8 JANUARI 1988. - Koninklijk besluit houdende sommige uitvoeringsmaatregelen inzake de solidariteitsbijdragen, de matigingsbijdragen, de consolideringsbijdragen en de bijzondere bijdragen ten laste van de zelfstandigen.
Art. 1-5
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " de wet " : de wet van 12 november 1987 houdende bepalingen inzake de solidariteits-, matigings- en bijzondere bijdragen ten laste van de zelfstandigen;
2° " het koninklijk besluit nr. 289 " : het koninklijk besluit nr. 289 van 31 maart 1984 houdende tijdelijke maatregelen inzake matiging van de inkomsten der zelfstandigen met het oog op de vermindering van de openbare lasten en het financieel evenwicht van het sociaal statuut van de zelfstandigen, zoals het door het koninklijk besluit nr. 444 van 14 augustus 1986 en door de voormelde wet werd gewijzigd;
3° " het koninklijk besluit nr. 464 " : het koninklijk besluit nr. 464 van 25 september 1986 tot consolidering van de maatregelen inzake matiging van de inkomsten der zelfstandigen, zoals het door de vorengenoemde wet werd gewijzigd;
4° " het Rijksinstituut " : het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen.
Art.2. Het Rijksinstituut kan de betaling van de in artikel 3 van de wet beoogde nalatigheidsinteresten en verhogingen verzaken :
1° wanneer de schuldenaar zich kan beroepen op een geval van overmacht;
2° wanneer de schuldenaar, wegens de speciale aard van de uitgeoefende bezigheid, zich te goeder trouw kon beschouwen als niet onderworpen aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
3° in andere behartigenswaardige gevallen.
Art.3. Wanneer een definitieve afrekening van de in artikel 1, 1° van de wet en de in het koninklijk besluit nr. 464 beoogde bijdragen een eindsaldo van minder dan 200 frank vertoont, kan het Rijksinstituut, ten belope van dit eindsaldo, de nalatigheidsinteresten verzaken of de moratoriuminteresten niet betalen, naar gelang van het geval.
Art.4. § 1. Het Rijksinstituut is ertoe gehouden bij de verzending van de definitieve afrekening waarbij het te betalen of terug te storten saldo wordt vastgesteld, melding te maken van de in artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 289 beoogde aftrekbaarheid van de tantièmes, alsmede van de in § 2 bedoelde modaliteiten.
§ 2. De zelfstandige die de bepalingen van artikel 1, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 289 wenst in te roepen, dient er bij het Rijksinstituut gewag van te maken binnen de dertig dagen volgend op de datum van verzending van de afrekening.
Tot staving van zijn aanvraag dient hij de documenten voor te leggen die toelaten het bedrag van de toegekende tantièmes te bepalen voor elk jaar waarvan de bedrijfsinkomsten voor de berekening van de bijdrage in aanmerking werden genomen, zelfs indien voor één dezer jaren geen tantièmes werden toegekend. Worden als bewijskrachtig beschouwd voor de toepassing van deze paragraaf, het origineel of een voor eensluidend verklaard afschrift :
- van het aanslagbiljet, van de berekeningsnota, en van elk gelijkwaardig document uitgaande van de Administratie der directe belastingen;
- van een arrest dat desaangaande door het Hof van beroep gewezen werd.
§ 3. De zelfstandige die de bepalingen van artikel 1, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 289 wil inroepen, mag zich niet tot de Administratie der directe belastingen wenden om daaromtrent documenten te bekomen.
Evenzo mag het Rijksinstituut niet systematisch voor een reeks gevallen de Administratie der directe belastingen ondervragen. Inlichtingen die nodig zijn voor de toepassing van de hiervoren beoogde bepalingen kunnen er slechts dan door het Rijksinstituut worden ingewonnen wanneer een betwisting rijst betreffende de door de betrokkene voorgelegde documenten.
Art. 5. Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Middenstand en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.