14 MAART 1988. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit van 11 maart 1988 betreffende de vereisten inzake het rationeel energieverbruik waaraan de verwarmingstoestellen moeten voldoen, wat betreft de aanduiding van Belgische normen en de erkenning van proeflaboratoria.
Art. 1-9, N
Artikel 1. De Belgische normen beoogd in arikel 4, § 4, 1° van het koninklijk besluit van 11 maart 1988 worden opgesomd in de bijlage bij dit besluit.
Art.2. Mogen slechts worden erkend voor de toepassing van artikel 4, § 3 van dat besluit, de laboratoria die aan de door dit besluit vastgestelde voorwaarden voldoen.
Art.3. Wordt als laboratorium beschouwd, elk organisme dat beschikt over meet- en proefmaterieel en over geschoold personeel met het oog op het uitoefenen, als voornaamste bezigheid, van verrichtingen inzake het meten, het onderzoek, het testen en het nazien van de samenstelling, de eigenschappen of de prestaties van produkten, materialen, samenstellende materialen, gehelen of structuren.
Ieder laboratorium maakt deel uit van een van de volgende categorieën :
- de universitaire laboratoria of die welke verbonden zijn aan een erkend instituut voor hoger onderwijs;
- de laboratoria die deel uitmaken van de Staat, van een Gewest, van een Gemeenschap in de betekenis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op de institutionele hervormingen of van een organisme dat afhangt van de administratieve voogdij of de hiërarchische autoriteit van een van deze;
- de laboratoria die deel uitmaken van de centra die opgericht zijn in toepassing van de besluitwet van 30 januari 1947 tot vaststelling van het statuut aangaande de oprichting en de werking van de centra belast met de bevordering en de coördinatie van de technische vooruitgang van de verschillende takken van de economie door wetenschappelijk onderzoek;
- de privé-laboratoria.
Ieder filiaal van een laboratorium wordt als laboratorium beschouwd en moet in dit opzicht beantwoorden aan de voorwaarden voor de vergunningstoekenning.
Art.4. Ieder privé-laboratorium moet :
1° in België gevestigd zijn of op het grondgebied van een andere lid-Staat van de Europese Gemeenschappen;
2° indien het een vennootschap betreft, opgericht zijn in overeenstemming met de Belgische wetgeving of met die van een andere lid-Staat van de Gemeenschappen en haar hoofdadministrie of haar voornaamste vestiging binnen de Gemeenschappen hebben, of er haar maatschappelijke zetel hebben, op voorwaarde in dit geval dat haar activiteit een wezenlijke en continue band vormt met de economie van een lid-Staat;
3° ingeschreven zijn in het handelsregister of het beroepenregister onder de voorwaarden die bepaald zijn door de wetgeving van de lid-Staat waar het is gevestigd;
4° zich niet in toestand van faillissement bevinden, noch het voorwerp uitmaken van een faillissementsprocedure of iedere andere gelijkaardige procedure;
5° geen directe instelling vormen van producenten, aannemers of andere leveranciers van diensten. De Administratie kan evenwel de toestemming geven om zich tot dergelijke laboratoria te wenden, indien het noodzakelijk is een beroep te doen op hun bekwaamheid in een welbepaald domein.
Art.5. Het in artikel 4, § 4 van het koninklijk besluit van 11 maart 1988 bedoelde comité is belast met het geven van een advies over de vergunningsaanvragen die door de laboratoria aan de Minister worden gericht.
Op basis van de voorstellen van het comité maakt de Administratie, door middel van een omzendbrief, een lijst op van de erkende laboratoria, die aan de Minister wordt voorgelegd voor beslissing over de vergunningsaanvragen.
Art.6. § 1. Ieder laboratorium moet beschikken over personeel dat door het comité als zijnde noodzakelijk wordt geoordeeld voor het adekwaat vervullen van technische en administratieve taken eigen aan de uitvoering van proeven en controles.
De personeelsleden moeten technisch bekwaam zijn voor het verzekeren van de functies die hen zijn toevertrouwd.
Het personeel dat belast is met de proeven en controles moet beschikken over :
- de geschikte technische en professionele opleiding;
- de kennis van de voorschriften betreffende de proeven, onderzoekingen en controles die erdoor worden uitgevoerd evenals een voldoende ervaring met deze verrichtingen;
- de vereiste bekwaamheid voor het opstellen van verslagen en rapporten die de materialisering van de uitgevoerde werkzaamheden vormen.
