16 SEPTEMBER 1987. - Besluit van de Vlaamse Executieve betreffende het aandeel eigen culturele produkties in de programmering van de niet-openbare televisieverenigingen.
Art. 1-11
Artikel 1. Onder eigen culturele produkties wordt verstaan produkties die voldoen aan minstens twee van de volgende criteria :
- een audio-visuele produktie die ontstaan is door financiële participatie van tenminste 50 % van producenten gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;
- een audio-visuele produktie waarbij voor tenminste 50 % de lonen, honoraria en auteursrechten, verdeeld over de creatieve en facilitaire sectoren, aan natuurlijke personen, die hun verblijfplaats hebben in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, betaald worden;
- een audio-visuele produktie waarvan tenminste 50 % van de vervaardiging en afwerking aan natuurlijke of rechtspersonen, gevestigd in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, is toevertrouwd.
Art.2. De programmering waarop het aandeel eigen culturele produkties berekend wordt zijn alle programma's door de niet-openbare televisievereniging verzorgd en doorgegeven op het kabelnet met uitzondering van de reklameboodschappen die eventueel, krachtens een machtiging voorzien in artikel 12 van de wet van 6 februari 1987 worden doorgegeven, en teletekst.
Art.3. Het aandeel eigen culturele produkties bedraagt vanaf de eerste uitzending van de niet-openbare televisievereniging tot het einde van het tweede kalenderjaar na het jaar van eerste uitzending :
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, a, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 20 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, b, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 50 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 2°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 50 % per jaar. De Vlaamse (regering) kan, de Mediaraad gehoord, van dit percentage afwijken; <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 3°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 5 % per jaar.
Art.4. Ten laatste op het einde van het derde kalenderjaar volgend op het jaar van de eerste uitzending moet het aandeel eigen culturele produkties het volgend percentage hebben bereikt :
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, a, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 30 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, b, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 60 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 2°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 60 % per jaar. De Vlaamse (regering) kan, de Mediaraad gehoord, van dit percentage afwijken; <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 3°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 5 % per jaar.
Art.5. Ten laatste op het einde van het vierde kalenderjaar volgend op het jaar van de eerste uitzending moet het aandeel eigen culturele produkties het volgend percentage hebben bereikt :
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, a, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 40 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, b, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 70 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 2°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 70 % per jaar. De Vlaamse (regering) kan, de Mediaraad gehoord, van dit percentage afwijken; <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 3°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 7,5 % per jaar.
Art.6. Ten laatste op het einde van het vijfde kalenderjaar volgend op het jaar van de eerste uitzending kan de Vlaamse (regering), de Mediaraad gehoord, bepalen binnen welke termijn het aandeel eigen culturele produkties het volgend percentage moet bereiken : <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, a, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 50 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 1°, b, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 75 % per jaar;
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 2°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 75 % per jaar. De Vlaamse (regering) kan, de Mediaraad gehoord, van dit percentage afwijken; <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
- voor een niet-openbare televisievereniging als voorzien in artikel 7, 3°, van het decreet van 28 januari 1987 : tenminste 10 % per jaar.
Art.7. Het aandeel eigen culturele produkties zoals bepaald in de artikelen 3, 4, 5 en 6 moet per kwartaal toegepast worden.
Art.8. Van de percentages voorzien in de artikelen 3, 4 en 5 dient minstens 50 % te worden besteed aan eerste uitzendingen.
Art.9. Van de percentages voorzien in artikel 6 dienst minstens 75 % te worden besteed aan eerste uitzendingen.
Art.10. Vanaf het tweede kalenderjaar na haar eerste uitzending legt de niet-openbare televisievereniging elk jaar voor 31 maart, een verslag voor aan de Vlaamse (regering) waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden van artikel 10 van het decreet en van onderhavig besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
De Vlaamse (regering) kan bijkomende inlichtingen vragen. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art. 11. De (Vlaamse Minister) van Cultuur is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>