Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

31 MEI 1988. - Ministerieel besluit betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 1 april 1988 tot 31 maart 1989.



Inhoudstafel:


Art. 1-10, 10bis, 11-12
Bijlage.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1. het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 30 mei 1988 betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 1 april 1988 tot 31 maart 1989;
  2. de producent : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die alleen, of de groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen die gezamenlijk een melkveebedrijf uitbaat en uit dien hoofde melk of andere zuivelprodukten aan de konsument verkoopt of die produkten levert aan een koper;
  3. het melkveebedrijf : een zuivelproduktie-eenheid, of het geheel van de door de producent uitgebate zuivelproduktie-eenheden bestaande uit, voor zijn uitsluitend gebruik, de melkveestapel, de melkveestal, de voor de melkproduktie gebruikte gronden, de melkinstallatie, alsook de melkkoeltank of de melkkruiken;
  4. de koper : a) de onderneming erkend krachtens het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de voorafgaande erkenning der ondernemingen die zuivelprodukten vervoeren, bereiden, omvormen of conditioneren, alsmede de groothandelaar in rauwe melk en room bedoeld in artikel 8, § 8, van het koninklijk besluit van 27 februari 1963 betreffende de verdeling van zuivelprodukten, wanneer zijn bedrijfszetel gelegen is op Belgisch grondgebied;
  b) de koper zoals gedefinieerd in artikel 12, onder e) van Verordening (EEG) nr. 857/84 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelprodukten, wanneer zijn bedrijfszetel gelegen is op het geografisch grondgebied van een andere Lid-Staat.

Art.2. § 1. Wat de leveringen en de rechtstreekse verkopen betreft worden de bijzondere referentiehoeveelheden bedoeld bij artikel 6, 2e lid, van het koninklijk besluit volgens de beschikbare reserves verdeeld als volgt :
  1° aan de producenten die in het kader van richtlijn 72/159/EEG een plan voor de ontwikkeling van de melkproduktie hebben ingediend voor 1 oktober 1984 dat vóór 31 december 1982 niet is uitgevoerd;
  2° aan de producenten waarvan de aard en de continuïteit van de uitbating een verhoging van de referentiehoeveelheid noodzakelijk maken, inzonderheid :
  a) indien het gaat om een producent die werd onteigend om redenen van algemeen nut tussen 1 januari 1982 en 30 september 1984, hetzij voor geheel zijn bedrijf, hetzij voor de bedrijfszetel, hetzij voor 20 % van de ruwvoederoppervlakte of die zijn bedrijf heeft verplaatst na 1 januari 1982 in het kader van een ruilverkaveling uit kracht van de wet en voor zover hij tussen 1 januari 1982 en 30 september 1984 investeerde in de melkproduktie;
  b) indien het gaat om een producent die tijdens de periode van 1 oktober 1985 tot 31 maart 1988 de mogelijkheid heeft om rechtstreekse verkopen die onderworpen zijn aan een vergunning afgeleverd door de Nationale Zuiveldienst, te beginnen of te verhogen.
  § 2. De bijzondere referentiehoeveelheid die wordt toegekend in toepassing van § 1 wordt bepaald aan de hand van de ontwikkeling van de leveringen van belanghebbende, van de investeringen uitgevoerd voor de melkproduktie of van de bedrijfsbezetting in melkvee.
  § 3. Voor de rechtstreekse verkopen worden de termijnen en de leveringen bedoeld in § 1 aangepast overeenkomstig het referentiejaar en de verkopen.
  § 4. De toepassings- en berekeningswijze van de bijzondere referentiehoeveelheden, bedoeld bij §§ 1, 2 en 3 worden vastgesteld bij middel van ministeriële omzendbrieven waarvan kennis is gegeven aan de in § 1 bedoelde producenten die het vragen.
  Voor de producenten bedoeld in § 1, 1° en 2°, a) worden de aanvragen in het kader van artikel 7 van het ministerieel besluit van 13 september 1984 betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 2 april 1984 tot 31 maart 1985, zoals gewijzigd, in aanmerking genomen.
  Voor de producenten bedoeld in § 1, 2°, b) worden de aanvragen in het kader van artikel 2 van het ministerieel besluit van 22 april 1987 betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 1 april 1987 tot 31 maart 1988, zoals gewijzigd, in aanmerking genomen, voorzover deze producenten niet een gedeelte van hun referentiehoeveelheid tijdelijk hebben overgedragen overeenkomstig artikel 7 van het koninklijk besluit.
  § 5. De producent bedoeld in § 1 moet landbouwer in hoofdberoep zijn overeenkomstig artikel 1 van het koninklijk besluit van 3 maart 1986 betreffende de steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw.