Informatie betreffende de vakbekwaamheid of andere specifieke capaciteiten van ieder personeelslid is in het bezit van het laboratorium en kan ieder ogenblik op verzoek van de Commissie worden geraadpleegd.
§ 2. De laboratoriumproeven worden uitgevoerd onder leiding van een deskundige die voor deze taak voltijds is aangesteld en die de vereiste bevoegdheidsgaranties biedt.
Deze deskundige is verantwoordelijk zowel voor de goede uitvoering van de proeven en controles als voor het opstellen van verslagen of rapporten. Bij zijn afwezigheid moet een met naam aangeduide verantwoordelijke met een voldoende technische bevoegdheid, dezelfde verantwoordelijkheden waarnemen.
§ 3. Het laboratoriumpersoneel is gebonden door het beroepsgeheim.
Het moet vrij zijn van alle druk en diverse aansporingen waardoor zijn oordeel of de resultaten van zijn werkzaamheden kunnen worden beïnvloed.
§ 4. De bezoldiging van ieder personeelslid mag niet in verband staan met het aantal proeven of controles die hij uitvoert, noch met het resultaat van die verrichtingen.
Art.7. § 1. Het proeflaboratorium moet uitgerust zijn met al het hoofd- en bijkomend materieel dat nodig is voor een correcte uitvoering van de proeven en de metingen.
§ 2. Al het materieel moet zorgvuldig onderhouden worden ten einde het te beschermen tegen corrosie en andere oorzaken van verval; instructies betreffende een aangepaste onderhoudsprocedure moeten beschikbaar zijn.
§ 3. Alle meetmaterieel dat in het proeflaboratorium wordt gebruikt, moet worden geijkt.
Het ijken kan door het laboratoriumpersoneel worden uitgevoerd overeenkomstig referentie-ijkmaten die zij in hun bezit hebben.
Het comité kan echter eisen dat de ijking door een onafhankelijk en erkend organisme wordt uitgevoerd.
De referentie-ijkmaten worden regelmatig gecontroleerd door de Dienst voor Belgische Metrologie voor de aansluiting bij de nationale en internationale ijkmaten.
§ 4. Het materieel is geïnstalleerd in aangepaste lokalen, waarvan de toegang van iedere persoon vreemd aan het laboratorium moet worden gecontroleerd en onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de verantwoordelijke.
§ 5. De lokalen en het materieel moeten voldoen aan de voorschriften van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming en mogen niet worden gebruikt voor doeleinden die onverenigbaar zijn met hun functie.
Factoren die een bijzondere aandacht toebedeeld krijgen zijn onder meer de verlichting, de verwarming en de ventilatie, proefbanken met een dergelijke en stevige bouw, opslagruimte, de afwezigheid van stof, rook, geluid, trillingen, elektromagnetische stralingen.
De toestand van de lokalen moet beantwoorden aan de waargenomen functie.
§ 6. Het is onontbeerlijk dat rond ieder proefmaterieel voldoende ruimte wordt voorzien ten einde het risico van schade of gevaar te beperken en gemakkelijk en nauwkeurig te werk te kunnen gaan.
Art.8. § 1. De door het proeflaboratorium uitgevoerde werkzaamheden moeten het voorwerp uitmaken van een verslag dat nauwkeurig, duidelijk en ondubbelzinnig de proefresultaten weergeeft, evenals alle nuttige gegevens.
§ 2. Een gedetailleerd verslag van de analysen, bewerkingen en berekeningen is opgenomen in een apart document, getiteld werkdossier van de proef. Dit document kan worden voorgesteld onder vorm van losse genummerde bladzijden, gedateerd en geparafeerd door de verantwoordelijke van het laboratorium.
Art.9. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de vierde maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. N. Bijlage :
De Belgische normen bedoeld in artikel 1 zijn de volgende :
1. Norm NBN D 06-001 met addendum 1 (1985).
Ketels voor centrale verwarming. Algemene eisen van toepassing op alle ketels.
2. Norm NBN D 06-002 met addendum 1 (1985).
Centrale verwarming, luchtverversing en klimaatregeling - gespecialiseerde ketels met gasvormige brandstoffen voorzien van atmosferische branders.
3. Norm NBN D 06-003 met addedum 1 (1985).
Ketels voor centrale verwarming voor gasvormige brandstoffen, uitgerust met een ventilatorbrander.
4. Norm NBN D 06-004 met addendum 1 (1985).
Ketels voor centrale verwarming voor vloeibare brandstoffen.