de wet van 20 april 1989.
Wanneer de gewetensbezwaarde met zijn instemming wordt aangewezen om één van de taken te verrichten als bedoeld in artikel 21, § 1, 1°, b, van de vermelde wetten, wordt de bij de civiele bescherming volbrachte diensttijd evenredig en in relatieve waarde aangerekend op de diensttijd die in de inrichting volbracht moet worden.
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1989.
Art. 9. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.