Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 MAART 1988. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor benoeming, schorsing en afzetting van de provinciegriffier. (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap. <DVR2005-12-09/35, art. 262, 003; Inwerkingtreding : 01-12-2006>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-06-1995 en tekstbijwerking tot 29-12-2005)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Benoemingsvoorwaarden.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor schorsing of afzetting.
Art. 2-9
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 10-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995000501  1995000822 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Benoemingsvoorwaarden.
Artikel 1. Om tot provinciegriffier te kunnen benoemd worden moeten de kandidaten aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° Belg zijn;
  2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
  3° van onberispelijk gedrag zijn;
  4° voldoen aan de dienstplichtwetten of aan de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden;
  5° (...) <KB 1995-04-25/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995> <NOTA : Deze opheffingsbepaling is opnieuw opgenomen in het KB 1995-04-25/38, art. 1. Zie B.St. 26.10.1995, p. 30077>
  6° houder zijn van één van de volgende diploma's :
  - doctor of licentiaat in de rechten;
  - licentiaat in de administratieve wetenschappen;
  - licentiaat in het notariaat;
  - licentiaat in de politieke wetenschappen;
  - licentiaat in de economische wetenschappen;
  - licentiaat in de handelswetenschappen.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor schorsing of afzetting.
Art.2. De provinciegriffier die in zijn beroepsplichten tekortkomt of die de waardigheid van zijn ambt in het gedrang brengt kan door de provincieraad geschorst of afgezet worden.
  Voor tekortkomingen begaan in zijn leiding van de werkzaamheden van het rijkspersoneel van het provinciaal gouvernement, kan hij niet worden geschorst of afgezet dan op voorstel van de provinciegouverneur.

Art.3. Vooraleer de provincieraad een tuchtmaatregel kan opleggen wordt de betrokkene door de bestendige deputatie in zijn middelen van verdediging gehoord.
  Daartoe wordt hij, ten minste tien dagen vóór zijn verschijning, door de bestendige deputatie of door de provinciegouverneur opgeroepen bij een ter post aangetekende brief.
  De oproepingsbrief vermeldt plaats, datum en uur van het verhoor, en vermeldt de ten laste gelegde feiten.

Art.4. Na ontvangst van de oproepingsbrief beschikt de betrokkene of zijn raadsman over een termijn van tien dagen om het tuchtdossier in te zien en om zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk mede te delen aan de bestendige deputatie.

Art.5. Tijdens het verhoor mag de betrokkene zich door een raadsman doen bijstaan.
  Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt; er wordt voorlezing van gedaan en de betrokkene wordt verzocht het te ondertekenen.

Art.6. § 1. De bestendige deputatie legt zonder verwijl het tuchtdossier en het proces-verbaal van verhoor, samen met haar gemotiveerd advies, voor aan de provincieraad.
  Het gemotiveerd advies wordt terzelfdertijd medegedeeld aan de betrokkene.
  De voorzitter brengt de aangelegenheid op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de provincieraad; deze doet uitspraak over de op te leggen tuchtmaatregel.
  § 2. De betrokkene kan verzoeken door de provincieraad gehoord te worden.
  De bepalingen van artikel 5 zijn op dit verhoor van toepassing.

Art.7. De betrokkene en zijn raadsman mogen de beraadslagingen van de bestendige deputatie en van de provincieraad niet bijwonen.

Art.8. § 1. De beslissing waarbij de schorsing of de afzetting wordt opgelegd wordt met redenen omkleed.
  De beslissing wordt zonder verwijl aan de provinciegriffier betekend door de bestendige deputatie.
  § 2. Schorsing bij wijze van tuchtmaatregel heeft, zolang zij duurt, verlies van wedde ten gevolge.

Art.9. § 1. Wanneer de provinciegriffier vervolgd wordt op strafrechtelijk gebied of wanneer een tuchtprocedure tegen hem aan de gang is, kan de bestendige deputatie de betrokkene bij ordemaatregel in zijn ambt schorsen, wanneer het belang van de dienst het vereist.
  De schorsing bij ordemaatregel wordt uitgesproken voor de tijd van één maand en kan, zo lang de strafrechtelijke of de tuchtprocedure duurt, van maand tot maand worden verlengd.
  § 2. De bestendige deputatie kan beslissen dat aan de schorsing bij ordemaatregel, gedurende de gehele of gedeeltelijke duur ervan, voorlopige inhouding van de wedde zal vastzitten.
  Die inhouding mag niet groter zijn dan de helft van de wedde.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1987.

Art. 11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 9 maart 1988.
  BOUDEWIJN
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt,
  J. MICHEL