Art.3. De tijdelijke overdrachten van referentiehoeveelheden bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit gebeuren onder volgende voorwaarden :
  1° Om een overeenkomst voor tijdelijke overdracht te kunnen afsluiten, moeten de producenten beschikken over een referentiehoeveelheid bij dezelfde koper en bij deze laatste reeds melk of andere zuivelprodukten leveren op 1 april 1988. Tot 31 maart 1989 mogen zij niet leveren aan andere kopers dan deze waar zij leverden op 1 april 1988.
  2° Elke producent mag één of meerdere overeenkomsten voor tijdelijke overdracht met één of meerdere verschillende producenten afsluiten.
  Evenwel is de totale referentiehoeveelheid die een producent op basis van de overeenkomsten van tijdelijke overdracht kan overnemen beperkt tot :
  a) 35 000 l indien de producent over een referentiehoeveelheid beschikt die kleiner of gelijk is aan 300 000 l;
  b) 30 000 l indien de producent over een referentiehoeveelheid beschikt die groter is dan 300 000 l.

Art.4. § 1. In geval van overdracht van het genot van gronden, dienstig bij de melkproduktie, wordt de overeenkomstige referentiehoeveelheid mee overgedragen behoudens het bepaalde in de artikelen 6 en 7.
  Evenwel kunnen de partijen overeenkomen dat de overdracht van de referentiehoeveelheden slechts op 1 april 1989 geheel of ten dele uitwerking zal hebben.
  Het samenvoegen door twee of meerdere producenten van hun melkveebedrijven wordt eveneens aanzien als overdracht van het genot van grond.
  § 2. a) De producent-overlater bepaalt welke gronden voor de melkproductie gebruikt worden voor zover de referentiehoeveelheid per hectare 15 000 liters niet overtreft en voor zover deze gronden niet gelegen zijn op het grondgebied van een oud gemeente die vóór de fusie der gemeente gerealiseerd bij de wet van 30 december 1975 op een wettelijke afstand van meer dan 30 km verwijderd ligt van de oud gemeente waar de bedrijfszetel van de producent-overlater gevestigd is.
  Evenwel, indien vóór de overdracht de gemiddelde referentiehoeveelheid per ha van zijn melkveebedrijf, bepaald overeenkomstig de bijlage bij dit besluit, groter is dan 15 000 liter, is de overgedragen referentiehoeveelheid per overgelaten ha gelijk aan die gemiddelde referentiehoeveelheid.
  b) Wanneer de producent zijn totale referentiehoeveelheid en het genot van al zijn uitgebate gronden met uitzondering van maximum 2 ha, die hij voor eigen gebruik behoudt, overlaat, wordt deze behouden oppervlakte niet meegeteld voor de berekening van de gemiddelde referentiehoeveelheid per ha van zijn bedrijf voor de overdracht.
  c) Indien gronden toebehorende aan de producent met hypotheek bezwaard worden en de hypothecaire schuldeiser bij aangetekende brief ter kennis heeft gebracht van zijn schuldenaar en van de Nationale Zuiveldienst dat hij zich verzet tegen iedere overdracht van referentiehoeveelheid per hectare groter dan de gemiddelde referentiehoeveelheid per hectare van gronden waarvan de producent het genot heeft, dan mag de referentiehoeveelheid per overgelaten hectare niet groter zijn dan die gemiddelde referentiehoeveelheid. Het verzet is alleen geldig indien het voorafgegaan wordt door de betekening van een exploot van beslag op onroerende grond of van een exploot van bevel bedoeld bij het artikel 1564 van het Gerechtelijk Wetboek.
  § 3. In geval van gedwongen uitwinning van het bedrijf, wordt de referentiehoeveelheid tussen de producenten verdeeld in verhouding tot de oppervlakte waarvan het genot door hen overgenomen of behouden wordt. Die producenten mogen evenwel een akkoord afsluiten dat een andere verdeling voorziet, op voorwaarde dat de referentiehoeveelheid per hectare 15 000 liters of de gemiddelde referentiehoeveelheid bepaald overeenkomstig de bijlage bij dit besluit niet overtreft.

Art.5. § 1. De referentiehoeveelheid van de overlater die in aanmerking genomen wordt is diegene die toegekend is voor het tijdvak tijdens dewelke de overdracht van kracht wordt.
  § 2. Ingeval een bijzondere referentiehoeveelheid nog diende toegekend te worden aan de overlater na de overdracht, wordt ze toegekend aan de overnemer voor zover hij de totale referentiehoeveelheid heeft overgenomen en het overgelaten melkveebedrijf het enige melkveebedrijf wordt van de overnemer.
  De bijzondere referentiehoeveelheden waarvan de toekenning ten gunste van de overnemer voorzien is vóór de overname, zullen toegekend worden voor zover zijn initieel melkbedrijf zijn enig melkveebedrijf blijft.
  § 3. De producent die een gedeelte of het geheel van zijn referentiehoeveelheid overlaat heeft geen recht meer op de toekenning van eventueel vóór de overdracht voorziene bijzondere referentiehoeveelheden.

