Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

3 MEI 1989. - Koninklijk besluit houdende aanvullende bepalingen betreffende de procedure tot het verkrijgen van het statuut van gewetensbezwaarde.



Inhoudstafel:


Art. 1-17
Bijlagen.
Art. N1, N2, N3, N4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De aanvraag tot het verkrijgen van het statuut van gewetensbezwaarde wordt ingediend bij het gemeentebestuur waar de kandidaat-gewetensbezwaarde zijn verblijfplaats heeft.
  De aanvrager vermeldt of hij vraagt te worden vrijgesteld van gewapende militaire dienst of van elke militaire dienst.

Art.2. Van de aanvraag wordt door de burgemeester of zijn afgevaardigde een bewijs van ontvangst gegeven overeenkomstig het model van bijlage 1.

Art.3. De Minister van Binnenlandse Zaken, de provinciegouverneur, de bevelhebber van het recruterings- en selectiecentrum en, in voorkomend geval, de gemeente van de militiewoonplaats van de aanvrager, worden door de burgemeester of zijn afgevaardigde onverwijld van de aanvraag in kennis gesteld bij brief overeenkomstig het model van bijlage 2.

Art.4. Het gemeentebestuur raadpleegt alle gegevens met betrekking tot de militietoestand van de aanvrager waarover de gemeente van zijn militiewoonplaats beschikt.
  Indien de aanvrager reeds voordien een aanvraag heeft ingediend bij het gemeentebestuur van zijn vorige verblijfplaats, vraagt het gemeentebestuur het dossier met betrekking tot deze aanvraag op.

Art.5. Indien de aanvrager tijdens de behandeling van zijn aanvraag van verblijfplaats verandert, vraagt het gemeentebestuur van zijn nieuwe verblijfplaats het dossier met betrekking tot de aanvraag op.

Art.6. De aanvraag schorst ten opzichte van de aanvrager de toepassing van de bepalingen van de gecoördineerde dienstplichtwetten betreffende de overgifte van het contingent aan het recruterings- en selectiecentrum.
  Evenwel is de in het vorig lid bedoelde schorsing niet van toepassing indien de aanvraag niet ontvankelijk is :
  1° op dezelfde gronden als een vorige aanvraag die als onontvankelijk is afgewezen;
  2° op grond van overschrijding van de termijn waarbinnen de dienstplichtige die zijn actieve dienst heeft vervuld en nog geen eerste wederoproeping heeft volbracht, zijn aanvraag moet indienen;
  3° op grond van artikel 1, derde of vierde lid, van de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, gewijzigd bij de wet van 20 april 1989.

Art.7. Indien de burgemeester of zijn afgevaardigde de aanvraag ontvankelijk bevindt, wordt het met betrekking tot de aanvraag samengestelde dossier binnen de maand na ontvangst van de aanvraag aan de Minister van Binnenlandse Zaken doorgezonden.
  De Minister van Binnenlandse Zaken geeft binnen vijf dagen aan de aanvrager kennis van de ontvangst van het dossier.

Art.8. De met redenen omklede beslissing waarbij de burgemeester of zijn afgevaardigde de aanvraag onontvankelijk bevindt, wordt binnen vijftien dagen na de beslissing en ten laatste een maand na ontvangst van de aanvraag aan de aanvrager betekend bij aangetekende brief overeenkomstig het model van bijlage 3.
  De burgemeester of zijn afgevaardigde zendt onverwijld aan de Minister van Binnenlandse Zaken een afschrift van deze beslissing en van de stukken waarop zij steunt. Het afschrift vermeldt de dag waarop de aangetekende brief ter post is afgegeven.
  De provinciegouverneur, de bevelhebber van het recruterings- en selectiecentrum en, in voorkomend geval, de gemeente van de militiewoonplaats van de aanvrager worden door de burgemeester of zijn afgevaardigde onverwijld bij brief overeenkomstig het model van bijlage 4 in kennis gesteld van de onontvankelijkheid van de aanvraag indien de onontvankelijkheid berust op een van de gronden bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Art.9. De beslissing van de burgemeester of zijn afgevaardigde waarbij een aanvraag onontvankelijk werd bevonden en die definitief is geworden door het verstrijken van de in artikel 10, eerste lid, bedoelde termijn van beroep, wordt onverwijld door de Minister van Binnenlandse Zaken aan de provinciegouverneur, de bevelhebber van het recruterings- en selectiecentrum en, in voorkomend geval, aan de gemeente van de militiewoonplaats van de aanvrager betekend.

Art.10. Het beroep tegen de beslissing van de burgemeester of zijn afgevaardigde waarbij een aanvraag onontvankelijk wordt bevonden, wordt ingesteld bij aangetekende brief, gezonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken, die uiterlijk de vijftiende dag na de dag van de betekening van de beslissing, ter post is afgegeven.
  De akte van beroep wordt, op straffe van onontvankelijkheid, door de aanvrager ondertekend en bevat een uiteenzetting van de middelen. Een afschrift van de bestreden beslissing wordt door de aanvrager bij de akte gevoegd.

Art.11. Het beroep schorst ten opzichte van de aanvrager de toepassing van de bepalingen van de gecoördineerde dienstplichtwetten betreffende de overgifte van het contingent aan het recruterings- en selectiecentrum, met uitzondering van het beroep tegen een beslissing waarbij de burgemeester of zijn afgevaardigde een aanvraag onontvankelijk bevindt op een van de gronden bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Art.12. De beslissing waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken de aanvraag ontvankelijk bevindt, wordt binnen vijf dagen betekend aan de aanvrager.
  De burgemeester wordt van deze beslissing onverwijld in kennis gesteld.
  Binnen de maand nadat de aanvraag door de Minister van Binnenlandse Zaken ontvankelijk is bevonden, zendt de burgemeester of zijn afgevaardigde het met betrekking tot de aanvraag samengestelde dossier aan de Minister van Binnenlandse Zaken door.

Art.13. De beslissing waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken de aanvraag onontvankelijk bevindt, wordt onverwijld betekend aan de aanvrager, de burgemeester, de provinciegouverneur, de bevelhebber van het recruterings- en selectiecentrum en, in voorkomend geval, aan de gemeente van de militiewoonplaats van de aanvrager.

Art.14. Wordt de aanvraag als onontvankelijk afgewezen, dan loopt de schorsing bedoeld in artikel 6, eerste lid, en artikel 11 ten einde van zodra de beslissing definitief is geworden, onverminderd hetgeen in artikel 6, tweede lid, is bepaald.

Art.15. De beslissing waarbij de Minister van Binnenlandse Zaken het statuut van gewetensbezwaarde aan de aanvrager verleent, wordt binnen vijftien dagen betekend aan de aanvrager, de burgemeester, de provinciegouverneur, de bevelhebber van het recruterings- en selectiecentrum en, in voorkomend geval, de gemeente van de militiewoonplaats van de aanvrager.

Art.16. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.17. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1. Ontvangstmelding aanvraag. <Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/05/1989, p. 8112>

Art. N2. Bijlage 2. Kennisgeving aanvraag. <Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/05/1989, p. 8113>

Art. N3. Bijlage 3. Betekening onontvankelijkheid. <Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/05/1989, p. 8114>

Art. N4. Bijlage 4. Onontvankelijkheid van de aanvraag (art. 6, 2e lid). <Model niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 11/05/1989, p. 8115>