3 FEBRUARI 1988. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing, in de gewone oppervlaktewateren, van afvalwater, afkomstig van de sector van de petroleumraffinaderijen. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gemeenschaap bij VLAREM 1995-06-01/58, art. 7.2.0.1; Inwerkingtreding : 01-08-1995) (NOTA 2 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 2003-01-16/44, art. 9, Inwerkingtreding : 01-02-2003) (NOTA 3 : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-03-1988 en tekstbijwerking tot 11-03-2003.)
Art. 1-8
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De in dit besluit vastgestelde sectoriële voorwaarden gelden voor het lozen, in de gewone oppervlaktewateren, van afvalwater afkomstig van de in artikel 2 bedoelde petroleumraffinaderijen en secundaire produktie-eenheden. De installaties voor de behandeling van afvalolie vallen niet onder de toepassing van dit besluit.
Tot het in dit besluit bedoelde afvalwater behoort onder meer ook het ballastwater en het verontreinigd regenwater.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> Voor de toepassing van dit besluit wordt de sector onderverdeeld in de volgende subsectoren :
1° Subsector I : basisraffinaderijen waar één of meer van de hierna vermelde bewerkingen plaatsvinden :
- opslaan en mengen van produkten;
- atmosferische distillatie;
- vacuum distillatie;
- ontzouten;
- katalytisch ontzwavelen;
- reforming;
- zwavelproduktie.
2° Subsector II : complexe raffinaderijen waar één of meer van de onder 1° vermelde elementaire bewerkingen evenals één of meer van de hierna vermelde bewerkingen plaatsvinden :
a) Groep A :
- katalytisch kraken;
- hydrokraken;
- visbreaking;
- waterstofproduktie;
- go-fining;
- coking;
- alkylatie;
- sweetening;
- bitumen- en asfaltproduktie;
- behandelen met zuren;
- nafteenzuurproduktie;
- kwaliteitsverbetering van basisolie;
- produktie van methyltertiairbutylether en andere petrochemische processen;
- produktie van basissmeeroliën.
b) Groep B :
- isomerisatie;
- polymerisatie;
- solventproduktie;
- mengen van oliën, vetten en additieven.
3° Subsector III : secundaire produktie-eenheden (Lube and grease plants) die niet geïntegreerd zijn in een petroleumraffinaderij en waar één of meer van de hierna vermelde elementaire bewerkingen plaatsvinden :
- lossen en opslaan van basisoliën, vetten en additieven;
- mengen;
- verpakken;
- reinigen van leidingen en tanks :
- opslaan en laden van afgewerkte produkten.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> Aan de algemene voorwaarden voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, vastgesteld in het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, hierna " het algemeen reglement " genoemd, worden volgende aanvullende voorwaarden toegevoegd :
1° het gehalte aan totaal organische koolstof (TOC) en het chemisch zuurstofverbruik (COD) van het geloosde water mogen voor de subsector I, 200 milligram per liter, voor de subsector II, 250 milligram per liter, en voor de subsector III, 350 milligram per liter niet overschrijden.
2° voor de drie subsectoren I, II en III, mogen de volgende gehalten in het geloosde water niet overschreden worden :
- totaal chroom : 0,5 milligram per liter;
- zeswaardig chroom : 0,05 milligram per liter;
- totaal lood : 0,05 milligram per liter;
- sulfiden : 1 milligram per liter;
- totaal fosfor : 2 milligram per liter.
3° het gehalte aan Kjeldahl stikstof van het geloosde water mag 10 milligram per liter voor subsector I, 30 milligram per liter voor subsector II en 20 milligram per liter voor subsector III niet overschrijden;
4° het gehalte aan fenolen van het geloosde water mag 0,5 milligram per liter voor subsector I en 1 milligram per liter voor subsectoren II en III niet overschrijden.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> In afwijking van de voorwaarden vastgesteld in artikel 7, 3°, a) en b), en 5, c) van het algemeen reglement :
1° mag het biochemisch zuurstofverbruik in 5 dagen en bij 20 °C (BOD) van het geloosde water voor de subsectoren I en II, 35 milligram per liter en voor de subsector III, 70 milligram per liter niet overschrijden;
2° mag het gehalte aan apolaire koolwaterstoffen extraheerbaar met tetrachloorkoolstof in het geloosde water voor de subsector I en II, 20 milligram per liter en voor de subsector III, 30 milligram per liter niet overschrijden.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> Om na te gaan of voldaan is aan de voorwaarden bepaald in artikel 3, 2° van dit besluit, geschiedt de meting van het " totaal metaal " aan de hand van een niet gefiltreerd monster aangezuurd tot pH2.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> De lozingsvoorwaarden zijn vastgesteld op basis van de volgende specifieke referentievolumen :
1° voor subsector I :
0,5 kubieke meter effluent per ton ruwe olie verwerkt in de raffinaderij;
2° voor subsector II :
0,5 kubieke meter per ton ruwe olie verwerkt in de raffinaderij, verhoogd met 0,1 kubieke meter per ton voor elke bijkomende bewerking, vermeld voor groep A en met 0,03 kubieke meter per ton voor elke bijkomende bewerking vermeld voor groep B.
Het totaal specifiek referentievolume mag evenwel 1,2 kubieke meter per ton verwerkte ruwe olie niet overschrijden;
Voor de toepassing van 1° en 2° wordt het verontreinigd regenwater niet in aanmerking genomen.
3° voor subsector III wordt geen specifiek referentievolume vastgesteld.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 tot vaststelling van de sectoriële voorwaarden voor de lozing van afvalwater afkomstig van de sektor van de petroleumraffinaderijen in de gewone oppervlaktewateren, wordt opgeheven.
Art. 8. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.