Art.6. In geval van overdracht van het genot van gronden dienstig voor de melkproduktie omdat de verpachter van die gronden de pacht opgezegd heeft aan de producent of omdat de gronden onteigend worden voor openbaar nut en indien de producent de melkproduktie wenst voort te zetten, behoudt deze laatste zijn referentiehoeveelheid geheel of gedeeltelijk op voorwaarde dat de som van de aldus behouden referentiehoeveelheid en de hoeveelheid die overeenkomt met het melkveebedrijf dat hij overneemt of waarop hij zijn produktie voortzet niet groter is dan de referentiehoeveelheid waarover hij vóór het verstrijken van de pachtovereenkomst of onteigening beschikte.

Art.7. Het gedeelte van de over te dragen referentiehoeveelheden dat naar de reserve gaat omvat :
  a) 10 % van de schijven der overgedragen referentiehoeveelheden die, samengevoegd met de referentiehoeveelheid van de overnemer vóór overdracht, de netto referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht verhogen boven 200 000 liters zonder de 300 000 liters te overschrijden, 50 % van de schijven die deze netto referentiehoeveelheid verhogen boven de 300 000 liters zonder de 400 000 liters te overschrijden en 90 % van de schijf die deze hoeveelheid boven de 400 000 liters verhoogt. Onder netto referentiehoeveelheid na overdracht, wordt verstaan de referentiehoeveelheid na afname van het aan de reserve toegevoegde gedeelte.
  De afname voor de reserve zoals bedoeld bij vorig lid, is niet van toepassing voor de schijf die de referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht op een niveau brengt, gelijk aan of lager dan 300 000 liters, indien de overnemer zich voor het eerst na 1 januari 1979 gevestigd heeft als landbouwer in hoofdberoep.
  Voor de toepassing van de vorige twee leden worden eveneens in aanmerking genomen de bijzondere referentiehoeveelheden die nog aan de overnemer dienen te worden toegekend bij toepassing van artikel 5, § 2.
  b) 90 % van de referentiehoeveelheden verbonden aan de gronden waarvan het genot overgedragen wordt aan een producent-overnemer wiens bedrijfszetel gevestigd is op het grondgebied van een gemeente die vóór de fusie der gemeenten meer dan 30 km verwijderd lag van de gemeente waar de gronden gelegen zijn waarvan het genot door de producent-overlater wordt overgedragen.
  c) 90 % van de referentiehoeveelheid verbonden aan de gronden waarvan het genot overgedragen wordt aan een producent die geen landbouwer in hoofdberoep is overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 maart 1986 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw.
  Deze bepaling is evenwel niet van toepassing in geval van overdracht tussen echtgenoten of tussen verwanten in de eerste graad.
  d) De referentiehoeveelheden verbonden aan de gronden die onteigend worden voor openbaar nut, welke de producent niet geheel of gedeeltelijk behoudt overeenkomstig artikel 6.
  De afname voor de reserve zoals voorzien onder a) is niet van toepassing indien het overgenomen bedrijf of een gedeelte ervan het enige melkveebedrijf wordt van de producent-overnemer en de overdracht geen cumul van referentiehoeveelheden meebrengt.

Art.8. De aanvragen voor overdracht moeten ingediend worden bij de Nationale Zuiveldienst, Froissartstraat 95-99, 1040 Brussel, uiterlijk op 31 december 1988, datum van de post is bepalend.
  (De aanvragen ingediend tussen 1 januari 1989 en 31 maart 1989 die betrekking hebben op de in artikel 7, laatste lid, bedoelde overdrachten worden eveneens in aanmerking genomen.) <MB 1989-07-20/36, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 11-09-1989>
  De aanvraag moet omvatten :
  - de bewijzen van overdracht van het genot van de grond;
  - de overgedragen referentiehoeveelheid;
  - datum op dewelke de overdracht ingaat en welk gedeelte van de overgedragen referentiehoeveelheid reeds betrekking heeft op het lopend tijdvak.

Art.9. De koper houdt ter beschikking van de producenten die bij hem over een referentiehoeveelheid beschikken :
  - de lijst van de producenten die bereid zijn een gedeelte van hun referentiehoeveelheid voor leveringen over te dragen en van de producenten die een referentiehoeveelheid willen verwerven in het kader van de in artikel 3 bedoelde overeenkomsten voor tijdelijke overdracht;
  - de formulieren voor overeenkomsten voor tijdelijke overdracht.
  De overeenkomsten voor tijdelijke overdracht moeten uiterlijk op 31 juli 1988 door de koper geregistreerd zijn.
  Uiterlijk op 20 augustus 1988 - datum van de post is bepalend - zendt de koper de door hem geregistreerde overeenkomsten naar de Nationale Zuiveldienst.

Art.10. De Nationale Zuiveldienst is belast, wat de leveringen en de rechtstreekse verkopen betreft, met de berekening van de extra heffing overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 1371/84, zoals gewijzigd.
  Voor de toepassing van artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 1371/84, zoals gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 430/88, en voor zover aan de erbij vastgestelde voorwaarden voldaan worden, mag de producent verzoeken dat het vetgehalte dat als representatief wordt beschouwd, het gemiddelde gehalte is dat in het eerste tijdvak van toepassing van de extra heffing is geconstateerd, in plaats van het gemiddelde gehalte dat in het tweede tijdvak is geconstateerd.
  De Nationale Zuiveldienst is belast met de kontrole op de tijdelijke overdracht van referentiehoeveelheden bedoeld in artikel 3, evenals met de betaling van de communautaire vergoeding voorzien in artikel 4 van het koninklijk besluit. Deze vergoeding bedraagt 4,948 F per liter melk en wordt betaald in de periode van 1 januari 1989 tot 30 juni 1989.

Art. 10bis. <Ingevoegd bij MB 1988-11-07/45, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 25-11-1988> De producent die, gedurende het lopende tijdvak, aan een andere koper levert dan die waaraan hij op 31 maart 1988 leverde of die aan meerdere kopers levert, moet uiterlijk op 15 december 1988 mededelen per aangetekende brief aan de Nationale Zuiveldienst aan welke koper of kopers hij leveringen verricht die betrekking hebben op zijn referentiehoeveelheid. Indien hij gedurende het lopende tijdvak aan meerdere kopers levert, deelt hij eveneens mede op welke respectievelijke gedeelten van zijn referentiehoeveelheid deze leveringen betrekking hebben.
  De afhoudingen bedoeld in artikel 12, derde lid van het koninklijk besluit worden verricht op basis van de overeenkomstig het eerste lid meegedeelde hoeveelheden. Bij gebreke aan mededeling worden enkel de leveringen, verricht aan de koper waaraan de producent op 31 maart 1988 leverde, beschouwd als betrekking hebbende op zijn referentiehoeveelheid.

Art.11. (De erkenning of vergunning van de kopers die de verschuldigde extra heffing binnen de 90 dagen na afloop van het tijdvak van 1 april 1988 tot 31 maart 1989 of de voorschotten bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit binnen de voorgeschreven termijn niet overmaken aan de Nationale Zuiveldienst, zal worden ingetrokken in toepassing van artikel 3, eerste lid, 8° van het koninklijk besluit van 21 oktober 1968 betreffende de voorafgaande erkenning der ondernemingen die zuivelprodukten vervoeren, bereiden, omvormen of conditioneren, zoals gewijzigd of in toepassing van artikel 8, § 3 van het koninklijk besluit van 27 februari 1963 betreffende de verdeling van zuivelprodukten.) <MB 1988-11-07/45, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-11-1988>
  De koper waaraan de producent levert op het ogenblik dat de extra heffing moet worden afgehouden is gehouden tot overmaking hiervan.
  De kopers delen aan de Nationale Zuiveldienst de hoeveelheden mede geleverd door de producenten die tijdens het tijdvak van 1 april 1988 tot 31 maart 1989 hun levering stopzetten of beginnen.
  (Indien een producent alle leveringen aan een koper definitief stopzette op een ogenblik dat hij zijn referentiehoeveelheid had overschreden, wordt de extraheffing voor rekening van de koper gevorderd door de Nationale Zuiveldienst.) <MB 1988-11-07/45, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-11-1988>

Art.12. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1988.

Bijlage.
Art. N. Berekening van de gemiddelde referentiehoeveelheid per hectare van het melkveebedrijf.
  GRH = ...
  GRH = gemiddelde referentiehoeveelheid per hectare van het melkveebedrijf.
  RH = referentiehoeveelheid van de producent-overlater.
  VO = voederoppervlakte omvattende grasland en weiden (code NIS : 7) + voedergewassen (code NIS : 51 en 60).
  mk = aantal melkkoeien.
  zk = aantal zoogkoeien.
  p = aantal paarden.
  s = aantal schapen.
  De waarde der parameters VO, mk, zk, p en s wordt bekomen via berekening van het gemiddelde der voederoppervlakten en der veebezetting zoals aangegeven bij de 15-meitellingen van de laatste drie jaren of bij gebrek aan 15-meitelling door elk andere toegelaten bewijsmiddel.
  Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 31 mei 1988 betreffende de toepassing van de extra heffing bedoeld bij artikel 5quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 gedurende het tijdvak van 1 april 1988 tot 31 maart 1989.